Samenvatting persoonlijkheidspsychologie
1. Inleiding
a. Definitie persoonlijkheid
= De verzameling van psychologische trekken en mechanismen binnen een individu die georganiseerd
en relatief stabiel zijn en die de interacties met en de aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en
sociale omgeving beïnvloeden.
- Verzameling van psychologische trekken
o Komt niet in elke situatie naar boven à meten obv gemiddelde neigingen
o Persoonlijkheid kan onstabiel zijn als we ons gaan aanpassen aan hoe onze omgeving
zich gedraagt
o Trekken = eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen beschrijven
§ Verklaren, voorspellen en beschrijven ons gedrag
- Mechanismen
o Er is een input à basisregel à output
- Binnen een individu
o Persoonlijkheid is niet zichtbaar langst de buitenkant
- Georganiseerd
o Het is geen willekeurige verzameling van elementen, maar een coherent,
samenhangend geheel
- Relatief stabiel
o In de tijd
o Tussen verschillende situaties
- Interacties
o Perceptie = Eenzelfde situatie kan door persoonlijkheidsprofiel anders geïnterpreteerd
worden
o Selectie = obv onze persoonlijkheid een bepaalde omgeving gaan kiezen
o Uitlokken = bepaalde mensen beschermen voor een situatie door bepaalde info achter
te houden, of een situatie/omgeving te beïnvloeden
o Manipulatie = situatie omvormen zodat ze beter past bij je persoonlijkheid
- Aanpassingen
o Flexibel omgaan met stress, uitdagingen en problemen terwijl we proberen onze
doelen te realiseren
- Intrapsychische, fysieke en sociale omgeving à elk hun eigen uitdagingen
o Intrapsychische à hangt af van eigenwaarde
o Fysieke à bepaalt hoe we gaan overleven en onze veiligheid garanderen
o Sociale à we hebben liefde, respect en het gevoel erbij te horen nodig om te
overleven
1
, b. Terminologie
Individuele verschillen = innerlijke en uiterlijke verschillen tussen bepaalde individuen (geslacht,
intelligentie, gewicht, …).
Temprament = (meest nauwe term) de biologische basis van persoonlijkheid.
- Vroeger dachten ze dat dit met de genen werd meegegeven en dat persoonlijkheid het
gevolg was van de omgeving + temperament
- Is semantisch
c. Persoonlijkheidspsychologie
= de tak van de psychologie die zich bezighoudt met het bestuderen van persoonlijkheid en tracht de
individuele verschillen tussen personen te begrijpen.
- Impliciete persoonlijkheidstheorieën (= stereotypen)
= Persoonlijkheid is een intuïtief en evaluatief gegeven door onze selectieve waarneming van
de gebeurtenissen rondom ons.
o Evaluatief = de persoon beoordelen op dit bepaald moment, maar er is geen bewijs
dat deze persoon altijd zo is.
- Wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
= Beschrijft de menselijke kenmerken en zien persoonlijk als psychologisch construct dat niet
direct observeerbaar is en een determinant van ons gedrag is
o Het is mogelijk dat iemand zijn persoonlijkheid anders naar buiten komt door de
situatie waarin deze persoon zich minder goed voelt.
i. Drie analyseniveaus
Twee mensen hebben nooit helemaal dezelfde persoonlijkheid
Persoonlijkheid kan op 3 niveaus onderzocht worden
- Universeel (‘human nature’)
- Groeps- en individuele verschillen
- Een uniek persoon = individuele uniciteit
2 soorten onderzoek
Nomothetisch onderzoek Idiografisch onderzoek
Wat bestuderen Groepen en steekproeven 1 enken individu
Focus Gelijkenissen tussen de groepen Uniciteit van individu
Doel - Universele wetmatigheden Diepgaand begrip van individu
ontdekken over ‘de mens’ bepalen
- basisstructuur van persoonlijkheid
bepalen
Methode Zelfrapportage, statistische analyse Case study, psychobiografie,
à kwantitatief dagboek, interview
à kwalitatief
Nadeel Weinig kennis over complexiteit en Moeilijk generaliseerbaar over
dynamiek binnen individu grotere populatie
Idiografisch vooral bij historisch/bekende figuren omdat er veel info over deze personen beschikbaar
is.
2
, ii. Theorie vs onderzoek
Hedendaags onderzoek in persoonlijkheidspsychologie
- Analyseniveau: individuele en groepsverschillen
- Bij een onderzoek is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de verschillende niveaus à
anders blind voor overkoepelend geheel.
