Mahnoor Shafi 2020 – 2021
SAMENVATTING ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
DEEL 1 EMOTIONELE ONTWIKKELING
Hoofdstuk 1: Beschrijving van de structuur van de
emotionele ontwikkeling
o Emotionele ontwikkeling en sociale ontwikkeling zijn sterk verbonden met elkaar:
vandaar de term socio-emotionele ontwikkeling
o Emotionele ontwikkeling bestaat uit:
o Evolutie van de eigen emoties
o Inzicht in de emoties van anderen
o Beide factoren zijn noodzakelijk om tot gezonde ontwikkeling te komen die een mens
toestaan om goed te functioneren in een omgeving
o Anderzijds zal sociale omgeving, naast biologische bepalingen, een sterke invloed
hebben op ontwikkeling van beide factoren
1.1 Evolutie van de eigen emoties
o Twee elementen: zelfbewustzijn en emotionele zelfregulatie
1.1.1 Zelfbewustzijn
1.1.1.1 Zuigeling
o Pasgeborene:
o Maakt nog geen onderscheid tussen zichzelf en buitenwereld
o Erg op zichzelf gericht
o Gevoelig voor omgeving: huilen meer in omgeving waar anderen baby’s
huilen
o Gevoel = opwinding dat ontstaat door senso-motorische ervaringen die
meestal door lust of onlust worden gekleurd
o Na 2 maanden:
o Gevoelens worden duurzamer
o Stemmingen die kunnen variëren tussen opgeruimdheid en neerslachtigheid
o Na 3 à 4 maanden:
o Baby gaat op ontdekking in buitenwereld: kijken, luisteren, grijpen,
proeven, ...
o Affectief leven wordt lustvol gekleurd
o 3 drijfveren:
Genotsdrang = lust wordt herhaald, onlust vermeden
Sensatiedrang = kijken en (mond-) voelen
Activiteitsdrang = speldrang, nabootsingdrang (van zichzelf en andere)
o Rond 6 maanden:
o Baby is bewuster van anderen en wil in hun buurt vertoeven
o Gedifferentieerde gevoelens
o Kijken naar gevoelsuitdrukking leidt tot hersengolven die gelijken op die
wanneer volwassenen gezichtsuitdrukkingen opvangen
o Rond 1 jaar:
o Kind kan bepaalde gevoelens uitdrukken via lichamelijkheid: huilen, lachen,
gebrek aan eetlust, rumoerigheid, ...
1
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
o Peuter:
o Stapt, kan dingen gewild grijpen en hanteren en wil gaan deelnemen aan
sociale leven
o Differentiatie in gevoelens: verwondering, twijfel, sympathie, jaloezie en
schaamte
o Zelfbewustzijn komt tot ontwikkeling: koppig, agressief, brutaal maar ook
affectie
o Deze gevoelens zijn directe uitingen op wat zich in zijn omgeving voordoet
1.1.1.2 Kleuter
o Ontwikkeling van het ik-beleven:
o Onderscheid tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’
o Gevoelens worden geconcentreerd op eigen ik
o Egocentrisme: kind ziet zichzelf als middelpunt van de wereld: zoals hij denkt
en voelt, zo denken en voelen anderen ook
o Komt tot uiting in: spel, fantasie en motieven voor gedrag, ...
