1.1 De kandidaat beschrijft de begrippen ruime en krappe arbeidsmarkt.
Aanbod van arbeid stijgt, vraag naar arbeid daalt
De Nederlandse arbeidsmarkt staat er op dit moment niet florissant voor.
Aan de aanbodzijde hebben we te maken met een oplopende
werkloosheid. Maar aan de vraagzijde is het aantal openstaande vacatures
sinds 2003 niet meer zo laag is geweest.
is volgens het artikel sprake van een ruime of krappe arbeidsmarkt voor
de meeste beroepsgroepen?
= Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt: veel werkzoekenden, weinig vacatures.
Krappe arbeidsmarkt: veel vacatures, weinig werkzoekenden.
1.2 De kandidaat beschrijft de begrippen hoogconjunctuur en
laagconjunctuur.
Is volgens dit artikel (bij vraag 1) sprake van een hoogconjunctuur of
laagconjunctuur in de Nederlandse economie?
= Laag conjuctuur
Hoogconjuctuur: het gaat goed met de economie, weinig werkloosheid.
Laagconjunctuur: de economie gaat bergafwaarts, veel werkloosheid,
met recessie (terugval) als dieptepunt.
1.3 De kandidaat beschrijft de begrippen kwantitatieve en kwalitatieve
discrepantie op de arbeidsmarkt.
Is volgens het artikel sprake van een kwantitatieve of kwalitatieve
discrepantie op de Nederlandse arbeidsmarkt voor informatici en
economen?
= Kwalitatieve discrepantie
Kwantitatieve discrepantie: de vraag naar werkzoekenden komt niet
overeen met het aantal werkzoekenden (aanbod). Kwantitatieve
ontwikkelingen zijn vergrijzing en vergroening.
Kwalitatieve discrepantie: de aard van de werkzaamheden en de eisen
die hieraan gesteld worden komt niet overeen met wat de werkzoekenden
te bieden hebben. Kwalitatieve ontwikkelingen zijn technologie, sociaal,
natuur en milieu.
, 1.4 De kandidaat beschrijft de verschillende soorten werkloosheid (frictie-,
seizoens-, kwalitatieve structuur-, kwantitatieve structuur-,
conjunctuurwerkloosheid).
Op dit moment zie je dat er heel veel lege winkelpanden zijn in de
winkelstraten. Veel grote winkelketens hebben erg veel concurrentie van
de internetshops en moeten hun deuren sluiten. Veel werknemers in de
detailhandel zijn hierdoor werkloos geworden.
Hoe noem je deze vorm van werkloosheid?
= Conjuncturele werkloosheid
Frictiewerkloosheid: de tijd die werkzoekenden nodig hebben na het
verlies van hun vorige baan (je hebt meestal niet dezelfde dag al een
nieuwe baan gevonden).
Seizoenswerkloosheid: werkloosheid als gevolg van seizoensarbeid
(ijsverkoper, tomatenplukker).
Kwalitatieve structurele werkloosheid: werkloosheid van langere
duur, bijvoorbeeld omdat er beroepen veranderen/verdwijnen door nieuwe
opleidingseisen.
Kwantitatieve structurele werkloosheid: werkloosheid van langere
duur, bijvoorbeeld omdat er beroepen verschuiven naar het buitenland.
Conjuncturele werkloosheid: ontstaat wanneer het slechter gaat met
de economie (laagconjunctuur). Bijvoorbeeld door minder vraag naar
bepaalde producten dan verliest fabriekspersoneel hun baan.
2.1 De kandidaat noemt de verplichtingen van de werkgever en de
werknemer m.b.t. het ziekteverzuim (stappen en termijnen Wet
verbetering poortwachter).
In welke volgorde moet de werkgeven deze stappen ondernemen bij
langdurige ziekte van een werknemer?
1. plan van aanpak
2. re-integratieverslag
3. probleemanalyse
= 3, 2, 1