Economie Samenvatting en Begrippenlijst H1
§1.1
Soorten behoeften:
Basisbehoeften of primaire behoeften: dingen die je in de basis nodig hebt om te leven
zoals, voedsel.
Secundaire behoeften: behoeften die pas van belang zijn wanneer de basisbehoeften zijn
vervuld.
- Normale behoeften: behoeften die net uitsteken boven het bestaansminimum zoals,
sport en een praktisch gelegen plek voor je huis.
- Luxe behoeften: behoeften die ver uitsteken boven het bestaansminimum zoals,
dure auto en merkkleding.
Statusgoederen: ?
Alternatief aanwendbaar: middelen zijn voor verschillende mogelijkheden in te zetten.
Budgetbegroting: Hoe je je budget gaat besteden, op welke manier?
Productiefactoren:
Vier verschillende middelen
- Natuur: natuurlijke grondstoffen en energie
- Kapitaal: machines, hierdoor wordt de productie op gang gebracht
- Arbeid: inspanning van mensen: menselijk kapitaal
- Ondernemerschap: het initiatief om bovenstaande productiefactoren te combineren
zoals, een fabriek.
Investeren: de aanschaf van kapitaalgoederen of grond met het doel ermee geld te
verdienen.
§1.2
Budgettair probleem: een tekort dat ontstaat wanneer de uitgaven groter zijn dan de
inkomsten.
Bezuinigen: het verlagen van de uitgaven.
Dagelijkse uitgaven: uitgaven die te maken hebben met kosten van levensonderhoud.
Vaste uitgaven: uitgaven die iedere periode terugkomen zoals, gas.
Incidentele uitgaven: uitgaven die af en toe voorkomen zoals, kleding.
Opofferingskosten: alles wat opgeofferd moet worden om iets te verkrijgen.
Budgetlijn: de lijn die op elk punt aangeeft hoeveel een persoon met zijn budget kan
uitgeven (twee goederen).
Budgetset: is de budgetlijn met het hele gebied eronder.
§1.1
Soorten behoeften:
Basisbehoeften of primaire behoeften: dingen die je in de basis nodig hebt om te leven
zoals, voedsel.
Secundaire behoeften: behoeften die pas van belang zijn wanneer de basisbehoeften zijn
vervuld.
- Normale behoeften: behoeften die net uitsteken boven het bestaansminimum zoals,
sport en een praktisch gelegen plek voor je huis.
- Luxe behoeften: behoeften die ver uitsteken boven het bestaansminimum zoals,
dure auto en merkkleding.
Statusgoederen: ?
Alternatief aanwendbaar: middelen zijn voor verschillende mogelijkheden in te zetten.
Budgetbegroting: Hoe je je budget gaat besteden, op welke manier?
Productiefactoren:
Vier verschillende middelen
- Natuur: natuurlijke grondstoffen en energie
- Kapitaal: machines, hierdoor wordt de productie op gang gebracht
- Arbeid: inspanning van mensen: menselijk kapitaal
- Ondernemerschap: het initiatief om bovenstaande productiefactoren te combineren
zoals, een fabriek.
Investeren: de aanschaf van kapitaalgoederen of grond met het doel ermee geld te
verdienen.
§1.2
Budgettair probleem: een tekort dat ontstaat wanneer de uitgaven groter zijn dan de
inkomsten.
Bezuinigen: het verlagen van de uitgaven.
Dagelijkse uitgaven: uitgaven die te maken hebben met kosten van levensonderhoud.
Vaste uitgaven: uitgaven die iedere periode terugkomen zoals, gas.
Incidentele uitgaven: uitgaven die af en toe voorkomen zoals, kleding.
Opofferingskosten: alles wat opgeofferd moet worden om iets te verkrijgen.
Budgetlijn: de lijn die op elk punt aangeeft hoeveel een persoon met zijn budget kan
uitgeven (twee goederen).
Budgetset: is de budgetlijn met het hele gebied eronder.