Kennistoets 2.1 VZ/C&G
Verpleegkundige zorgverlening:
1.1 vitale functies beoordelen:
Indicatie voor het meten van vitale waarden:
• Uitganswaarde(n) bepalen bij opname
• Verandering in toestand zorgvrager
• Voorafgaand aan procedure/ingreep
• Voor/na toediening van medicament of (bloed)-product
Vaak wordt er in het ziekenhuis gemiddelde 3 keer per dag gemeten.
Wat verstaan we onder vitale waarden:
• Ademhaling
• Circulatie (hartslag/bloeddruk)
• Temperatuur
• Bewustzijn
Intraveneus = via het bloed (infuus)
Ademhaling:
Wat wordt beoordeeld?
• Frequentie (normaal 15-17 keer voor volwassenen, bij jongeren is dit sneller
afhankelijk van leeftijd)
• Diepte
• Regelmaat
• (Symmetrie, paradoxale ademhaling, bijgeluiden)
• Huidskleur?
o Centrale Cyanose
o Perifere Cyanose
Meten = aantal ademhalingen per 30 sec. * 2
Bradypneu = trage ademhaling
Tachypneu = snelle ademhaling
Circulatie (polsslag):
• Frequentie normaal 60-100 sl/min
o Bradycardie (< 60 sl/min)
o Tachycardie (> 100 sl/min)
• Regelmaat (bijv. t.g.v. hartritmestoornissen)
o Regulariteit
o Irregulariteit
Meten = aantal polsslagen per 15 sec. * 4
• Kracht
o Zwak
o Krachtig
, • Gelijkmatigheid (is er afwisseling van zwak/krachtig)
o Equaal (alle polsslagen even sterk gevuld)
o Inequaal (niet alle polsslagen even sterk gevuld)
Circulatie (bloeddruk):
• Riva-Rocci-methode (RR): metingen in millimeter kwik (mmHg)
o Systolische druk (bovendruk)
o Diastolische druk (onderdruk)
• Normaalwaarden (volwassenen) 120/80 mmHg
• Hypertensie indien systole > 160 mmHg
• Hypotensie indien systole < 100 mmHg
Temperatuur:
• Normaalwaarden volwassenen → 36,5 C – 37,5 C
• Verhoging (of subfebriele verhoging) → 37,5 C – 38 C
• Koorts → 38 C – 41 C
• Hyperthermie → > 41 C
• Hypothermie → < 35 C
• Meting lichaamstemperatuur
o Rectaal
o Oraal
o Axillair
o Auraal
1.2 diverse meetinstrumenten toepassen met betrekking tot het meten van de vitale functies:
Ademhaling en polsslag:
• Een polsteller
• Een secondewijzer op een horloge
• Een secondewijzer van een klok
• Een stopwatch (mobiel)
,Bloeddruk:
• Digitale bloeddrukmeters (stethoscoop)
• Manometerbloeddrukmeters
• Continue registratie (intensive care)
• Elektronische bloeddrukmeters of automatische digitale bloeddrukmeters
Temperatuur:
• Elektronische meetapparaten (rectaal, oraal, axillair, auraal)
Bewustzijn:
• Glasgow Coma Scale (d.m.v. EMV score) →
• Delirium Observatie Screening Schaal (DOSS)
• Pupilreflextest (lampje in oog schijnen)
2.1 de belangrijkste verpleegproblemen benoemen:
• Therapieontrouw
• Ineffectief gezondheidsonderhoud
• Diarree
• Vermoeidheid
• Kortademigheid
• Zelfzorgtekort rond lichamelijke verzorging
• Verminder activiteit vermogen
• Verstoord slaappatroon
• Geheugenstoornis
• Acute verwardheid (Delier)
• Angst
• Sombere stemming en depressie
• Eenzaamheid, sociaal isolement
• Problemen met acceptatie van de ziekte
• (Dreigende) geestelijke nood
, Geneeskunde:
1.1 benoemen wat de verschillende onderdelen van het circulatiesysteem zijn (de grote en de
kleine bloedsomloop, de bouw van het hart (atria/ventrikels), de hartkleppen en de
coronairarteriën):
• Rechter atrium = rechterboezem
• Linker atrium = linkerboezem
• Rechterventrikel = rechterkamer
• Linkerventrikel = linkerkamer
• Bovenste holle ader = bloed uit
bovenlichaam
• Onderste holle ader = bloed uit
onderlichaam
• Atrio ventriculaire kleppen
• Arteria pulmonaris = longslagader
(zuurstofarm)
• Slagaders = zuurstofrijk
• Aders = zuurstofarm
• Kleine circulatie (bloedsomloop) = longen (rechterkant van het hart)
• Grote circulatie (bloedsomloop) = lichaam (linkerkant van het hart)
• Mitralis kleppen = tussen LA en LV
• Bloeddruk in de arteriën van kleine circulatie is veel lager dan in de arteriën van de
grote circulatie
• Aortakleppen = halve maanvormig
Verpleegkundige zorgverlening:
1.1 vitale functies beoordelen:
Indicatie voor het meten van vitale waarden:
• Uitganswaarde(n) bepalen bij opname
• Verandering in toestand zorgvrager
• Voorafgaand aan procedure/ingreep
• Voor/na toediening van medicament of (bloed)-product
Vaak wordt er in het ziekenhuis gemiddelde 3 keer per dag gemeten.
