100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Volledige samenvatting algemene psychologie

Rating
-
Sold
-
Pages
46
Uploaded on
17-05-2021
Written in
2020/2021

Geslaagd na eerste zit, volledige samenvatting. Opgedeeld in basislessen en specialisatielessen.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
May 17, 2021
Number of pages
46
Written in
2020/2021
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Algemene psychologie

B2 + B3: Onderzoeksmethoden
1. Stappen van de wetenschappelijke methode
De wetenschappelijke methode = een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van
een hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectiviteit worden
uitgesloten.

Empirisch onderzoek = het verzamelen van objectieve informatie uit de eerste hand door metingen die zijn
gebaseerd op sensorische ervaringen en observaties Empirische cyclus


wetenschappelijke 1. hypothese
theorie




4. resulaten
publiceren, 2. data-
bekritiseren en verzameling
repliceren



3. resultaten
analyseren




a. Wetenschappelijke theorie
= een toetsbare verklaring voor een verzameling feiten of waarnemingen maakt het onderzoek
wetenschappelijk, niet het onderwerp!
De theorie bestaat uit 4 stappen, namelijk: hypothese, data-verzameling, resultaten analyseren en de
resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren.
Eigenschappen:
• Hierdoor kunnen feiten verklaard worden
• Een theorie moet getest worden om te weten of deze klopt

b. Hypothese
= een falsifieerbare (= weerlegbaar: er moet worden bewezen of de hypothese klopt of niet) voorspelling van de
uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek, een bewering over de relatie tussen variabelen.
Er zijn twee mogelijke hypothesen:
• Er is geen verband tussen de variabelen: H0 (kan verworpen worden als het verschil in scores op
de variabele tussen verschillende condities groot genoeg is.)
• Er is een verband tussen de variabelen: H1

Het is belangrijk dat de meetinstrumenten valide zijn + niet subjectief zijn hoge betrouwbaarheid
De verschillende observatoren hebben een andere uitkomst lage betrouwbaarheid

c. Dataverzameling
Moet empirisch gebeuren = obv directe waarnemingen vaak experimenten
Een experiment bevat:
• Controleconditie = de groep zonder speciale behandeling = een standaard om de experimentele
conditie te vergelijken


1

, • Experimentele conditie = de groep met de speciale behandeling waarop iets wordt onderzocht.
• Onafhankelijke variabele = een factor die het onderzoek wijzigt
• Afhankelijke variabele = het gevolg van de onafhankelijke variabele
• Gebeurt via randomisering = de groepen worden ingedeeld volgens toeval

Het is zeer belangrijk dat de juiste meetmethode of de dataverzameling op een correcte manier gehanteerd
wordt. In een psychologisch experiment kan de onderzoeker makkelijk onbewust subjectief zijn
gevaarlijk!

d. Data-analyse
Bestaat uit 2 delen:
• Beschrijvende analyse:
o Feiten verzamelen om zo een objectieve beschrijving te geven van de realiteit
o Kengetallen samenvatten om zo informatie te kunnen verwerken
• Inductieve analyse = De significantie van het onderzoek bepalen

e. Publiceren, bekritiseren en repliceren
Om de wetenschappelijke methode af te ronden moet het onderzoek verschijnen in een vakblad na een
peer review. Deze kan dan gerepliceerd worden door een andere onderzoeker die hopelijk dezelfde
uitkomsten heeft.
• Meta-analyse = een analyse van een vorige analyse.

2. Soorten psychologisch onderzoek
Er zijn verschillende soorten van dataverzameling:

1. Observatie
Kijken hoe mensen zich gedragen in hun natuurlijke omgeving <-> kunstmatig in laboratorium (experiment!)
De onderzoeker kan een
• Professionele onbekende
o Makkelijker objectief
o Proefpersonen kunnen hun gedrag aanpassen metingen kloppen niet met andere
dagen
• Bekende
o Makkelijker subjectief zijn omdat hij/zij de proefpersonen kent
o De proefpersonen weten niet dat ze geobserveerd worden
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = de scores die observeerders geven aan het gedrag van de
proefpersonen kan verschillen hoe groter het verschil tussen de observaties, hoe lager de score

Omdat we bij een observatie geen innerlijke activiteiten kunnen waarnemen wordt er gebruik gemaakt van
neuro-imaging. Dit kan op 3 manieren:
• Structureel = kijken naar bepaalde vormen of structuren
o CAT-scan
Tomografisch = non-invasief (niet binnengaan in het lichaam) twee dimensionale
afbeelding maken van een drie dimensionaal lichaam
Van het hele lichaam
o MRI-scan
= Magnetic Resonance Imaging
Beelden maken door magnetische resonantie
Van het hele lichaam
• Functioneel = kijken naar de functie van een bepaald hersengebied, niet de vorm
o fMRI-scan (functionele MRI-scan)
functie van de hersenen zichtbaar maken in een drie dimensionaal beeld
tijdens scan hersendelen activeren door te lezen, foto’s te laten zien, …



