Samenvatting Basischemie

Chemie: theorie en oefeningen
Hoofdstuk 1: Atoom, de bouwsteen van materie=
De materie is alles wat massa heeft en ruimte inneemt.

Stoffen kunnen ingedeeld worden op basis van hun samenstelling of aggregatietoestand

Opbouw van de materie:
Zuivere stoffen=
Wat is een zuivere stof

 Een zuivere stof is een verzameling van deeltjes die allen dezelfde fysische en chemische eigenschappen eigen aan elke
zuivere stof dragen.

Enkelvoudige zuivere stoffen

 Een zuivere stof bestaand uit eenzelfde atomen
Vb. O2

Samengestelde zuivere stoffen

 Een zuivere stof bestaand uit verschillende atomen
o Met een ionische verbinding
Vb. NaCl
o Met een moleculaire verbinding
Vb. H2O

Mengsels=
Was is een mengsel

 Een mengsel is een verzameling van 2 of meerder zuivere stoffen
 Ze kunnen gescheiden worden door fysische scheidingsmethodes

Heterogene mengsel

 Dit zijn mengsels waar de verschillende bestanddelen onderscheiden kunne worden
 Grof mengsel
o Een mengsel met verschillende vaste stoffen die je met het oog kunt onderscheiden
 Suspensie
o Een troebel mengsel met heel fijn niet-oplosbare vaste stof inzit.
 Pasta
o Een vaste stof vaar vloeistof in vermengt is
 Emulsie
o Een ondoorzichtig troebel mengsel van niet mengbaar vloeistoffen
 Schuim
o Een mengsel van gasbelletjes in een vaste stof of vloeistof
 Nevel
o Een ondoorzichtig mengsel va fijne vloeistofdruppeltjes in gas
 Rook
o Een ondoorzichtig mengsel van een fijne vaste stof in gas

Homogene mengsel

 Een mengsel waar de verdeling tot op moleculair vlak os doorgevoerd. De samengestelde deeltjes zijn niet meer zicht
baar voor het blote oog.

Colloïdaal mengsel

 Heel kleine deeltjes is een homogeen mengsel. Ze kunnen vast, vloeibaar of gasvormig zijn.

,Aggregatietoestanden:
Gas, Vloeibaar, Vast=
Faseovergangen






Elementen:
Atomen=
Wat is een atoom

 Kleinste eenheid van een stof

Bouw

 Kern
o Protonen (+) en neutronen
 Schillen
o Elektronen (-)

Atoomnummer ZX

 Z= aantal p+ = aantal e-

Massagetal A+X

 A= aantal p+ + aantal n0

Atoommassa-eenheid

 1u = 1,6606 . 10-27 kg

Eenheidslading

 1,6022 . 10-19 C(coulomb)

Isotopen=
Wat is een isotoop

 Atomen van eenzelfde element (=Z), ze hebben een verschillen aantal n 0 in de kern
 Hebben dezelfde chemische eigenschappen, maar verschillende fysische eigenschappen

Perodieksysteem:
Groepen

 Verticaal
 Groep 1= alkalimetalen
 Groep 2= aardalkalimetalen
 Groep 17= halogenen

Periodes

 horizontaal

, Moleculen en formules:
Formule of formule-eenheid

 Eenvoudigste verhouding van deelnemende atomen in een verbinding

Molecuulformule

 Brutoformule
 Geeft weer het aantal van alle atomen en hun verbindingen

Hoeveelheid stof:
Atoommassa en molecuulmassa=
Absolute atoommassa

 De massa van 1 atoom
 Uitgedrukt in u of kg

Relatieve atoommassa

 De hoeveelheid massa dat een atoom heeft
 Ar (staat in PSE)

Relatieve moleculemassa

 De som van alle massa’s van de atomen
 Mr = ΣAr

Relatieve formulemassa

 De som van alle massa’s van het atoom WEL rekeninghouden met alle coëfficiënten
 FMr = ΣAr

Mol=
Mol is een uitdrukking van aantal deeltjes

 NA= 1 mol= 6,023 . 1023 deeltjes

Molairemassa

 NA x Mr X u = … kg/mol –x 103 g/mol

Massawetten=
Wet van behoud van massa

 Wet van Lavoisier
o De totale massa van alle stoffen voor de reactie is gelijk aan de totale massa van alle stoffen na de reactie
o Er is geen winst of verlies van massa tijden een chemische reactie

Wet van constante massaverhouding

 Een zuivere stof bevat steeds exact dezelfde elementen in exact dezelfde massaverhoudingen

Hoofdstuk 2: Elektronenstructuur en periodiek systeem der elementen=
Atoommodellen:
Atoommodel van Bohr=
Verschillende banen/ schillen

 K-schil, L-schil, M-schil, N-schil
 Elke schil heeft een energieniveau
 Elke schil kan maximaal 2n2 elektronen bevatten
o K: n=1  2 e-
o L: n=2  8 e-
 Door versperringen van e- naar andere schillen is er energie vrij gekomen (licht) of nodig