100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting blok 1.6C 'Normal or abnormal?' $5.17   Add to cart

Summary

Samenvatting blok 1.6C 'Normal or abnormal?'

 10 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Alle literatuur beschreven in deze samenvatting is gebaseerd op de literatuur voor de coronacrisis. Heb je aangepaste literatuur gekregen? Dan zou het kunnen dat deze samenvatting niet geheel overeenkomt met die literatuur. Alle problemen staan erin geschreven en de besproken notulen zijn er ook i...

[Show more]

Preview 4 out of 61  pages

  • May 17, 2021
  • 61
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Probleem 1: angsten
1. Wat is een fobie?
2. Wat is het verschil tussen een normale angst en een fobie?
3. Welke fobieën staan er in de DSM-5?
4. Wat zijn de oorzaken van een fobie? Hoe ontwikkelt het zich?
5. Hoe worden fobieën behandeld?
6. Wat is exposure en hoe werkt het?
7. Wat voor typen therapie worden er gebruikt bij specifieke fobieën, sociale fobieën en agorafobie?

Verschil anxiety en fear  wanneer de bron van het gevaar overduidelijk is, bijv. ik ben bang voor die slang
die op mij afkomt, dan is het fear. Bij anxiety kan er vaak niet duidelijk worden wat precies het gevaar is,
bijv. ik ben bang voor de gezondheid van mijn ouders.
Anxiety:
- Algemeen gevoel van bezorgdheid over mogelijk toekomstig gevaar.
- Angst kan als nut hebben om je voor te bereiden op mogelijk gevaar. Een laag niveau van angst
kan een positief effect hebben op leren en presteren.
- Veel van de angstreacties die voortkomen uit bepaalde situaties en voorwerpen zijn aangeleerd
door klassieke conditionering.
- Kan leiden tot een anxiety disorder  onrealistische, irrationele angsten. Heeft als reactie
onplezierige emoties en cognities die beide meer in de toekomst zijn georiënteerd.
- Een angststoornis treft 25-29% van de Amerikaanse bevolking. Deze aandoeningen worden
geassocieerd met een verhoogd aantal medische aandoeningen (zoals astma, chronische pijn,
hypergevoeligheid, aderverkalking en hartaandoeningen).
- Paniekaanval  een FFF-reactie zonder duidelijk aanleiding.
- Angst heeft drie componenten:
1. Cognitief/subjectief component  negatief humeur, zorgen om mogelijke toekomstige
gevaren, zelfbezorgdheid en een gevoel van het niet kunnen controleren/voorspellen van een
toekomstig gevaar.
2. Fysiologisch component  een staat van spanning en chronisch te veel opwinding. Er is nog
geen FFF-reactie, maar wel de voorbereiding erop.
3. Gedragscomponent  ontwijken van bepaalde situaties, maar er is geen directe neiging om
een situatie te ontvluchten met anxiety, wat wel het geval van fear is.
Fear:
- Een alarmreactie die tot stand komt door direct gevaar.
- Dit is een basisemotie die een FFF-reactie geeft vanuit het autonome zenuwstelsel.
- Dit heeft drie componenten:
1. Cognitief/subjectief component  ik voel mij angstig, ik ga dood.
2. Fysiologisch component  zoals verhoogde hartslag en ademhaling.
3. Gedragscomponent  een sterke behoefte om te ontsnappen of vluchten.
Fobie  een aanhoudende angst die buiten proportie is, vaak was dit voor een bepaald object of een
situatie die eigenlijk weinig of geen gevaar met zich meebrengt. Vaak ontwijken mensen dit object of de
situatie. Er zijn verschillende soorten angststoornissen:
- Specifieke fobie
o Sterke, aanhoudende angst voor een bepaald object of een situatie, vaak gevolgd door een
paniekaanval.
o Criteria:
 Duidelijke angst of vrees voor een specifiek object of een specifieke situatie. Komt bij
kinderen tot uiting in huilen, driftbuien, verstijven of vastklampen.
 Het object van de fobie of de fobische situatie roept bijna altijd onmiddellijk angst en
vrees op.
 Het object van de fobie of de fobische situatie wordt bewust vermeden, of alleen
verdragen met intense angst of vrees.

