Hoofdstuk 1 Marketing
Paragraaf 1.1
Marketingconcept: bij alles wat een ondernemer doet, zal hij de afnemer centraal
stellen.
Marketing bestudeert het gedrag van de afnemers en stelt daarbij de behoefte centraal.
De functie van marketing is om de doelstelling van de onderneming te helpen realiseren door
die producten te verkopen waaraan de afnemer behoefte heeft.
Paragraaf 1.2
Er is een tijd geweest dat niet de afnemer, maar de product dat het bedrijf aanbood, centraal
stond.
Verschillende marktbenaderingsoriëntaties:
1. Productieoriëntatie
2. Productoriëntatie
3. Verkooporiëntatie
4. Marketingoriëntatie
5. Maatschappelijke oriëntatie
1.Productieoriëntatie:
Uitgangspunt; zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten.
Verkopersmarkt: tekort aan producten zorgt ervoor dat de producenten/verkopers het
voor het zeggen hebben.
Tot ongeveer 1930.
Maar er zijn nog steeds bedrijven die hiervan uitgaan.
2.Productoriëntatie
Uitganspunt; een goed product verkoopt zichzelf
De kwaliteit van het product vormt een belangrijke voorwaarde voor de verkoop ervan.
Tot aan begin jaren 20 van de vorige eeuw.
3. verkooporiëntatie
Verkopersmarkt wordt kopersmarkt.
Behulp van reclame.
Tussen 1930 & 1950
4.Marketingoriëntatie
Richt zich steeds meer op de markt.
Wensen en verlangens van de afnemers staan centraal.
5.Maatschappelijke oriëntatie
Houd rekening met de hele maatschappij.
Bescherming van het milieu is belangrijk.
,Paragraaf 1.3
De groothandel, de detailhandel en de consumenten zijn allemaal afnemers.
Twee soorten afnemers:
1. Finale afnemers
Gebruikt product om zijn eigen behoefte te voorzien.
2. Industriële afnemers
Koopt producten om weer door te verkopen.
Alle afnemers van een bedrijf bij elkaar noemen we de afzetmarkt.
Ook potentiële kopers horen hierbij!
Verschillen tussen industriële marketing en consumenten marketing:
1. Omvang afnemers
2. Geografische vraag
3. Duur relatie
4. Afgeleide vraag
5. Emotionele/rationele beslissing
6. Reciprociteit
Paragraaf 1.4
Marketinginstrumenten:
1. Product
2. Prijs
3. Plaats
4. Promotie
(Detailhandel)
5. Personeel
6. Presentatie
Product: tastbare, verpakking, garantie en service, merk, assortiment en kwaliteit.
Prijs: rekening houden met gemaakte kosten, concurrent of prijs die de consument wil
betalen.
Plaats: bepaald de fabrikant hoe hij zijn producten distribueert en waar hij ze wil verkopen.
Promotie:
Persoonlijke verkoop
Sales promotion
Reclame
Public relations
Sponsoring
Als de marketingmix door de ondernemer goed wordt ingezet zal dit leiden tot ruil, relatie en
reputatie.
Paragraaf 1.5
Interne omgevingsfactoren
Liggen binnen het bedrijf (Micro omgeving)
Productiecapaciteit
De financiering
De marketingmix
Personeel
Productiecapaciteit: maximale aantal producten die een bedrijf binnen een bepaalde periode
kan vervaardigen.
, Financiering: lenen gaat makkelijker met volle portemonnee en een goedlopend bedrijf.
Marketingmix: zie paragraaf 1.4
Personeel: gaat om aantal, motivatie en uitvoering.
Externe omgevingsfactoren
Liggen buiten het bedrijf
Meso-omgeving: externe, niet-beheersbare factoren vanuit de markt of branche.
Macro-omgeving: externe, niet-beheersbare invloeden vanuit de maatschappij.
Deze invloeden hebben betrekking op:
1. Economie
2. Demografie
3. Politiek-juridisch
4. Sociaal-cultureel
5. Technologie
6. Maatschappelijk
Hoofdstuk 2 Marketing
Paragraaf 2.4
Plannen is nu beslissen wat er in de toekomst gedaan moet worden.