Grote persoonlijkheidstheorieën
- Analyseniveau: ‘human nature’
- Er is een goede theorie nodig omdat
o Het richtlijnen voorziet voor later onderzoek
o Het vroegere bevindingen gaat verklaren
o Het voorspellingen maakt over gedrag en psychologische fenomenen
- Als er geen wetenschappelijke basis is, maar een overtuiging kan iedereen die hetzelfde
onderzoekt verschillende conclusies trekken
- Wetenschappelijke evaluatiecriteria
o Volledigheid = heel de hypothese moet beantwoord worden
o Heuristische waarde = het onderzoek leidt systematisch tot nieuwe ontdekkingen
o Toetsbaarheid = een hypothese afleiden en bewijzen
o Spaarzaamheid = een eenvoudige theorie wordt gekozen boven een complexe
theorie
§ Evenwicht tussen volledigheid en eenvoudigheid vinden
o Compatibiliteit en integratie overheen verschillende kennisdomeinen en
analyseniveaus
§ Compatibiliteit = de theorie mag niet in tegenstelling zijn met andere
wetmatigheden uit andere takken
o Er is een grote verscheidenheid aan persoonlijkheidstheorieën
§ Psychodynamische theorieën
§ Sociaal-cognitivistische theorieën
§ Humanistische theorieën
§ Biologische theorieën
§ Dispositionele theorieën
Er bestaat geen ultieme persoonlijkheidstheorie omdat het altijd verschillende theorieën samen zijn
die tot een antwoord gaan komen
2. Persoonlijkheidstheorieën
Hier focussen we ons op het hedendaags onderzoek in persoonlijkheidspsychologie
a. Dispositionele theorieën
i. Wat zijn persoonlijkheidstrekken
= fundamentele en universele bouwstenen van persoonlijkheid à deze mengen zich en dit vormt
een unieke persoonlijkheid voor ieder persoon
Gedrag kan ook gestuurd worden door de omgeving of de tijdscontext, maar persoonlijke individuele
verschillen hebben een grotere invloed.
2 uitgangspunten van de trektheorie
- Trekken zijn relatief en stabiel in tijd
- Trekken zijn relatief consistent over situaties
2 stromingen
- Trekken zijn interne, causale eigenschappen
o Verklaren ons gedrag en kunnen sluimerend aanwezig zijn zonder direct vertoonbaar
te zijn in ons gedrag
- Trekken zijn louter beschrijvende termen
o Geeft geen oorzaak voor ons gedrag, maar beschrijft ons gedrag
3
, ii. Identificeren van trekken
Lexicale benadering = al de belangrijke en relevante individuele verschillen zijn beschreven in onze
taal.
à Belang van de trekken zijn bepaald door 3 criteria:
- Gebruiksfrequentie
- Synoniemfrequentie (door nuancering zijn er verschillende manieren waarop we een bepaald
woord kunnen uitleggen)
- Crossculturele universaliteit (hoe meer eenzelfde woord bestaat in verschillende talen, hoe
belangrijker deze trek is)
à We gaan dit onderzoeken adhv
- Woordenboedstudies
o Passief = neergeschreven (in een woordenboek)
- Vrije beschrijvingen
o Actief = hoe mensen vertellen over een persoonlijkheid of dit beschrijven
Statistische benadering = beginnen met een itempool waarbij we verschillende adjectieven als
antwoord gaan krijgen en mensen vragen stellen over gedrag, emoties en ervaringen.
à Factoranalyse
- Doel: bepaald aantal items onderverdelen in grotere onderliggende dimensies
- Persoonlijkheidskenmerken groeperen die sterk correleren en veel gemeenschappelijke
kenmerken hebben
- Een factor/dimensie = items en adjectieven samen geplaatst omdat ze vergelijkende
patronen hebben
Vb itemanalyse:
Lexicale benadering + statistische benadering = Dispositionele modellen
iii. Evolutie van trektheorieën
Gordon Allport à Lexicale benadering
- Onderzoek met woordenboek Identificeert 17 953 ‘trekken’ à 4 500 stabiele trekken à
opdelen in 4 lijsten
o Stabiele trekken
o Tijdelijke trekken, activiteiten en stemmingen
o Sociale situaties
o Metaforische, fysische en twijfelachtige termen
- Steunt nomothetische en (belang) idiografische benadering
- Zegt dat gedrag deels variabel is en deels constant
o Constant deel = persoonlijkheid
o Variabel deel = de situatie waar de persoon zich in bevindt
4
1. Inleiding
a. Definitie persoonlijkheid
= De verzameling van psychologische trekken en mechanismen binnen een individu die georganiseerd
en relatief stabiel zijn en die de interacties met en de aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en
sociale omgeving beïnvloeden.
