Gebitsmorfologie
3 BENOEMING VAN AANDUIDINGEN VAN DE ELEMENTEN EN HUN VLAKKEN
Elementen:
1. Lettersymbool
2. Two digit system
3. Letter-cijfer combinatie
Incisiven: I
Cuspidaten: C
Premolaren: P
Molaren: M
1/2/(3) = hoeveelste element vanaf de mediaanlijn
Superior= bovenkaak
Inferior= onderkaak
Sinister= links
Dexter= rechts
,Blijvend gebit:
Melkgebit:
4. Haderup system
Het onderscheid met het melkgebit is met het cijfer 0. Bovendien worden een plus teken (+) en een
min teken (-) gebuikt. De + duid op bovenkaak en de – duid op onderkaak. De plaats van de +/- geeft
aan of het element aan de linker of de rechter kan zit.
Blijvend gebit:
Melkgebit:
4.1 variant melkgebit.
In plaats van de cijfercombinatie 0 met het elementcijfer worden ook wel de Romeinse cijfers
(zonder 0) gehanteerd.
Melkgebit:
4.2 Variant melkgebit
Als het + en – teken uit het haderup system wordt versimpeld tot een “hoekteken”
Melkgebit:
1e = duidt de melkhoektand rechts onder aan
2e = is de alternatieve benoeming voor de twee melkmolaar rechts boven
3e = betekent de eerste snijtand links boven
, 5. Amerikaans systeem
Blijvend gebit:
Melkgebit:
Vlakken
Approximaal:
- Mesiaal naar de mediaanlijn toe
- distaal van de mediaanlijn af
vestibulair:
- labiaal het front tegen de lippen
- buccaal de (pre)molaren bij de wang
oraal:
- linguaal de tong (onderkaak/ Kan ook bovenkaak)
- palatinaal gehemelte (bovenkaak)
incisaal: dunne snijvlak
occlusaal: grote kauwvlak
Interdentaal: ruimte tussen de elementen.
Contactpunt: raakpunt
Raaklijnen en raakpunten:
twee aan elkaar grenzende vlakken hebben een raaklijn gemeenschappelijk.
2 opmerkingen:
- de uitgangen –aal en –air worden in het eerste woord vervangen door de uitgang –o
- de naam van het approximale vlak wordt gewoonlijk als eerst benoemd.
( vb. mesiolpalatinaal, buccoocclusaal, distovestibulair )
3 raakpunten:
Vb. mesiolabio-incisale punt, disto-occlusolinguale punt.
3 BENOEMING VAN AANDUIDINGEN VAN DE ELEMENTEN EN HUN VLAKKEN
Elementen:
1. Lettersymbool
2. Two digit system
3. Letter-cijfer combinatie
Incisiven: I
Cuspidaten: C
Premolaren: P
Molaren: M
1/2/(3) = hoeveelste element vanaf de mediaanlijn
Superior= bovenkaak
Inferior= onderkaak
Sinister= links
Dexter= rechts
,Blijvend gebit:
Melkgebit:
4. Haderup system
Het onderscheid met het melkgebit is met het cijfer 0. Bovendien worden een plus teken (+) en een
min teken (-) gebuikt. De + duid op bovenkaak en de – duid op onderkaak. De plaats van de +/- geeft
aan of het element aan de linker of de rechter kan zit.
Blijvend gebit:
Melkgebit:
4.1 variant melkgebit.
In plaats van de cijfercombinatie 0 met het elementcijfer worden ook wel de Romeinse cijfers
(zonder 0) gehanteerd.
Melkgebit:
4.2 Variant melkgebit
Als het + en – teken uit het haderup system wordt versimpeld tot een “hoekteken”
Melkgebit:
1e = duidt de melkhoektand rechts onder aan
2e = is de alternatieve benoeming voor de twee melkmolaar rechts boven
3e = betekent de eerste snijtand links boven
, 5. Amerikaans systeem
Blijvend gebit:
Melkgebit:
Vlakken
Approximaal:
- Mesiaal naar de mediaanlijn toe
- distaal van de mediaanlijn af
vestibulair:
- labiaal het front tegen de lippen
- buccaal de (pre)molaren bij de wang
oraal:
- linguaal de tong (onderkaak/ Kan ook bovenkaak)
- palatinaal gehemelte (bovenkaak)
incisaal: dunne snijvlak
occlusaal: grote kauwvlak
Interdentaal: ruimte tussen de elementen.
Contactpunt: raakpunt
Raaklijnen en raakpunten:
twee aan elkaar grenzende vlakken hebben een raaklijn gemeenschappelijk.
2 opmerkingen:
- de uitgangen –aal en –air worden in het eerste woord vervangen door de uitgang –o
- de naam van het approximale vlak wordt gewoonlijk als eerst benoemd.
( vb. mesiolpalatinaal, buccoocclusaal, distovestibulair )
3 raakpunten:
Vb. mesiolabio-incisale punt, disto-occlusolinguale punt.