Paragraaf 1.1
Marketingconcept: bij alles wat een ondernemer doet, zal hij de afnemer centraal
stellen.
Marketing bestudeert het gedrag van de afnemers en stelt daarbij de behoefte centraal.
De functie van marketing is om de doelstelling van de onderneming te helpen realiseren door
die producten te verkopen waaraan de afnemer behoefte heeft.
Paragraaf 1.2
Er is een tijd geweest dat niet de afnemer, maar de product dat het bedrijf aanbood, centraal
stond.
Verschillende marktbenaderingsoriëntaties:
1. Productieoriëntatie
2. Productoriëntatie
3. Verkooporiëntatie
4. Marketingoriëntatie
5. Maatschappelijke oriëntatie
1.Productieoriëntatie:
Uitgangspunt; zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten.
Verkopersmarkt: tekort aan producten zorgt ervoor dat de producenten/verkopers het
voor het zeggen hebben.
Tot ongeveer 1930.
Maar er zijn nog steeds bedrijven die hiervan uitgaan.
2.Productoriëntatie
Uitganspunt; een goed product verkoopt zichzelf
De kwaliteit van het product vormt een belangrijke voorwaarde voor de verkoop ervan.
Tot aan begin jaren 20 van de vorige eeuw.
3. verkooporiëntatie
Verkopersmarkt wordt kopersmarkt.
Behulp van reclame.
Tussen 1930 & 1950
4.Marketingoriëntatie
Richt zich steeds meer op de markt.
Wensen en verlangens van de afnemers staan centraal.
5.Maatschappelijke oriëntatie
Houd rekening met de hele maatschappij.
Bescherming van het milieu is belangrijk.
,Paragraaf 1.3
De groothandel, de detailhandel en de consumenten zijn allemaal afnemers.
Twee soorten afnemers:
1. Finale afnemers
Gebruikt product om zijn eigen behoefte te voorzien.
2. Industriële afnemers
Koopt producten om weer door te verkopen.
Alle afnemers van een bedrijf bij elkaar noemen we de afzetmarkt.
Ook potentiële kopers horen hierbij!
Verschillen tussen industriële marketing en consumenten marketing:
1. Omvang afnemers
2. Geografische vraag
3. Duur relatie
4. Afgeleide vraag
5. Emotionele/rationele beslissing
6. Reciprociteit
Paragraaf 1.4
Marketinginstrumenten:
1. Product
2. Prijs
3. Plaats
4. Promotie
(Detailhandel)
5. Personeel
6. Presentatie
Product: tastbare, verpakking, garantie en service, merk, assortiment en kwaliteit.
Prijs: rekening houden met gemaakte kosten, concurrent of prijs die de consument wil
betalen.
Plaats: bepaald de fabrikant hoe hij zijn producten distribueert en waar hij ze wil verkopen.
Promotie:
Persoonlijke verkoop
Sales promotion
Reclame
Public relations
Sponsoring
Als de marketingmix door de ondernemer goed wordt ingezet zal dit leiden tot ruil, relatie en
reputatie.
Paragraaf 1.5
Interne omgevingsfactoren
Liggen binnen het bedrijf (Micro omgeving)
Productiecapaciteit
De financiering
De marketingmix
Personeel
Productiecapaciteit: maximale aantal producten die een bedrijf binnen een bepaalde periode
kan vervaardigen.
, Financiering: lenen gaat makkelijker met volle portemonnee en een goedlopend bedrijf.
Marketingmix: zie paragraaf 1.4
Personeel: gaat om aantal, motivatie en uitvoering.
Externe omgevingsfactoren
Liggen buiten het bedrijf
Meso-omgeving: externe, niet-beheersbare factoren vanuit de markt of branche.
Macro-omgeving: externe, niet-beheersbare invloeden vanuit de maatschappij.
Deze invloeden hebben betrekking op:
1. Economie
2. Demografie
3. Politiek-juridisch
4. Sociaal-cultureel
5. Technologie
6. Maatschappelijk
Hoofdstuk 2 Marketing
Paragraaf 2.4
Plannen is nu beslissen wat er in de toekomst gedaan moet worden.