,  De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat het
specifieke object of de specifieke situatie met zich meebrengt.
 De angst, vrees of vermijding is persisterend, en duurt meestal 6 maanden of langer.
 De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinische significante lijdensdruk of
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op
andere belangrijke terreinen.
 De stoornis kan niet beter worden uitgelegd door de symptomen van een andere
mentale aandoening.
o Verschillende soorten fobieën:
 Dier
 Natuurlijke omgeving
 Bloed-injecties-verwonding
 Situationeel
 Overig
o Prevalentie:
 2:1 (vrouwen:mannen)
 5% van de kinderen
 16% van kinderen van 13 tot 17 jaar
 7-9% van de Amerikanen
o Psychologische oorzaken:
 Psychoanalyse  fobieën zijn een bescherming tegen anxiety die ontstaan door het
onderdrukken van impulsen vanuit het Id. Het zou te gevaarlijk zijn om te weten wat er
onderdrukt wordt, dus die angst wordt overgedragen op externe situaties en objecten.
 Leertheorie  volgens Wolpe en Rachman wordt een fobie ontwikkeld door klassieke
conditionering. Dit is een samenvoeging van een neutrale stimulus met een traumatische
of pijnlijke ervaring.
 Vicarious conditioning  betekent indirecte conditionering en is het aanleren van een
fobie door het observeren van een ander persoon die voor een bepaalde situatie of een
object een fobie heeft (heet ook wel observationele klassieke conditionering). Ook zien
dat iemand door een enge ervaring heen gaat, kan ervoor zorgen dat je daarvoor een
fobie ontwikkelt.
o Individuele verschillen in leren:
 Verschil in levenservaring  veel positieve ervaringen voor een traumatische ervaring
verminderd de kans op fobie.
 Ouders  niet angstige ouders in bepaald situaties verminderd de kans voor het kind
om een fobie te ontwikkelen.
 Het kunnen ontsnappen tijdens een traumatische ervaring of het kunnen controleren
ervan, verminderd de kans op een fobie.
 Verwachting persoon  als de persoon verwacht dat er na een traumatische ervaring
een fobie ontwikkeld, dan gebeurt dat ook.
 Cognities  door je gedachten word je steeds herinnerd aan de traumatische
gebeurtenis, hierdoor blijft de fobie ook in stand.
 Evolutie  we zijn erop ingesteld om fobieën te ontwikkelen voor bepaalde objecten
(heet ook wel prepared learning).
o Biologische oorzaken
 Genetische en temperament variabelen hebben effect op de snelheid en de kracht van
de conditionering van angst.
 Serotonine-transporters (s-allel)  als mensen een van de twee s-allelen heeft, dan
hebben ze meer kans om een angst en fobie te ontwikkelen dan mensen die geen s-allel
hebben.
 Behaviorally inhibited temperament  als kinderen dit temperament hebben dan
zouden ze volgens Kagan een hoger risico hebben op het ontwikkelen van specifieke
fobieën.
 Monozygote tweelingen  hebben een hogere kans om specifieke fobieën voor dieren
en situationele fobieën met elkaar te delen dan dizygote tweelingen.
o Behandelingen

,  Exposure therapy  de beste behandeling voor specifieke fobieën. Dit bestaat uit
gecontroleerde blootstelling aan bepaalde stimuli. Hierdoor kan er aan de cliënt bewezen
worden dat er niet iets is om bang voor te zijn. Voor fobieën voor kleine dieren, vliegen,
kleine ruimtes en bloed is het handig om een lange sessie te nemen van ongeveer drie
uur (mensen zullen dan ook sneller hulp zoeken).
 Participant modeling  effectiever dan blootstelling waarin de cliënt er alleen voor
staat. Dit is onderdeel van exposure therapy.
 D-cycloserine  zou geconditioneerde angst in dieren kunnen wegnemen. Het aan
mensen geven in kleine hoeveelheden tijdens therapie, zou het proces kunnen
versnellen. De drug op zichzelf heeft geen effect.
- Sociale fobie
o Angst voor één of meer specifieke sociale situaties. Ze zijn bang dat een sociale situatie een
bepaalde negatieve impact op hen heeft, of ze zijn bang dat ze iets beschamend doen.
o Twee subtypen van sociale fobie: prestatiesituatie (zoals spreken in het openbaar) en niet
prestatiesituatie (zoals eten in het openbaar).
o Mensen met algemene sociale fobie, hebben vaak angsten in de meeste situaties. Zij krijgen
dan ook vaak de diagnose avoidant personality disorder.
o Criteria:
 Duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt
blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen. Bij kinderen moet de
angst optreden in gezelschap van leeftijdgenoten en niet alleen tijdens interactie met
volwassenen.
 De betrokkene vreest dat hij of zij zodanig zal gedragen of in zo’n mate
angstverschijnselen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen.
 De sociale situaties roepen bij altijd angst of vrees op. Bij kinderen uit dit op dezelfde
manier als bij specifieke fobieën.
 De sociale situaties worden vermeden, of alleen verdragen met intense angst of vrees.
 De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de
sociale situatie me zich meebrengt.
 De angst, vrees of vermijding is persisterend, en duurt meestal 6 maanden of langer.
 De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinische significante lijdensdruk of
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere
belangrijke terreinen.
 De angst, vrees of vermijding kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische
effecten van een middel of een somatische aandoening.
 De angst, vrees of vermijding kan niet beter worden uitgelegd door de symptomen van
een andere psychische stoornis.
 Als er sprake is van een somatische aandoening of conditie is de angst of vermijding
hieraan duidelijk niet gekoppeld of deze is excessief.
o Prevalentie:
 7% van de Amerikanen
 1,5 tot 2,2 keer hoger bij vrouwen dan bij mannen
 In samenlevingen met een sterke collectivistische oriëntatie kan sociale fobie veel
aanwezig zijn.
o Psychologische oorzaken:
 Vaak vanuit directe of indirecte klassieke conditionering.
 Waarschijnlijk zijn ze opgegroeid met ouders die emotioneel afstandelijk, sociaal
geïsoleerd en avoidant waren.
 De niet te kunnen controleren of onvoorspelbare stressvolle gebeurtenissen hebben
een grote invloed in het ontwikkelen van sociale fobie. Dit leidt vaak tot onderdanig en
niet-assertief gedrag. Ze denken meestal dat ze geen controle hebben over hun eigen
leven (aangeleerde hulpeloosheid).
 Cognitief  neiging om te denken dat anderen negatief over hen zullen denken.
Hierdoor ontstaat er een vicieuze cirkel. Ook interpreteren ze vaak de bedoelingen en
uitspraken van anderen op een negatieve manier.

