Alle teksttheorie op een rijtje: 5 functies van het slot (p. 140)
conclusie
om succesvol te kunnen zijn bij een toets of samenvatting
het examen, leer je de stof op drie niveaus: aanbeveling
1. onthouden (dus uit je hoofd leren) afweging
oproep
2. begrijpen (wat is het verschil tussen alle
termen?)
objectief of subjectief? (p. 59)
3. toepassen (hoe kan ik in een tekst zien wat feitelijke of waarderende uitspraken?
wát is, en wat met wát te maken heeft?)
…………………………………………………………………….. 7 tekstdoelen, van obj. naar subj.
(p. 57)
Toepassingsstappen: de leesstrategieën (blz.
informeren
53) instrueren
1. Oriënterend lezen: kijk naar wat opvalt uiteenzetten
(stof 4-5 havo/4-5-6 vwo) beschouwen
overtuigen
2. Globaal lezen A: lees titel, inleiding en slot activeren
(stof 4-5 havo/4-5-6 vwo) (amuseren)
Delen van de tekst die je moet lezen om
het onderwerp van die tekst te kunnen 7 tekstsoorten, van obj. naar subj.
bepalen (p. 57)
titel informatieve tekst
inleiding instruerende tekst (instructie)
slot uiteenzetting
beschouwing
betoog (overtuigende tekst)
Hoe noteer je het onderwerp? activerende tekst
in een of enkele woorden (amuserende, diverterende tekst)
5 functies van de inleiding (p.136) 3. Globaal lezen B (lees de 1e en laatste
belangstelling wekken (of aandacht zinnen van de overige alinea’s) (stof 4-5
trekken, of de lezer nieuwsgierig maken)
havo/4-5-6 vwo)
onderwerp introduceren
hoofdgedachte introduceren
opbouw aangeven
aanleiding noemen 4 manieren om alinea’s te verbinden
(het publiek welwillend stemmen) (blz.131)
herhaling / overlapping
overgangszin (verwijswoord)
5 technieken voor ‘pakkende’ inleiding signaalzin (aankondigende zin)
anekdote signaalwoord
prikkelende stelling
retorische vraag
directe vraag
korte samenvatting vooraf
(zie boek voor meer informatie)
conclusie
om succesvol te kunnen zijn bij een toets of samenvatting
het examen, leer je de stof op drie niveaus: aanbeveling
1. onthouden (dus uit je hoofd leren) afweging
oproep
2. begrijpen (wat is het verschil tussen alle
termen?)
objectief of subjectief? (p. 59)
3. toepassen (hoe kan ik in een tekst zien wat feitelijke of waarderende uitspraken?
wát is, en wat met wát te maken heeft?)
…………………………………………………………………….. 7 tekstdoelen, van obj. naar subj.
(p. 57)
Toepassingsstappen: de leesstrategieën (blz.
informeren
53) instrueren
1. Oriënterend lezen: kijk naar wat opvalt uiteenzetten
(stof 4-5 havo/4-5-6 vwo) beschouwen
overtuigen
2. Globaal lezen A: lees titel, inleiding en slot activeren
(stof 4-5 havo/4-5-6 vwo) (amuseren)
Delen van de tekst die je moet lezen om
het onderwerp van die tekst te kunnen 7 tekstsoorten, van obj. naar subj.
bepalen (p. 57)
titel informatieve tekst
inleiding instruerende tekst (instructie)
slot uiteenzetting
beschouwing
betoog (overtuigende tekst)
Hoe noteer je het onderwerp? activerende tekst
in een of enkele woorden (amuserende, diverterende tekst)
5 functies van de inleiding (p.136) 3. Globaal lezen B (lees de 1e en laatste
belangstelling wekken (of aandacht zinnen van de overige alinea’s) (stof 4-5
trekken, of de lezer nieuwsgierig maken)
havo/4-5-6 vwo)
onderwerp introduceren
hoofdgedachte introduceren
opbouw aangeven
aanleiding noemen 4 manieren om alinea’s te verbinden
(het publiek welwillend stemmen) (blz.131)
herhaling / overlapping
overgangszin (verwijswoord)
5 technieken voor ‘pakkende’ inleiding signaalzin (aankondigende zin)
anekdote signaalwoord
prikkelende stelling
retorische vraag
directe vraag
korte samenvatting vooraf
(zie boek voor meer informatie)