o Uitbreiding van sociale contacten en gevoelens:
o Nieuwe situatie: kind wordt geconfronteerd met 20 à 30 kinderen onder
leiding van 1 persoon (kleuterjuf/meester)
o Kind wordt geforceerd om met andere kinderen om te gaan van andere aard,
afkomst en cultuur
o Nieuwe situatie kan bedreigend zijn in het begin, maar geleidelijk aan zal hij
er vertrouwd mee geraken
o Woord van kleuterjuf is heilig: wat ouders zeggen, wordt soms in de wind
geslagen
o Juf = buiten het gezin, eerste volwassene die in hun leven een belangrijke rol
gaat spelen en waar ze zich zullen aan hechten
o Grote verantwoordelijkheid voor juf want vertrouwensfiguur voor kinderen
o Behoefte aan contact met leeftijdsgenoten
o Kleuter zoekt iemand om mee te spelen of fantasie
o Beginnend empathisch vermogen
o Beïnvloeden elkaars gedrag sterk: actie en reactie bepalen hun gedrag in de
toekomst
o Prestatiedrang en initiatiefname:
o Rond 3 à 4 jaar (prestatiegerichtgedrag):
Kind gaat zijn prestaties vergelijken met die van anderen en wordt
daaruit gestimuleerd om het beter te doen
Begint meer initiatieven te nemen
Meisjes: goedkeuring en lof
Jongens: prestaties staan centraal
o Opgavenbewustzijn:
Leren onderscheid maken tussen wat ze willen bereiken en wat ze
verwachten te zullen bereiken
2
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
Kleuter moet nog geholpen worden want kan eigen mogelijkheden
nog niet juist inschatten
Kleuter overschat zich? Confrontatie met mislukking en teleurstelling
waardoor hij gaat twijfelen aan zichzelf en kan leiden tot
overcompensatie
1.1.1.3 Lagere schoolkind
o Leren eigen prestaties beoordelen waardoor weer nieuwe reeks van gevoelens
ontstaat
o Enerzijds gevoelens over zichzelf: meer- of minderwaardigheidsgevoelens,
schuldgevoelens, spijt en schaamte
o Zelfwaardegevoel is nog sterk verbonden met hun prestaties en wat buitenwereld
daarvan denkt
o Zeer gevoelig voor positieve en negatieve opmerkingen over zichzelf, wat ze doen of
over hun milieu
o Anderzijds leidt vergelijking met anderen tot gevoelens over anderen: bewondering,
spot, leedvermaak en ijverzucht
o Uitbreiding van sociale gevoelens en ontstaan van morele gevoelens
o Gevoelens komen meer samen voor zelfs als ze tegenstrijdig zijn: vb. tegelijkertijd
afgunst en respect voor een vriend
o Stemmingen wisselen nog makkelijk, maar worden duurzamer
o Weinig diepgang
o Nog eigengericht, eigenmachtsgevoel, levensgevoel (uitgelaten, overmoedig)
1.1.2 Emotionele zelfregulatie
o Emotionele zelfregulatie = de strategieën die we gebruiken om onze emoties aan te
passen tot een comfortabele intensiteit zodat we onze doelen kunnen bereiken
o Prefrontale hersenschors speelt belangrijke rol in vaardigheid om je emoties te
controleren
o Nauwelijks ontwikkeld bij baby’s
o Kleuters ontdekken dat ze iets anders kunnen gaan doen en dat ze zo tot
andere gevoelens kunnen komen
o Ontwikkeling van taal en die leren gebruiken is eveneens een belangrijke factor
o Lagere schoolkind is in staat om onderscheid te maken tussen
probleemgerichte coping en emotiegerichte coping
o Onaangename situatie is veranderbaar? Problemen aanpakken
o Onaangename situatie niet veranderbaar? Zichzelf toestaan om emoties
daarbij te ervaren
o Rond 12 jaar:
o Periode van synaptische groei in prefrontale hersenzonde (emoties
controleren)
o Rond 17 jaar:
o Opnieuw periode van synaptogenese, maar deze keer in temporale
hersenzone wat er zou op wijzen dat er meer verbanden gelegd worden in
taalgebied waardoor adolescent meer in staat is om complexe emoties om te
zetten in taal
3
, Mahnoor Shafi 2020 – 2021
1.2 Evolutie van het inzicht in emoties van anderen
1.2.1 Temperament
o Temperament = een aangeboren tendens om op prikkels te reageren
o Prikkels komen zowel van binnen als van buiten
o Hoe hevig die prikkels zijn en hoe hevig daarmee omgegaan wordt = temperament en
geeft aan hoe hevig we emoties zullen voelen of er op reageren
1.2.2 Social referencing