2

, o SPECT-scan
= Single Photon Emission Computed Tomography
Inspuiten van radioactief isotoop (2 atomen van hetzelfde chemische element)
In beeld brengen van bloedtoevoer naar de hersenen
• EEG = Elektrische impulsen van zenuwcellen meten
o = Electro encefalogram
o Methode om potentiaalverschillen in de herseren te registreren via de hoofdhuid
o Vaak gebruikt in slaap-onderzoek

2. Interview
Er zijn drie vormen:
• Gestructureerd
• Semigestructureerd
• Vrij gestructureerd = ongestructureerd
De interviewer speelt een zeer belangrijke rol in een interview omdat de vraagvorming en de band tussen
het proefpersoon en de interviewer een grote rol speelt bij de resultaten.

3. Gevalstudie = case study
= een diepgaand onderzoek naar individuen met zeldzame stoornissen of ongewone talenten.
Klinische methode = casestudy’s gebruiken om theorieën te ontwikkelen over psychische stoornissen.

4. Vragenlijstonderzoek = survey
= Een ‘self-report’ techniek of indirecte observatie (respondent observeert zichzelf) dat standpunten,
voorkeuren of meningen van een groep kennen.
Gevaar opdagen van steekproeffouten = de proefpersonen komen niet uit verschillende lagen van de
samenleving.
Er zijn een paar problemen die de resultaten kunnen beïnvloeden:
• Het aantal responsen verschilt door de manier van afnemen (online, per post, in persoon, …)
• Bij bedreigende vragen gaan mensen gedrag overdrijven of minimaliseren
o Sandwichen = vraag verstoppen tussen andere vragen
o Anoniem antwoorden
• Sociale wenselijkheid = antwoorden naar de verwachtingen van de maatschappij




Betrouwbaarheid = de mate waarin een test het ‘echte’ level van een bepaalde trait kan meten`
Verschillende soorten:
• Test-hertest betrouwbaarheid = mate waarin een test dezelfde resultaten geeft op verschillende
tijdstippen.
o Repeated measurement = iets meten door de test verschillende keren af te leggen en zo
hopelijk steeds hetzelfde resultaat te hebben.
• Interne consistentie betrouwbaarheid = mate waarin de verschillende items van een test hetzelfde
meten
• Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = mate waarin verschillende beoordelaars hetzelfde resultaat
observeren



3

, Gevaren:
• Response sets = gewoon iets aanduiden zonder hierover na te denken (non-content antwoorden)
o Veel ‘ja’ antwoorden (= acquiescence)
o Extreem antwoorden
o Altijd het midden kiezen
• Sociaal wenselijk antwoorden
o Kan een fout zijn oplossen door:
Schalen gebruiken bij het corrigeren
Gedwongen keuze laten maken
Gebruik te maken van items er is dan geen correlatie met sociale wenselijkheid
o Kan een persoonlijkheid zijn van een persoon

Validiteit = de mate waarin een test effectief meet wat het pretendeert te meten
Verschillende soorten:
• Gezichtsvaliditeit (face validity) = de mate waarin een test ‘op het zicht’ lijkt te meten wat het
effectief meet
o Als er te weinig is fout in je vragenlijst
o Als er te veel is zorgt voor sociale wenselijkheid
• Predictieve of criterium validiteit = de mate waarin een test externe criteria kan voorspellen
• Convergente validiteit = de mate waarin een test correleert met een andere test die hetzelfde meet
• Discriminerende validiteit = de mate waarin een test niet correleert met een test die niet hetzelfde
meet
o Belangrijk omdat ze andere dingen moet meten dan een andere test
• Constructvaliditeit = overkoepelende validiteit = mate waarin een test meet wat het bedoelt te
meten, correleert met een test die hetzelfde meet en niet correleert met een test die niet hetzelfde
meet.


5. Correlationeel onderzoek
= een onderzoek van een verband of een relatie tussen twee variabelen en wordt uitgedrukt in een
correlatiecoëfficiënt (1 tot -1) twee eigenschappen:
• Richting:
o Positief = de twee variabelen vertonen een samenhang en variëren in dezelfde richting.
o Negatief = de twee variabelen vertonen een samenhang, maar variëren in de
tegengestelde richting.
o Geen = de twee variabelen vertonen geen samenhang en de coëfficiënt is 0.




• Sterkte: hangt af van de hoeveelheid personen die meedoen aan het onderzoek
o 0.10 = zwak
o 0.30 = gemiddeld
o 0.50 = sterk




4

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
student1leuven Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
82
Member since
4 year
Number of followers
30
Documents
15
Last sold
1 week ago

4.2

11 reviews

5
4
4
5
3
2
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions