Natuurkunde samenvatting
H1 paragraaf 1
Vermogen = geeft aan hoeveel energie een apparaat p/s gebruikt. De
eenheid hierbij is watt (W)
Elektrische energie
Het energieverbruik van een apparaat wordt bepaald door het vermogen
van het apparaat en hoe lang het apparaat heeft aangestaan.
Eenheid kW en W
10 W betekent dat een apparaat elke seconde 10 J (joule) gebruikt.
Voor grotere vermogens gebruik je de eenheid kilowatt (kW).
1 kW = 1000 W.
Vermogen
Het vermogen van een apparaat bepaalt hoe sterk een apparaat is. Bij
veel apparaten is het vermogen niet constant. Met een energiemeter kun
je het vermogen van een apparaat meten.
Kilowattuur
Kilowattuur (kWh) is een eenheid voor energie die bij elektrische energie
wordt gebruikt. De standaard eenheid voor energie is joule.
1 kWh = 3.600.000 J
Energieformule
De energieformule:
E (J) = P (W) x t (s) of E (kWh) = P (kW) x t (h)
t = E/P
1
, Grote en kleine getallen
Rendement
H1 paragraaf 2
Gesloten stroomkring
Om een elektrisch apparaat te laten werken is een geschikte
spanningsbron en een gesloten stroomkring nodig. De elektrische stroom
vanuit de spanningsbron vervoert de energie van de bron naar het
apparaat. De elektrische stroom bestaat uit elektronen. Nadat de
elektronen hun energie hebben afgegeven, gaan ze weer terug naar de
spanningsbron. Daar krijgen ze weer nieuwe energie. In de stroomkring
gaan geen elektronen verloren, daarom gaan er gelijke stroomsterktes
het apparaat in en uit. De elektrische stroomsterkte geeft aan hoeveel
elektronen er per seconde door het lampje gaan.
Stroomsterkte
Stroomsterkte druk je uit in ampère (A). Het symbool is 'I'. Stroomsterkte
meet je met een ampèremeter. Een ampèremeter staat in de
stroomkring.
2
H1 paragraaf 1
Vermogen = geeft aan hoeveel energie een apparaat p/s gebruikt. De
eenheid hierbij is watt (W)
Elektrische energie
Het energieverbruik van een apparaat wordt bepaald door het vermogen
van het apparaat en hoe lang het apparaat heeft aangestaan.
Eenheid kW en W
10 W betekent dat een apparaat elke seconde 10 J (joule) gebruikt.
Voor grotere vermogens gebruik je de eenheid kilowatt (kW).
1 kW = 1000 W.
Vermogen
Het vermogen van een apparaat bepaalt hoe sterk een apparaat is. Bij
veel apparaten is het vermogen niet constant. Met een energiemeter kun
je het vermogen van een apparaat meten.
Kilowattuur
Kilowattuur (kWh) is een eenheid voor energie die bij elektrische energie
wordt gebruikt. De standaard eenheid voor energie is joule.
1 kWh = 3.600.000 J
Energieformule
De energieformule:
E (J) = P (W) x t (s) of E (kWh) = P (kW) x t (h)
t = E/P
1
, Grote en kleine getallen
Rendement
H1 paragraaf 2
Gesloten stroomkring
Om een elektrisch apparaat te laten werken is een geschikte
spanningsbron en een gesloten stroomkring nodig. De elektrische stroom
vanuit de spanningsbron vervoert de energie van de bron naar het
apparaat. De elektrische stroom bestaat uit elektronen. Nadat de
elektronen hun energie hebben afgegeven, gaan ze weer terug naar de
spanningsbron. Daar krijgen ze weer nieuwe energie. In de stroomkring
gaan geen elektronen verloren, daarom gaan er gelijke stroomsterktes
het apparaat in en uit. De elektrische stroomsterkte geeft aan hoeveel
elektronen er per seconde door het lampje gaan.
Stroomsterkte
Stroomsterkte druk je uit in ampère (A). Het symbool is 'I'. Stroomsterkte
meet je met een ampèremeter. Een ampèremeter staat in de
stroomkring.
2