Operations management samenvatting
Lesweek 1:
Operations Management =
1.Alle hulpbronnen die je nodig hebt om een product te maken of een dienst te leveren.
2.Een stroomlijn van alle processen.
3.Alles wat er op de werkvloer gebeurt moet goed verlopen.
"Hoe kunnen we ervoor zorgen dat vraag en aanbod op elkaar zijn afgestemd?" = Typische
tentamen-vraag
Voorraadbeheer= In de gaten houden of je voldoende voorraad hebt, zonder voorraad in
overvloed te hebben. Dit is de optimale ordergrootte (formule EOQ). Dus daardoor hoef je geen
'nee te verkopen'.
De 4 D’s figuur 1.9 bladzijde 31
• Direct= concept, strategie
• Design = ontwerp
• Deliver = leveranciersnetwerk, capaciteitsmanagement, bezettingsgraad, benodigd
personeel, voorraadbeheer
• Develop = kwaliteitsmanagement, verbetermanagement; bijvoorbeeld gap-analyse
4 belangrijke items voor je tentamen;
1. Input transformatie output model figuur 1.1 bladzijde 4
Transformed resources verandert "het" dus wel (materiaal, informatie en klanten) Voorbeelden;
• Pinda's is het materiaal dat verandert in pindakaas.
• Man wil aankomen - transformatie; wordt dikker
• Informatie die de student door het jaar heen leert.
Transforming resources hulpmiddel om de verandering tot stand te brengen
Voorbeelden;
• Pindakaas potje als hulpmiddel dat niet verandert
• Pindakaas en boter als hulpmiddel om hem dik te maken
• Boek of docent om informatie te leren aan studenten + boek en docent veranderen
niet
1
,2. Performance objectives figuur 1.4 bladzijde 14
Operations management rekening houden met de 3 niveaus:
1.Societal level operations sustainability: Duurzaamheid
De 3 P’s:
1.Poeple
2.Planet
3.Profit
2.Strategic level operations strategic impact: strategische niveau
1.Kosten
2.Omzet
3.Investeringen
4.Innovaties
5.Risico’s
3.Operational level operations performance objectives: Dagelijkse beslissingen (belangrijk
is deze 3e)
5 doelstellingen die bedrijven kunnen hebben
1.Kwaliteit - Apple
2.Snelheid - Subway, Mc Donalds
3.Betrouwbaarheid - Belastingdienst
4.Flexibiliteit - Kinderdagverblijf
5.Kosten - Action, Zeemand
2
, 3. 4V- raamwerk figuur 1.8 bladzijde 29
1.Volume:
1.Hoog volume - Veel klanten of producten afzetten (bv. de Mac)
2.Laag volume - Weinig klanten of producten afzet (bv. Amstel hotel
2.Variety - verscheidenheid:
1.Hoog variety - Is maat werk, complex product en kost veel (een op maat gemaakte jurk van
een designer).
2.Laag variety - Is routine matig werk, het product is standaard en het is laag in prijs (bijv. een
jurk van de H&M)
3.Veration - Variatie in de vraag:
1.Hoge variatie Veel pieken en dalen in de vraag dus kan te maken hebben met
seizoenproducten (Bijv. een hotel in een ski gebied)
2.Lage variatie weinig pieken en dalen in de vraag, afzet altijd wel constant (bijv. de Albert Heijn)
4.Visibility - contractuele vaardigheden:
1.Hoge visibility - veel gebruik van contractuele vaardigheden. Elk gesprek is anders en is prijzig
(bv. gesprek bij de kapper)
2.Lage visibility - Weinig contractuele vaardigheden. Standaard vragen en goedkoop (bv.
Gesprek bij de kassa van de Mac).
• Volume (aantal mensen bijvoorbeeld)
• Variëteit/ verscheidenheid (hoe is het aanbod)
• Variatie/ vraag en aanbod (pieken in dalen, te maken met schommelingen)
• Visibility = zichtbaarheid (diepgaande klantcontact)
Je kunt een verhaaltje krijgen op het tentamen en dan moet je daarbij bedenken wat de
Transforming Resources en de Transformed Resources zijn en wat daar dan uitkomt (output)
= zie het Input Output Model (figuur 1.1)
3
Lesweek 1:
Operations Management =
1.Alle hulpbronnen die je nodig hebt om een product te maken of een dienst te leveren.