Wat verstaan we onder vitale waarden:
• Ademhaling
• Circulatie (hartslag/bloeddruk)
• Temperatuur
• Bewustzijn
Intraveneus = via het bloed (infuus)
Ademhaling:
Wat wordt beoordeeld?
• Frequentie (normaal 15-17 keer voor volwassenen, bij jongeren is dit sneller
afhankelijk van leeftijd)
• Diepte
• Regelmaat
• (Symmetrie, paradoxale ademhaling, bijgeluiden)
• Huidskleur?
o Centrale Cyanose
o Perifere Cyanose
Meten = aantal ademhalingen per 30 sec. * 2
Bradypneu = trage ademhaling
Tachypneu = snelle ademhaling
Circulatie (polsslag):
• Frequentie normaal 60-100 sl/min
o Bradycardie (< 60 sl/min)
o Tachycardie (> 100 sl/min)
• Regelmaat (bijv. t.g.v. hartritmestoornissen)
o Regulariteit
o Irregulariteit
Meten = aantal polsslagen per 15 sec. * 4
• Kracht
o Zwak
o Krachtig
, • Gelijkmatigheid (is er afwisseling van zwak/krachtig)
o Equaal (alle polsslagen even sterk gevuld)
o Inequaal (niet alle polsslagen even sterk gevuld)
Circulatie (bloeddruk):
• Riva-Rocci-methode (RR): metingen in millimeter kwik (mmHg)
o Systolische druk (bovendruk)
o Diastolische druk (onderdruk)
• Normaalwaarden (volwassenen) 120/80 mmHg
• Hypertensie indien systole > 160 mmHg
• Hypotensie indien systole < 100 mmHg
Temperatuur:
• Normaalwaarden volwassenen → 36,5 C – 37,5 C
• Verhoging (of subfebriele verhoging) → 37,5 C – 38 C
• Koorts → 38 C – 41 C
• Hyperthermie → > 41 C
• Hypothermie → < 35 C
• Meting lichaamstemperatuur
o Rectaal
o Oraal
o Axillair
o Auraal
1.2 diverse meetinstrumenten toepassen met betrekking tot het meten van de vitale functies:
Ademhaling en polsslag:
• Een polsteller
• Een secondewijzer op een horloge
• Een secondewijzer van een klok
• Een stopwatch (mobiel)
,Bloeddruk:
• Digitale bloeddrukmeters (stethoscoop)
• Manometerbloeddrukmeters
• Continue registratie (intensive care)
• Elektronische bloeddrukmeters of automatische digitale bloeddrukmeters
Temperatuur:
• Elektronische meetapparaten (rectaal, oraal, axillair, auraal)
Bewustzijn:
• Glasgow Coma Scale (d.m.v. EMV score) →
• Delirium Observatie Screening Schaal (DOSS)
• Pupilreflextest (lampje in oog schijnen)
2.1 de belangrijkste verpleegproblemen benoemen:
• Therapieontrouw
• Ineffectief gezondheidsonderhoud
• Diarree
• Vermoeidheid
• Kortademigheid
• Zelfzorgtekort rond lichamelijke verzorging
• Verminder activiteit vermogen
• Verstoord slaappatroon
• Geheugenstoornis
• Acute verwardheid (Delier)
• Angst
• Sombere stemming en depressie
• Eenzaamheid, sociaal isolement
• Problemen met acceptatie van de ziekte
• (Dreigende) geestelijke nood
, Geneeskunde:
1.1 benoemen wat de verschillende onderdelen van het circulatiesysteem zijn (de grote en de
kleine bloedsomloop, de bouw van het hart (atria/ventrikels), de hartkleppen en de
coronairarteriën):
• Rechter atrium = rechterboezem
• Linker atrium = linkerboezem
• Rechterventrikel = rechterkamer
• Linkerventrikel = linkerkamer
• Bovenste holle ader = bloed uit
bovenlichaam
• Onderste holle ader = bloed uit
onderlichaam
• Atrio ventriculaire kleppen
• Arteria pulmonaris = longslagader
(zuurstofarm)
• Slagaders = zuurstofrijk
• Aders = zuurstofarm
• Kleine circulatie (bloedsomloop) = longen (rechterkant van het hart)
• Grote circulatie (bloedsomloop) = lichaam (linkerkant van het hart)
• Mitralis kleppen = tussen LA en LV
• Bloeddruk in de arteriën van kleine circulatie is veel lager dan in de arteriën van de
grote circulatie
• Aortakleppen = halve maanvormig