- Verzameling van psychologische trekken
o Komt niet in elke situatie naar boven à meten obv gemiddelde neigingen
o Persoonlijkheid kan onstabiel zijn als we ons gaan aanpassen aan hoe onze omgeving
zich gedraagt
o Trekken = eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen beschrijven
§ Verklaren, voorspellen en beschrijven ons gedrag
- Mechanismen
o Er is een input à basisregel à output
- Binnen een individu
o Persoonlijkheid is niet zichtbaar langst de buitenkant
- Georganiseerd
o Het is geen willekeurige verzameling van elementen, maar een coherent,
samenhangend geheel
- Relatief stabiel
o In de tijd
o Tussen verschillende situaties
- Interacties
o Perceptie = Eenzelfde situatie kan door persoonlijkheidsprofiel anders geïnterpreteerd
worden
o Selectie = obv onze persoonlijkheid een bepaalde omgeving gaan kiezen
o Uitlokken = bepaalde mensen beschermen voor een situatie door bepaalde info achter
te houden, of een situatie/omgeving te beïnvloeden
o Manipulatie = situatie omvormen zodat ze beter past bij je persoonlijkheid
- Aanpassingen
o Flexibel omgaan met stress, uitdagingen en problemen terwijl we proberen onze
doelen te realiseren
- Intrapsychische, fysieke en sociale omgeving à elk hun eigen uitdagingen
o Intrapsychische à hangt af van eigenwaarde
o Fysieke à bepaalt hoe we gaan overleven en onze veiligheid garanderen
o Sociale à we hebben liefde, respect en het gevoel erbij te horen nodig om te
overleven
1
, b. Terminologie
Individuele verschillen = innerlijke en uiterlijke verschillen tussen bepaalde individuen (geslacht,
intelligentie, gewicht, …).
Temprament = (meest nauwe term) de biologische basis van persoonlijkheid.
- Vroeger dachten ze dat dit met de genen werd meegegeven en dat persoonlijkheid het
gevolg was van de omgeving + temperament
- Is semantisch
c. Persoonlijkheidspsychologie
= de tak van de psychologie die zich bezighoudt met het bestuderen van persoonlijkheid en tracht de
individuele verschillen tussen personen te begrijpen.
- Impliciete persoonlijkheidstheorieën (= stereotypen)
= Persoonlijkheid is een intuïtief en evaluatief gegeven door onze selectieve waarneming van
de gebeurtenissen rondom ons.
o Evaluatief = de persoon beoordelen op dit bepaald moment, maar er is geen bewijs
dat deze persoon altijd zo is.
- Wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
= Beschrijft de menselijke kenmerken en zien persoonlijk als psychologisch construct dat niet
direct observeerbaar is en een determinant van ons gedrag is
o Het is mogelijk dat iemand zijn persoonlijkheid anders naar buiten komt door de
situatie waarin deze persoon zich minder goed voelt.
i. Drie analyseniveaus
Twee mensen hebben nooit helemaal dezelfde persoonlijkheid
Persoonlijkheid kan op 3 niveaus onderzocht worden
- Universeel (‘human nature’)
- Groeps- en individuele verschillen
- Een uniek persoon = individuele uniciteit
2 soorten onderzoek
Nomothetisch onderzoek Idiografisch onderzoek
Wat bestuderen Groepen en steekproeven 1 enken individu
Focus Gelijkenissen tussen de groepen Uniciteit van individu
Doel - Universele wetmatigheden Diepgaand begrip van individu
ontdekken over ‘de mens’ bepalen
- basisstructuur van persoonlijkheid
bepalen
Methode Zelfrapportage, statistische analyse Case study, psychobiografie,
à kwantitatief dagboek, interview
à kwalitatief
Nadeel Weinig kennis over complexiteit en Moeilijk generaliseerbaar over
dynamiek binnen individu grotere populatie
Idiografisch vooral bij historisch/bekende figuren omdat er veel info over deze personen beschikbaar
is.
2
, ii. Theorie vs onderzoek
Hedendaags onderzoek in persoonlijkheidspsychologie
- Analyseniveau: individuele en groepsverschillen
- Bij een onderzoek is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de verschillende niveaus à
anders blind voor overkoepelend geheel.