2.Een stroomlijn van alle processen.
3.Alles wat er op de werkvloer gebeurt moet goed verlopen.
"Hoe kunnen we ervoor zorgen dat vraag en aanbod op elkaar zijn afgestemd?" = Typische
tentamen-vraag
Voorraadbeheer= In de gaten houden of je voldoende voorraad hebt, zonder voorraad in
overvloed te hebben. Dit is de optimale ordergrootte (formule EOQ). Dus daardoor hoef je geen
'nee te verkopen'.
De 4 D’s figuur 1.9 bladzijde 31
• Direct= concept, strategie
• Design = ontwerp
• Deliver = leveranciersnetwerk, capaciteitsmanagement, bezettingsgraad, benodigd
personeel, voorraadbeheer
• Develop = kwaliteitsmanagement, verbetermanagement; bijvoorbeeld gap-analyse
4 belangrijke items voor je tentamen;
1. Input transformatie output model figuur 1.1 bladzijde 4
Transformed resources verandert "het" dus wel (materiaal, informatie en klanten) Voorbeelden;
• Pinda's is het materiaal dat verandert in pindakaas.
• Man wil aankomen - transformatie; wordt dikker
• Informatie die de student door het jaar heen leert.
Transforming resources hulpmiddel om de verandering tot stand te brengen
Voorbeelden;
• Pindakaas potje als hulpmiddel dat niet verandert
• Pindakaas en boter als hulpmiddel om hem dik te maken
• Boek of docent om informatie te leren aan studenten + boek en docent veranderen
niet
1
,2. Performance objectives figuur 1.4 bladzijde 14
Operations management rekening houden met de 3 niveaus:
1.Societal level operations sustainability: Duurzaamheid
De 3 P’s:
1.Poeple
2.Planet
3.Profit
2.Strategic level operations strategic impact: strategische niveau
1.Kosten
2.Omzet
3.Investeringen
4.Innovaties
5.Risico’s
3.Operational level operations performance objectives: Dagelijkse beslissingen (belangrijk
is deze 3e)
5 doelstellingen die bedrijven kunnen hebben
1.Kwaliteit - Apple
2.Snelheid - Subway, Mc Donalds
3.Betrouwbaarheid - Belastingdienst
4.Flexibiliteit - Kinderdagverblijf
5.Kosten - Action, Zeemand
2
, 3. 4V- raamwerk figuur 1.8 bladzijde 29
1.Volume:
1.Hoog volume - Veel klanten of producten afzetten (bv. de Mac)
2.Laag volume - Weinig klanten of producten afzet (bv. Amstel hotel
2.Variety - verscheidenheid:
1.Hoog variety - Is maat werk, complex product en kost veel (een op maat gemaakte jurk van
een designer).
2.Laag variety - Is routine matig werk, het product is standaard en het is laag in prijs (bijv. een
jurk van de H&M)
3.Veration - Variatie in de vraag:
1.Hoge variatie Veel pieken en dalen in de vraag dus kan te maken hebben met
seizoenproducten (Bijv. een hotel in een ski gebied)
2.Lage variatie weinig pieken en dalen in de vraag, afzet altijd wel constant (bijv. de Albert Heijn)
4.Visibility - contractuele vaardigheden:
1.Hoge visibility - veel gebruik van contractuele vaardigheden. Elk gesprek is anders en is prijzig
(bv. gesprek bij de kapper)
2.Lage visibility - Weinig contractuele vaardigheden. Standaard vragen en goedkoop (bv.
Gesprek bij de kassa van de Mac).
• Volume (aantal mensen bijvoorbeeld)
• Variëteit/ verscheidenheid (hoe is het aanbod)
• Variatie/ vraag en aanbod (pieken in dalen, te maken met schommelingen)
• Visibility = zichtbaarheid (diepgaande klantcontact)
Je kunt een verhaaltje krijgen op het tentamen en dan moet je daarbij bedenken wat de
Transforming Resources en de Transformed Resources zijn en wat daar dan uitkomt (output)
= zie het Input Output Model (figuur 1.1)
3
