Leerlijn Bewegingsthema Kenmerken
Balanceren Balanceren - Lopen op een beperkt stabiel vlak
Rijden - Lopen over een beperkt labiel vlak
Glijden - Verplaatsen met behulp van losse materialen
Acrobatiek - Meenemen van materialen
- Passeren van hindernissen op een beperkt vlak
- Passeren van en ander op een beperkt vlak
- Elkaar in evenwicht houden
- Zoeken naar een gezamenlijke balans
Klimmen Klauteren - Met de voeten en handen verplaatsen over/langs een
Touwklimmen klimtouw of klautervlak
- Overbruggen van verschillende soorten klautervlakken
- Hangend verplaatsen onder klautervlakken
- Hangend verplaatsen aan touwen
- Verlaten van het klautervlak/touw
Zwaaien Schommelen - Heen en weer zwaaien
Hangend zwaaien - Meegaan in de zwaai
Steunend zwaaien - In de zwaai komen
- Zwaai vergroten
- Uit de zwaai komen
Over de kop Over de kop gaan - Inzetten van een rotatiebeweging op een rolvlak of om
gaan een duikelstang
- Voorover of achterover draaien
- Over, onder of rondom een duikelstang draaien
- Steunen of tippen met de handen op de grond tijdens
de rotatie
- Doorzetten van een rotatiebeweging
- Afremmen van een rotatiebeweging
Springen Vrije sprong - Aanlopen naar een afzetplaats
Steunspringen (incl. rollen) - Afzetten van een afzetvlak
Loopspringen - Los zijn van de grond
Touwtje springen - Met de handen steunen op een steunvlak
Ver- en hoogspringen - In de zweeffase passeren van een
toestel/hindernis/touw
- Landen op de grond of landingsvlak
Hardlopen Hardlopen - Individueel of in groepsverband zo snel mogelijk
overbruggen van een bepaalde afstand
- Verschillende afstanden lopend afleggen waarbij de
afstand en het looptempo op elkaar worden afgestemd
- Een afstand zo snel mogelijk lopend overbruggen
Mikken Wegspelen - In positie brengen van een speelvoorwerp
Mikken - Voorbereiden van de mikactie
- Wegspelen van het voorwerp
- Aanschouwen van de vluchtbaan van het voorwerp
en/of het mikresultaat
- Relateren van de eigen mikactie en die van anderen
Jongleren Werpen en vangen - Weggooien, schoppen, tikken, slaan van een voorwerp
Soleren - Met een ander voorwerp een speelvoorwerp
Retourneren wegspelen
- Vangen van een speelvoorwerp
- Met een ander voorwerp het speelvoorwerp opvangen
, - Laten bewegen/aan de gang houden van het
speelvoorwerp
- Stuiteren, dribbelen met een speelvoorwerp
Doelspelen Keeperspelen - Passeren van een tegenstander met een bal
Lummelspelen - Doen van een doelpoging
Aangepaste sportspelen - Openen van aan- en afspeellijnen
- Onderscheppen van een bal
- Voorkomen van een doelpoging
- Sluiten van aan- en afspeellijnen
Tikspelen Tikspelen - Weglopen voor een tikker
Afgooispelen - Ontwijken van de uitmaakactie van de tikker
Honkloopspelen - Bereiken van een vrijplaats
- Uitlokken van de tegenpartij
- Bevrijden van medelopers
- Insluiten of achterna lopen van de loper
- Met de hand of de bal uittikken van de loper
- Afgooien van de loper
- Uitbranden van de loper
- Bewaken van getikte spelers
Stoeispelen Stoeispelen - Uit balans brengen van de tegenspeler
- Het weghalen of verplaatsen van steunpunten van de
ander
- Controleren van de positie van de ander, onder andere
door gebruik te maken van lichaamsgewicht en een
groot steunvlak
- Begeleiden van het vallen of kantelen van de ander
door hem vast- en op te houden
- Balansverstoringen proberen te herstellen of te
voorkomen
- het behouden van een groot steunvlak te vergroten en
een laag lichaamszwaartepunt
- Zo laag mogelijk te houden
- Controle proberen te voorkomen of op te heffen
- Proberen initiatief over te nemen
Bewegen op Bewegen n.a.v. het tempo - Bewegen op geslagen ritme, gezongen lied, kinderdans
muziek van de muziek muziek en actuele muziek
Bewegen n.a.v. de - In de maat stappen, huppelen/galop en lopen op
frasering in de muziek muziek
Een dans uitvoeren op - Starten aan het begin en stilstaan aan het eind van
muziek een muziekstuk