o Social referencing = het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van
anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen
o Fysieke nabijheid: baby zoekt steun bij volwassenen
o Eens baby non-verbale signalen van anderen begrijpt, gaat baby in onzekere situaties
steun zoeken door te kijken naar ouders of verzorgingsfiguur
o Vb. baby speelt met melkkannetje en kijk naar uitdrukking op gezicht van mama:
walging? Baby zal er korter mee spelen en kans verkleint dat hij er nog mee gaat
spelen in toekomst
o Nog niet duidelijk of social referencing mogelijk is:
o Doordat baby’s dezelfde emotie gaan ervaren als ze gezichtsuitdrukking
waarnemen, wat zou verwijzen naar vroege vorm van empathie
OF
o Dat hij enkel nodige info haalt uit gezichtsuitdrukking: vb. die blik betekent
dat ik er maar best mee stop
1.2.3 Empathie
o Empathie = een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een
andere persoon
o Empathic distress = wanneer je getuige bent van situatie die voor ander pijnlijk, ... is,
zal je zelf gevoel van onbehagen ervaren
o Baby’s ervaren reeds vorm van empathic distress wanneer iemand in de buurt
negatieve gevoelens uit
o Gedrag dat baby’s stellen bij voelen van onbehagen is eigenlijk een reactie op eigen
gevoel en geen emotionele respons ten aanzien van ander
o Volgende stap in ontwikkeling: beginnen inzien dat anderen gedrag kunnen stellen
met bepaald doel voor ogen: vb. oma smeert boterhammen om ze op te eten
o 2 jaar: kinderen beginnen eerste sporen van empathie te vertonen: vb. droevig
peuter troosten
o Peuter moet eerst emotionele signalen van anderen kunnen opvangen
o Gevoel van deze signalen, motiveert hen om actie te ondernemen en emotionele
respons te stellen
1.2.4 Spiegelneuronen
o Spiegelneuronen = zenuwcellen die verspreid door de gehele hersenen liggen, maar
vooral in de motorische gebieden van de frontaalkwabben
o Cellen werden per toeval ontdekt door Italiaanse onderzoeker Rizzolatti bij
onderzoek naar hersenactiviteit bij apen
4
SAMENVATTING ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
DEEL 1 EMOTIONELE ONTWIKKELING
Hoofdstuk 1: Beschrijving van de structuur van de
emotionele ontwikkeling
o Emotionele ontwikkeling en sociale ontwikkeling zijn sterk verbonden met elkaar:
vandaar de term socio-emotionele ontwikkeling
o Emotionele ontwikkeling bestaat uit:
o Evolutie van de eigen emoties
o Inzicht in de emoties van anderen
o Beide factoren zijn noodzakelijk om tot gezonde ontwikkeling te komen die een mens
toestaan om goed te functioneren in een omgeving
o Anderzijds zal sociale omgeving, naast biologische bepalingen, een sterke invloed
hebben op ontwikkeling van beide factoren
1.1 Evolutie van de eigen emoties
o Twee elementen: zelfbewustzijn en emotionele zelfregulatie
1.1.1 Zelfbewustzijn
1.1.1.1 Zuigeling
o Pasgeborene:
o Maakt nog geen onderscheid tussen zichzelf en buitenwereld
o Erg op zichzelf gericht
o Gevoelig voor omgeving: huilen meer in omgeving waar anderen baby’s
huilen
o Gevoel = opwinding dat ontstaat door senso-motorische ervaringen die
meestal door lust of onlust worden gekleurd
o Na 2 maanden:
o Gevoelens worden duurzamer
o Stemmingen die kunnen variëren tussen opgeruimdheid en neerslachtigheid
o Na 3 à 4 maanden:
o Baby gaat op ontdekking in buitenwereld: kijken, luisteren, grijpen,
proeven, ...
o Affectief leven wordt lustvol gekleurd
o 3 drijfveren:
Genotsdrang = lust wordt herhaald, onlust vermeden
Sensatiedrang = kijken en (mond-) voelen
Activiteitsdrang = speldrang, nabootsingdrang (van zichzelf en andere)
o Rond 6 maanden:
o Baby is bewuster van anderen en wil in hun buurt vertoeven
o Gedifferentieerde gevoelens
o Kijken naar gevoelsuitdrukking leidt tot hersengolven die gelijken op die
wanneer volwassenen gezichtsuitdrukkingen opvangen
o Rond 1 jaar:
o Kind kan bepaalde gevoelens uitdrukken via lichamelijkheid: huilen, lachen,
gebrek aan eetlust, rumoerigheid, ...
