HET INVOEREN VAN GEGEVENS
- Datavenster = hier staan al je gegevens
● data view = tabblad met scores op de variabelen uit je dataset
● variable view = tabblad met de kenmerken van alle variabelen in je dataset
- output venster = alle resultaten van wat je met je data doet. (opent pas als je SPSS opdracht geeft om
iets te doen)
het coderen van ruwe nieuwe gegevens
- we wijzen aan de categorieën van de variabelen een numerieke code toe.
● Bijvoorbeeld studierichting sociologie = 1, studierichting psychologie = 2 etc.
het definiëren van nieuwe variabelen in de ‘Variable View’
1. naam variabelen invoeren (korte naam, vaak een afkorting van de omschrijving. (studierichting kan
bijvoorbeeld str zijn)
2. type variabele invoeren (numeriek = alleen getallen & alfanumeriek = zowel letters als getallen) → we
gebruiken in spss eigenlijk altijd numeric.
3. aangeven hoeveel posities de scores op je variabele innemen (Width) → standaard op 8, hoeft alleen
aangepast als variabele meer posities inneemt. (een telefoonnummer zal een Width van 10 hebben (als
je 06 meerekent))
4. aangeven hoeveel decimalen ze hebben (Decimal Places)
- Als we een numeric hebben met een Width van 1 en zonder decimalen, noteren we dit als
N1.0.
- Bij Width van 2 en 3 decimalen wordt dat dan dus N2.3.
5. variable label invoeren = uitgebreidere naam
6. value label = voor iedere categorische variabele aangeven wat de categorie betekent. → 1 = man, 2 =
vrouw, 9 = missing etc.
● variable view tabblad → klik onder de ‘values’ rubriek achter de juiste variabele op de cel. →
type achter ‘Value’ de waarde van de categorie. → type achter ‘value label’ de omschrijving
van de categorie. → ‘Add’ → OK
● bij meerdere dezelfde value labels kun je gewoon kopiëren en plakken.
7. de missende waarden aangeven, vaak doe je dit met 9, 99 of 999.
● variable view tabblad → klik onder ‘missing’ achter de betreffende variabele op de cel. → in
‘Missing Values’ geef je aan welke waard als ontbrekend moet worden behandeld. → onder
‘discrete missing values’ geef je losse waarden op. Onder ‘range of missing values’ kun je een
interval invullen.
, het invoeren van de gecodeerde nieuwe gegevens
- je typt in het ‘Data View’ alle cijfers in, dus ook de nummers van categorische variabelen ipv de
namen.
- bij kommagetallen gebruik je een , en geen .. Dus bij een cijfer voer je 6,7 in en niet 6.8.
Het bewaren van een SPSS databestand
- in menubalk van datavenster: <File, Save as…>
- ‘Save Data as’ → voer achter ‘File name’ een naam in. De bestandsnaam van het databestand moet
altijd de extensie sav hebben.
HET MAKEN VAN GRAFIEKEN
Als je SPSS een grafiek of tabel laat maken verschijnt deze in het output-venster (SPSS Viewer =
uitvoervenster)
grafieken maken (2 manieren):
- <Graphs, Chartbuilder> → geeft mogelijkheid tot eigenschappen zelf instellen
- <Graphs, Legacy dialogs> → geeft standaardgrafieken
grafieken bewerken
- dubbelklikken op de grafiek die je wilt bewerken → ‘chart Editor’ venster
- net zo lang klikken op onderdeel dat je wilt veranderen totdat alleen dat onderdeel geselecteerd is. Eerst
worden de globale onderdelen geselecteerd en daarna steeds kleinere onderdelen.
- er opent een venster met de eigenschappen die je kunt aanpassen.
- je verandert de grafiek in je uitvoer door het ‘Chart editor’ venster te sluiten
staafdiagrammen:
- worden gebruikt voor categorische variabelen
- 2 manieren:
● <Graphs, Legacy dialogs, Bar…>
→ Bar charts dialoogvenster verschijnt → kies ‘simple’ → kies ‘summaries for groups of
cases’ → define. → selecteer variabele → voeg toe aan ‘category axis’. → kies onder ‘Bars
represent’ voor ‘N of cases’. → OK
● <Analyze, Descriptive statistics, frequencies, charts...>