Grote persoonlijkheidstheorieën
- Analyseniveau: ‘human nature’
- Er is een goede theorie nodig omdat
o Het richtlijnen voorziet voor later onderzoek
o Het vroegere bevindingen gaat verklaren
o Het voorspellingen maakt over gedrag en psychologische fenomenen
- Als er geen wetenschappelijke basis is, maar een overtuiging kan iedereen die hetzelfde
onderzoekt verschillende conclusies trekken
- Wetenschappelijke evaluatiecriteria
o Volledigheid = heel de hypothese moet beantwoord worden
o Heuristische waarde = het onderzoek leidt systematisch tot nieuwe ontdekkingen
o Toetsbaarheid = een hypothese afleiden en bewijzen
o Spaarzaamheid = een eenvoudige theorie wordt gekozen boven een complexe
theorie
§ Evenwicht tussen volledigheid en eenvoudigheid vinden
o Compatibiliteit en integratie overheen verschillende kennisdomeinen en
analyseniveaus
§ Compatibiliteit = de theorie mag niet in tegenstelling zijn met andere
wetmatigheden uit andere takken
o Er is een grote verscheidenheid aan persoonlijkheidstheorieën
§ Psychodynamische theorieën
§ Sociaal-cognitivistische theorieën
§ Humanistische theorieën
§ Biologische theorieën
§ Dispositionele theorieën
Er bestaat geen ultieme persoonlijkheidstheorie omdat het altijd verschillende theorieën samen zijn
die tot een antwoord gaan komen
2. Persoonlijkheidstheorieën
Hier focussen we ons op het hedendaags onderzoek in persoonlijkheidspsychologie
a. Dispositionele theorieën
i. Wat zijn persoonlijkheidstrekken
= fundamentele en universele bouwstenen van persoonlijkheid à deze mengen zich en dit vormt
een unieke persoonlijkheid voor ieder persoon
Gedrag kan ook gestuurd worden door de omgeving of de tijdscontext, maar persoonlijke individuele
verschillen hebben een grotere invloed.
2 uitgangspunten van de trektheorie
- Trekken zijn relatief en stabiel in tijd
- Trekken zijn relatief consistent over situaties
2 stromingen
- Trekken zijn interne, causale eigenschappen
o Verklaren ons gedrag en kunnen sluimerend aanwezig zijn zonder direct vertoonbaar
te zijn in ons gedrag
- Trekken zijn louter beschrijvende termen
o Geeft geen oorzaak voor ons gedrag, maar beschrijft ons gedrag
3
, ii. Identificeren van trekken
Lexicale benadering = al de belangrijke en relevante individuele verschillen zijn beschreven in onze
taal.
à Belang van de trekken zijn bepaald door 3 criteria:
- Gebruiksfrequentie
- Synoniemfrequentie (door nuancering zijn er verschillende manieren waarop we een bepaald
woord kunnen uitleggen)
- Crossculturele universaliteit (hoe meer eenzelfde woord bestaat in verschillende talen, hoe
belangrijker deze trek is)
à We gaan dit onderzoeken adhv
- Woordenboedstudies
o Passief = neergeschreven (in een woordenboek)
- Vrije beschrijvingen
o Actief = hoe mensen vertellen over een persoonlijkheid of dit beschrijven
Statistische benadering = beginnen met een itempool waarbij we verschillende adjectieven als
antwoord gaan krijgen en mensen vragen stellen over gedrag, emoties en ervaringen.
à Factoranalyse
- Doel: bepaald aantal items onderverdelen in grotere onderliggende dimensies
- Persoonlijkheidskenmerken groeperen die sterk correleren en veel gemeenschappelijke
kenmerken hebben
- Een factor/dimensie = items en adjectieven samen geplaatst omdat ze vergelijkende
patronen hebben
Vb itemanalyse:
Lexicale benadering + statistische benadering = Dispositionele modellen
iii. Evolutie van trektheorieën
Gordon Allport à Lexicale benadering
- Onderzoek met woordenboek Identificeert 17 953 ‘trekken’ à 4 500 stabiele trekken à
opdelen in 4 lijsten
o Stabiele trekken
o Tijdelijke trekken, activiteiten en stemmingen
o Sociale situaties
o Metaforische, fysische en twijfelachtige termen
- Steunt nomothetische en (belang) idiografische benadering
- Zegt dat gedrag deels variabel is en deels constant
o Constant deel = persoonlijkheid
o Variabel deel = de situatie waar de persoon zich in bevindt
4