1
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
o Peuter:
o Stapt, kan dingen gewild grijpen en hanteren en wil gaan deelnemen aan
sociale leven
o Differentiatie in gevoelens: verwondering, twijfel, sympathie, jaloezie en
schaamte
o Zelfbewustzijn komt tot ontwikkeling: koppig, agressief, brutaal maar ook
affectie
o Deze gevoelens zijn directe uitingen op wat zich in zijn omgeving voordoet
1.1.1.2 Kleuter
o Ontwikkeling van het ik-beleven:
o Onderscheid tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’
o Gevoelens worden geconcentreerd op eigen ik
o Egocentrisme: kind ziet zichzelf als middelpunt van de wereld: zoals hij denkt
en voelt, zo denken en voelen anderen ook
o Komt tot uiting in: spel, fantasie en motieven voor gedrag, ...
o Uitbreiding van sociale contacten en gevoelens:
o Nieuwe situatie: kind wordt geconfronteerd met 20 à 30 kinderen onder
leiding van 1 persoon (kleuterjuf/meester)
o Kind wordt geforceerd om met andere kinderen om te gaan van andere aard,
afkomst en cultuur
o Nieuwe situatie kan bedreigend zijn in het begin, maar geleidelijk aan zal hij
er vertrouwd mee geraken
o Woord van kleuterjuf is heilig: wat ouders zeggen, wordt soms in de wind
geslagen
o Juf = buiten het gezin, eerste volwassene die in hun leven een belangrijke rol
gaat spelen en waar ze zich zullen aan hechten
o Grote verantwoordelijkheid voor juf want vertrouwensfiguur voor kinderen
o Behoefte aan contact met leeftijdsgenoten
o Kleuter zoekt iemand om mee te spelen of fantasie
o Beginnend empathisch vermogen
o Beïnvloeden elkaars gedrag sterk: actie en reactie bepalen hun gedrag in de
toekomst
o Prestatiedrang en initiatiefname:
o Rond 3 à 4 jaar (prestatiegerichtgedrag):
Kind gaat zijn prestaties vergelijken met die van anderen en wordt
daaruit gestimuleerd om het beter te doen
Begint meer initiatieven te nemen
Meisjes: goedkeuring en lof
Jongens: prestaties staan centraal
o Opgavenbewustzijn:
Leren onderscheid maken tussen wat ze willen bereiken en wat ze
verwachten te zullen bereiken
2
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
Kleuter moet nog geholpen worden want kan eigen mogelijkheden
nog niet juist inschatten
Kleuter overschat zich? Confrontatie met mislukking en teleurstelling
waardoor hij gaat twijfelen aan zichzelf en kan leiden tot
overcompensatie
1.1.1.3 Lagere schoolkind
o Leren eigen prestaties beoordelen waardoor weer nieuwe reeks van gevoelens
ontstaat
o Enerzijds gevoelens over zichzelf: meer- of minderwaardigheidsgevoelens,
schuldgevoelens, spijt en schaamte
o Zelfwaardegevoel is nog sterk verbonden met hun prestaties en wat buitenwereld
daarvan denkt
o Zeer gevoelig voor positieve en negatieve opmerkingen over zichzelf, wat ze doen of
over hun milieu
o Anderzijds leidt vergelijking met anderen tot gevoelens over anderen: bewondering,
spot, leedvermaak en ijverzucht
o Uitbreiding van sociale gevoelens en ontstaan van morele gevoelens
o Gevoelens komen meer samen voor zelfs als ze tegenstrijdig zijn: vb. tegelijkertijd
afgunst en respect voor een vriend
o Stemmingen wisselen nog makkelijk, maar worden duurzamer
o Weinig diepgang
o Nog eigengericht, eigenmachtsgevoel, levensgevoel (uitgelaten, overmoedig)
1.1.2 Emotionele zelfregulatie
o Emotionele zelfregulatie = de strategieën die we gebruiken om onze emoties aan te
