Newton natuurkunde voor de bovenbouw vwo 4
BINAS 7A + 8 + 9 + 10A + 17B + 35A + 35D + 36B
Elektrische lading
Er bestaan twee soorten elektrische lading: positieve en negatieve lading.
̵ twee voorwerpen die dezelfde soort lading hebben, stoten elkaar af
̵ twee voorwerpen met verschillende soorten lading trekken elkaar aan
Elk voorwerp bestaat uit atomen en elk atoom is opgebouwd uit een kern met een positieve lading
en daar omheen negatief geladen elektronen. Bij neutrale voorwerpen is de totale positieve lading
even groot als de totale negatieve lading, ze heffen elkaars werking op.
Elektrische stroom
Er loopt alleen een elektrische stroom door een apparaat als het apparaat is opgenomen in een
gesloten stroomkring. De stroomsterkte is de hoeveelheid lading die per seconde door een
apparaat gaat. De elektrische stroom loopt in een stroomkring van de pluspool naar de minpool. De
richting van de elektrische stroom en de bewegingsrichting van de elektronen zijn tegengesteld.
Geleiders laten elektrische stroom door. Isolatoren laten geen stroom door. In een metalen geleider
kunnen alleen elektronen bewegen. De positieve lading zit vast in de kernen van de atomen en de
atomen zitten aan elkaar vast. In een metaal bestaat de elektrische stroom uit bewegende vrije
elektronen. In een vloeistof bestaat de elektrische stroom uit bewegende ionen.
In een gesloten stroomkring loopt de elektrische stroom van de ene pool van de spanningsbron door
een aangesloten apparaat naar de andere pool van de spanningsbron. De stroom wordt in beweging
gezet door de spanning van de spanningsbron, die bij de pluspool elektronen aantrekt en bij de
minpool elektronen wegduwt. De spanning van de bron is de oorzaak van de beweging van de vrije
elektronen. Een grotere spanning zorgt voor een grotere kracht op de geladen deeltjes.
De grootte van de stroom is te meten met een stroommeter (ampèremeter). De elektrische stroom
moet door de meter heen, dus de meter moet in serie worden geschakeld met het apparaat
waardoor de stroomsterkte wordt gemeten. De eenheid van stroomsterkte is ampère (A).
De spanning over een elektrisch apparaat is te meten met een spanningsmeter (voltmeter). Een
voltmeter moet parallel worden geschakeld aan het apparaat waarover de spanning wordt gemeten.
De eenheid van spanning is volt (V).
Energie en vermogen
Elektrische apparaten zetten elektrische energie om in andere vormen van energie, waaronder
warmte. Twee eenheden voor elektrische energie zijn de joule (J) en de kilowattuur (kWh). Het
rendement van een apparaat is het percentage van de ingaande energie dat wordt omgezet in
nuttige energie.
1,0 kWh = 1,0 kW x 1,0 h = 1,0 ∙ 103 W x 3,6 ∙ 103 s = 3,6 ∙ 106 W x s = 3,6 ∙ 106 J
E nuttig P nuttig
η= =
E¿ P¿