VOORKENNIS HOOFDSTUK 2
———————————————————————————————————————————
Invalshoek van de zon De hoek waaronder de zonnestralen het aardoppervlak
raken.
Breedteligging De geografische ligging van een plaats ten opzichte van de
evenaar uitgedrukt in graden.
Evenaar De breedtecirkel van 0º die de aarde verdeelt in een
noordelijk en zuidelijk halfrond.
Regenschaduw De kant van het gebergte waar het weinig regent.
Stuwingsregen Regen die ontstaat als het heel warm is en er veel water
verdampt en opstijgt.
Klimaat Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig
jaar.
Klimaatverandering De geleidelijke verandering van het klimaat
Broeikaseffect Een groot deel an de warmte die de aarde uitstraalt wordt
door gassen in de atmosfeer zoals CO2.
————————————————————————————————————————
,2.1: De stralingsbalans van de aarde
————————————————————————————————————————
Kortgolvige straling - Straling die bestaat uit elkaar kort opvolgende trillingen, in de context van
het hoofdstuk afkomstig van de zon.
Langgolvige straling - Straling die bestaat uit relatief trage trillingen, in de context van het
hoofdstuk afkomstig van het door kortgolvige straling opgewarmde aardoppervlak.
Stralingsbalans - Het dynamisch evenwicht in inkomende en uitgaande straling op aarde.
Versterkt broeikaseffect - Het deel van het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door menselijk
handelen. Het gaat hierbij met name om de uitstoot van koolstofdioxide.
————————————————————————————————————————
Inkomende zonnestraling = kortgolvig
Uitkomende straling = langgolvig
Inkomende kortgolvige straling van de zon wordt deels door het aardoppervlak geabsorbeerd en
als langgolvige straling weer uitgestraald.
Instraling=dat gedeelte van het zonlicht dat de aarde bereikt
Uitstraling=stralingsafgifte door aarde
Verschil in en uitstraling: vrijwel gelijk = dynamisch evenwicht.
Zonlicht (kortgolvig) wordt door aardoppervlak weerkaatst (licht=kortgolvig) en omgezet in warmte
(langgolvig) De atmosfeer warmt dus van onderaf op:hoe hoger hoe kouder.
, 2.2: Wereldwijde luchtstromen
————————————————————————————————————————
Lagedrukgebied - Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht opstijgt.
Hogedrukgebied - Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht daalt.
Atmosferische circulatie - Algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij
behorende lage- en hogedrukgebieden.
Wet van Buys Ballot (Corioliseffect) - Het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking
krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op
het zuidelijk halfrond naar links.
Passaten - Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30º NB en ZB) richting de evenaar
waait. Op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het
zuidoosten.
Intertropisch convergentiezone (ITCZ) - Lagedrukgebied rond de evenaar
Moesson - Wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die
vervolgens kruist en van richting verandert. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het
zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten.
———————————————————————————————————————————
Atmosferische circulatie
Warme lucht stijgt op en kan goed water vasthouden.
Koude lucht daalt en kan niet goed water vasthouden.
Lagedrukgebied (depressie / minimum) = plek waar warme lucht opstijgt
Hogedrukgebied (maximum) = plek waar koude (afgekoelde) lucht daalt
Er zijn altijd luchtstromen —> gaan van een hoog drukgebied naar een laag drukgebied.
———————————————————————————————————————————
ITCZ
= intertropische convergentiezone / zone van equatoriale lage luchtdruk.
Op de evenaar staat de zon er altijd loodrecht op
—> warme temperatuur
—> warme lucht stijgt op
—> permanent lagedrukgebied.
Maar dit gebied kan veranderen door dat de
aarde elk half jaar een beetje kantelt. Hierdoor
komt het lagedrukgebied op een hogere of
lagere breedtegraad te liggen.
———————————————————————————————————————————
Invalshoek van de zon De hoek waaronder de zonnestralen het aardoppervlak
raken.
Breedteligging De geografische ligging van een plaats ten opzichte van de
evenaar uitgedrukt in graden.
Evenaar De breedtecirkel van 0º die de aarde verdeelt in een
noordelijk en zuidelijk halfrond.
Regenschaduw De kant van het gebergte waar het weinig regent.
Stuwingsregen Regen die ontstaat als het heel warm is en er veel water
verdampt en opstijgt.
Klimaat Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig
jaar.
Klimaatverandering De geleidelijke verandering van het klimaat
Broeikaseffect Een groot deel an de warmte die de aarde uitstraalt wordt
door gassen in de atmosfeer zoals CO2.
————————————————————————————————————————
,2.1: De stralingsbalans van de aarde
————————————————————————————————————————
Kortgolvige straling - Straling die bestaat uit elkaar kort opvolgende trillingen, in de context van
het hoofdstuk afkomstig van de zon.
Langgolvige straling - Straling die bestaat uit relatief trage trillingen, in de context van het
hoofdstuk afkomstig van het door kortgolvige straling opgewarmde aardoppervlak.
Stralingsbalans - Het dynamisch evenwicht in inkomende en uitgaande straling op aarde.
Versterkt broeikaseffect - Het deel van het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door menselijk
handelen. Het gaat hierbij met name om de uitstoot van koolstofdioxide.
————————————————————————————————————————
Inkomende zonnestraling = kortgolvig
Uitkomende straling = langgolvig
Inkomende kortgolvige straling van de zon wordt deels door het aardoppervlak geabsorbeerd en
als langgolvige straling weer uitgestraald.
Instraling=dat gedeelte van het zonlicht dat de aarde bereikt
Uitstraling=stralingsafgifte door aarde
Verschil in en uitstraling: vrijwel gelijk = dynamisch evenwicht.
Zonlicht (kortgolvig) wordt door aardoppervlak weerkaatst (licht=kortgolvig) en omgezet in warmte
(langgolvig) De atmosfeer warmt dus van onderaf op:hoe hoger hoe kouder.
, 2.2: Wereldwijde luchtstromen
————————————————————————————————————————
Lagedrukgebied - Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht opstijgt.
Hogedrukgebied - Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht daalt.
Atmosferische circulatie - Algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij
behorende lage- en hogedrukgebieden.
Wet van Buys Ballot (Corioliseffect) - Het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking
krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op
het zuidelijk halfrond naar links.
Passaten - Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30º NB en ZB) richting de evenaar
waait. Op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het
zuidoosten.
Intertropisch convergentiezone (ITCZ) - Lagedrukgebied rond de evenaar
Moesson - Wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die
vervolgens kruist en van richting verandert. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het
zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten.
———————————————————————————————————————————
Atmosferische circulatie
Warme lucht stijgt op en kan goed water vasthouden.
Koude lucht daalt en kan niet goed water vasthouden.
Lagedrukgebied (depressie / minimum) = plek waar warme lucht opstijgt
Hogedrukgebied (maximum) = plek waar koude (afgekoelde) lucht daalt
Er zijn altijd luchtstromen —> gaan van een hoog drukgebied naar een laag drukgebied.
———————————————————————————————————————————
ITCZ
= intertropische convergentiezone / zone van equatoriale lage luchtdruk.
Op de evenaar staat de zon er altijd loodrecht op
—> warme temperatuur
—> warme lucht stijgt op
—> permanent lagedrukgebied.
Maar dit gebied kan veranderen door dat de
aarde elk half jaar een beetje kantelt. Hierdoor
komt het lagedrukgebied op een hogere of
lagere breedtegraad te liggen.