passen tot een comfortabele intensiteit zodat we onze doelen kunnen bereiken
o Prefrontale hersenschors speelt belangrijke rol in vaardigheid om je emoties te
controleren
o Nauwelijks ontwikkeld bij baby’s
o Kleuters ontdekken dat ze iets anders kunnen gaan doen en dat ze zo tot
andere gevoelens kunnen komen
o Ontwikkeling van taal en die leren gebruiken is eveneens een belangrijke factor
o Lagere schoolkind is in staat om onderscheid te maken tussen
probleemgerichte coping en emotiegerichte coping
o Onaangename situatie is veranderbaar? Problemen aanpakken
o Onaangename situatie niet veranderbaar? Zichzelf toestaan om emoties
daarbij te ervaren
o Rond 12 jaar:
o Periode van synaptische groei in prefrontale hersenzonde (emoties
controleren)
o Rond 17 jaar:
o Opnieuw periode van synaptogenese, maar deze keer in temporale
hersenzone wat er zou op wijzen dat er meer verbanden gelegd worden in
taalgebied waardoor adolescent meer in staat is om complexe emoties om te
zetten in taal
3
, Mahnoor Shafi 2020 – 2021
1.2 Evolutie van het inzicht in emoties van anderen
1.2.1 Temperament
o Temperament = een aangeboren tendens om op prikkels te reageren
o Prikkels komen zowel van binnen als van buiten
o Hoe hevig die prikkels zijn en hoe hevig daarmee omgegaan wordt = temperament en
geeft aan hoe hevig we emoties zullen voelen of er op reageren
1.2.2 Social referencing
o Social referencing = het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van
anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen
o Fysieke nabijheid: baby zoekt steun bij volwassenen
o Eens baby non-verbale signalen van anderen begrijpt, gaat baby in onzekere situaties
steun zoeken door te kijken naar ouders of verzorgingsfiguur
o Vb. baby speelt met melkkannetje en kijk naar uitdrukking op gezicht van mama:
walging? Baby zal er korter mee spelen en kans verkleint dat hij er nog mee gaat
spelen in toekomst
o Nog niet duidelijk of social referencing mogelijk is:
o Doordat baby’s dezelfde emotie gaan ervaren als ze gezichtsuitdrukking
waarnemen, wat zou verwijzen naar vroege vorm van empathie
OF
o Dat hij enkel nodige info haalt uit gezichtsuitdrukking: vb. die blik betekent
dat ik er maar best mee stop
1.2.3 Empathie
o Empathie = een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een
andere persoon
o Empathic distress = wanneer je getuige bent van situatie die voor ander pijnlijk, ... is,
zal je zelf gevoel van onbehagen ervaren
o Baby’s ervaren reeds vorm van empathic distress wanneer iemand in de buurt
negatieve gevoelens uit
o Gedrag dat baby’s stellen bij voelen van onbehagen is eigenlijk een reactie op eigen
gevoel en geen emotionele respons ten aanzien van ander
o Volgende stap in ontwikkeling: beginnen inzien dat anderen gedrag kunnen stellen
met bepaald doel voor ogen: vb. oma smeert boterhammen om ze op te eten
o 2 jaar: kinderen beginnen eerste sporen van empathie te vertonen: vb. droevig
peuter troosten
o Peuter moet eerst emotionele signalen van anderen kunnen opvangen
o Gevoel van deze signalen, motiveert hen om actie te ondernemen en emotionele
respons te stellen
1.2.4 Spiegelneuronen
o Spiegelneuronen = zenuwcellen die verspreid door de gehele hersenen liggen, maar
vooral in de motorische gebieden van de frontaalkwabben
o Cellen werden per toeval ontdekt door Italiaanse onderzoeker Rizzolatti bij
onderzoek naar hersenactiviteit bij apen
4