, o Evolutionaire oorzaken:
 Sociale angst of fobie bevat de angst voor leden van dezelfde soort.
 Er wordt gedacht dat het een bijproduct of van dominante hiërarchie en sociale
volgorde.
o Biologische oorzaken:
 Behavioral inhibition temperament  heeft als kenmerken neurotische en introvert
zijn. Deze kinderen zijn vaak makkelijk gestrest bij onbekende stimuli en groeien
angstig op. Hierdoor hebben ze in de adolescentie meer kans op het ontwikkelen van
sociale fobie.
o Behandelingen:
 CGT
 Cognitive restructuring techniques  hierin probeert de psycholoog om de cliënt te
laten nadenken over de onderliggende, automatische, negatieve gedachten die naar
voren komen bij een sociale situatie. Vervolgens probeert de psycholoog de cliënt te
laten inzien dat bepaalde gedachten vervormd zijn en niet kloppen met de
werkelijkheid.
- Agorafobie
o Angst voor publieke ruimtes (winkelcentra, bioscopen, parkeerplaatsen).
o Dit kan zich ontwikkelen door de ervaring van het hebben van een paniekaanval in een
publieke ruimte. In het begin ontwijken ze alleen die situatie, maar later verspreidt dit zich
naar meer situaties.
o Vaak zijn ze angstig voor de signalen vanuit het lichaam, hierdoor ontwijken ze bijv. sporten,
het kijken van een enge film, cafeïne drinken en seksuele activiteiten.
o Criteria:
 Duidelijke angst of vrees voor twee (of meer) van de volgende vijf situaties:
a. Gebruik maken van (openbaar) vervoer.
b. Zich in een open ruimte bevinden.
c. Zich in een afgesloten ruimte bevinden.
d. In de rij staan of zich in een menigte bevinden.
e. Alleen buitenshuis zijn.
 De betrokkene vreest of vermijdt deze situaties vanwege de gedachte dan ontsnappen
moeilijk zal zijn of hulp niet beschikbaar wanneer zich panieksymptomen of andere
machteloos makende of gênante symptomen zouden ontwikkelen.
 De agora-fobische situaties roepen bijna altijd vrees en angst op.
 De agora-fobische situaties worden bewust vermeden, vereisen de aanwezigheid van
een begeleidend persoon, of worden slechts verdragen met intense angst of vrees.
 De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de
agora-fobische situatie met zich meebrengen.
 De angst, vrees of vermijding is persisterend, en duurt meestal 6 maanden.
 De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen
in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke
terreinen.
 Als er sprake is van een somatische aandoening, dan zijn de angst vrees of vermijding
duidelijke excessief.
 De angst, vrees of vermijding kan niet beter worden verklaard door de symptomen van
een andere psychische stoornis.
 Note: als er sprake is van een paniekstoornis, dan moeten beide diagnoses gegeven
worden.
o Prevalentie:
 1,7% van de Amerikanen
 2:1 (vrouwen : mannen)
 Piek in de late adolescentie
o Biologische oorzaken:
 Volgens familie- en tweelingstudies hebben paniekstoornissen een genetisch
component.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisanneFranc. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.17  1x  sold
  • (0)
  Add to cart