- Op verschillende delen in de muziek een verschillend
bewegingsantwoord geven
- Muzikale accenten invullen met een kort
bewegingsantwoord
- Bewegen in verschillende ruimtelijke patronen
- Bewegen in verschillende richtingen
- Verschillende bewegingen uitvoeren, zowel
enkelvoudig als gecombineerd
, Balanceren, balanceren
Kernactiviteiten
1/2: gaan over een recht balanceervlak
3/4: gaan over een schuin balanceervlak
5/6: gaan over een half instabiel balanceervlak
7/8: gaan over een instabiel balanceervlak
Verwante activiteiten
1/2: gaan over een elastisch koord iets boven de grond, lopen op loopklossen
3/4:steltlopen
5/6: voortbewegen op een balanceerbal
7/8: lopen over strak draad
Uitbouwfactoren
Arrangement:
- van brede naar smalle vlakken
- van korte naar lange vlakken
- van lage naar hoge vlakken
- van horizontale naar schuine vlakken
- van rechte vlakken naar ronde vlakken
- van zonder naar met obstakels
- van stabiele naar labiele vlakken
Uitvoering:
- van schuifelen naar voet voor voet verplaatsen
- van een onregelmatig naar een regelmatig tempo van lopen
- van met hulp naar zonder hulp balanceren
- van niet naar wel omdraaien op het balanceervlak
- van individueel naar gezamenlijk balanceren
Regulering:
- zorgen dat de anderen niet gestoord worden tijdens het balanceren
- het adequaat aanpassen van het balanceervlak
- plaatsen van obstakels op grond van inschatting van eigen kwaliteiten
- hulpverlenen aanpassen aan balanceerkwaliteiten van anderen
- in moeilijke balanceersituatie blijven proberen
Balanceren, acrobatiek
Kernactiviteiten
1/2: scootertje
3/4: platform, paard en ruiter, handstand tegen de muur (met hulp)
5/6: stoeltje (onderpersoon zit), schouderzit, handstand (drietallen)
7/8: stoeltje (onderpersoon staat), schouderstand met opstappen, handstand in acrovorm
Verwante activiteiten
1/2: balanceren
3/4: liften (tweetallen), weegschaal
5/6: planken, schouderzit (klauterraam)
7/8: jonassen, piramide tussen de touwen
Balanceren Balanceren - Lopen op een beperkt stabiel vlak
Rijden - Lopen over een beperkt labiel vlak
Glijden - Verplaatsen met behulp van losse materialen
Acrobatiek - Meenemen van materialen
- Passeren van hindernissen op een beperkt vlak
- Passeren van en ander op een beperkt vlak
- Elkaar in evenwicht houden
- Zoeken naar een gezamenlijke balans
Klimmen Klauteren - Met de voeten en handen verplaatsen over/langs een
Touwklimmen klimtouw of klautervlak
- Overbruggen van verschillende soorten klautervlakken
- Hangend verplaatsen onder klautervlakken
- Hangend verplaatsen aan touwen
- Verlaten van het klautervlak/touw
Zwaaien Schommelen - Heen en weer zwaaien
Hangend zwaaien - Meegaan in de zwaai
Steunend zwaaien - In de zwaai komen
- Zwaai vergroten
- Uit de zwaai komen
Over de kop Over de kop gaan - Inzetten van een rotatiebeweging op een rolvlak of om
gaan een duikelstang
- Voorover of achterover draaien
- Over, onder of rondom een duikelstang draaien
- Steunen of tippen met de handen op de grond tijdens
de rotatie
- Doorzetten van een rotatiebeweging
- Afremmen van een rotatiebeweging
Springen Vrije sprong - Aanlopen naar een afzetplaats
Steunspringen (incl. rollen) - Afzetten van een afzetvlak
Loopspringen - Los zijn van de grond
Touwtje springen - Met de handen steunen op een steunvlak
Ver- en hoogspringen - In de zweeffase passeren van een
toestel/hindernis/touw
- Landen op de grond of landingsvlak
Hardlopen Hardlopen - Individueel of in groepsverband zo snel mogelijk
overbruggen van een bepaalde afstand
- Verschillende afstanden lopend afleggen waarbij de
afstand en het looptempo op elkaar worden afgestemd
- Een afstand zo snel mogelijk lopend overbruggen
Mikken Wegspelen - In positie brengen van een speelvoorwerp
Mikken - Voorbereiden van de mikactie
- Wegspelen van het voorwerp
- Aanschouwen van de vluchtbaan van het voorwerp
en/of het mikresultaat
- Relateren van de eigen mikactie en die van anderen
Jongleren Werpen en vangen - Weggooien, schoppen, tikken, slaan van een voorwerp
Soleren - Met een ander voorwerp een speelvoorwerp
Retourneren wegspelen
- Vangen van een speelvoorwerp
- Met een ander voorwerp het speelvoorwerp opvangen
, - Laten bewegen/aan de gang houden van het
speelvoorwerp
- Stuiteren, dribbelen met een speelvoorwerp
Doelspelen Keeperspelen - Passeren van een tegenstander met een bal
Lummelspelen - Doen van een doelpoging
Aangepaste sportspelen - Openen van aan- en afspeellijnen
- Onderscheppen van een bal
- Voorkomen van een doelpoging
- Sluiten van aan- en afspeellijnen
Tikspelen Tikspelen - Weglopen voor een tikker
Afgooispelen - Ontwijken van de uitmaakactie van de tikker
Honkloopspelen - Bereiken van een vrijplaats
- Uitlokken van de tegenpartij
- Bevrijden van medelopers
- Insluiten of achterna lopen van de loper
- Met de hand of de bal uittikken van de loper
- Afgooien van de loper
- Uitbranden van de loper
- Bewaken van getikte spelers
Stoeispelen Stoeispelen - Uit balans brengen van de tegenspeler
- Het weghalen of verplaatsen van steunpunten van de
ander
- Controleren van de positie van de ander, onder andere
door gebruik te maken van lichaamsgewicht en een
groot steunvlak
- Begeleiden van het vallen of kantelen van de ander
door hem vast- en op te houden
- Balansverstoringen proberen te herstellen of te
voorkomen
- het behouden van een groot steunvlak te vergroten en
een laag lichaamszwaartepunt
- Zo laag mogelijk te houden
- Controle proberen te voorkomen of op te heffen
- Proberen initiatief over te nemen
Bewegen op Bewegen n.a.v. het tempo - Bewegen op geslagen ritme, gezongen lied, kinderdans
muziek van de muziek muziek en actuele muziek
Bewegen n.a.v. de - In de maat stappen, huppelen/galop en lopen op
frasering in de muziek muziek
Een dans uitvoeren op - Starten aan het begin en stilstaan aan het eind van
muziek een muziekstuk
- Op verschillende delen in de muziek een verschillend
bewegingsantwoord geven
- Muzikale accenten invullen met een kort
bewegingsantwoord
- Bewegen in verschillende ruimtelijke patronen
- Bewegen in verschillende richtingen
- Verschillende bewegingen uitvoeren, zowel
enkelvoudig als gecombineerd
, Balanceren, balanceren
Kernactiviteiten
1/2: gaan over een recht balanceervlak
3/4: gaan over een schuin balanceervlak
5/6: gaan over een half instabiel balanceervlak
7/8: gaan over een instabiel balanceervlak
Verwante activiteiten
1/2: gaan over een elastisch koord iets boven de grond, lopen op loopklossen
3/4:steltlopen
5/6: voortbewegen op een balanceerbal
7/8: lopen over strak draad
Uitbouwfactoren
Arrangement:
- van brede naar smalle vlakken
- van korte naar lange vlakken
- van lage naar hoge vlakken
- van horizontale naar schuine vlakken
- van rechte vlakken naar ronde vlakken
- van zonder naar met obstakels
- van stabiele naar labiele vlakken
Uitvoering:
- van schuifelen naar voet voor voet verplaatsen
- van een onregelmatig naar een regelmatig tempo van lopen
- van met hulp naar zonder hulp balanceren
- van niet naar wel omdraaien op het balanceervlak
- van individueel naar gezamenlijk balanceren
Regulering:
- zorgen dat de anderen niet gestoord worden tijdens het balanceren
- het adequaat aanpassen van het balanceervlak
- plaatsen van obstakels op grond van inschatting van eigen kwaliteiten
- hulpverlenen aanpassen aan balanceerkwaliteiten van anderen
- in moeilijke balanceersituatie blijven proberen
Balanceren, acrobatiek
Kernactiviteiten
1/2: scootertje
3/4: platform, paard en ruiter, handstand tegen de muur (met hulp)
5/6: stoeltje (onderpersoon zit), schouderzit, handstand (drietallen)
7/8: stoeltje (onderpersoon staat), schouderstand met opstappen, handstand in acrovorm
Verwante activiteiten
1/2: balanceren
3/4: liften (tweetallen), weegschaal
5/6: planken, schouderzit (klauterraam)
7/8: jonassen, piramide tussen de touwen