CHAPTER 7 – PERSPECTIVES ON DEVELOPMENT
Developmental psychology: de studie van de groeiprocessen en verandering in
gedrag door verloop van tijd
Deze processen zijn het meest heftig in de kindertijd
Developmental psychology verdeelt zich door de nadrukken die op de ontwikkeling
worden gelegd. Veel approaches worden verdeeld door verschillende theoretische
perspectieven en bij developmental psychology gaat het er om waar je de nadruk in de
ontwikkeling op legt.
“Wat maakt ons hoe we zijn?”
Om kinderen en hun gedrag goed te kunnen observeren en onderzoeken kan je een
longitudinal study (onderzoeksontwerp waarbij een groep individuen over een
langere tijd worden bestudeerd) uitvoeren. Zo kan je zien of bvb als een kind lang
doet over het leren lopen, of hij/zij ook langer doet over andere handelingen kunnen
uitvoeren.
het nadeel aan de longitudal study is de tijd die er voor nodig is. De onderzoekers
hebben hier vaak geen tijd voor, de studieobjecten verhuizen etc.
Om het antwoord te krijgen op de vraag op welke leeftijd kinderen een bepaalde
vaardigheid ontwikkelen, kan ook de cross-sectional study (er worden
representatieve groepen geselecteerd die variëren op een bepaalde karaktertrek.
Als ze variëren van leeftijd kunnen de ontwikkelingen vergeleken worden)
gebruikt worden.
het nadeel van deze studie is dat je niet kan aantonen dat het echt ligt aan de
leeftijd, aangezien ieder in een ander jaartal is geboren (dus de omgeving speelt ook
mee).
Confounding variables: de variabelen die meespelen in de ontwikkeling van een
persoon (bvb. Ouders hadden een hele andere jeugd dan de huidige generatie
kinderen) en deze hebben invloed op hun gedrag.
Om de risico’s van een cross-sectional study uit te sluiten kan je een mix gebruiken
van een longitudal en cross-sectional study.
Sequential design: deze combineert factoren van beide studies. Er worden groepen
van verschillende leeftijden geselecteerd en die worden geobserveerd voor een langere
tijd. Zo kunnen er overlappingen ontstaan in leeftijden bij beide groepen. (die van 12
zijn dan 14 en dat kunnen ze vergelijken met de kinderen die begonnen als 14 jaar)
o Bij veranderingen in ontwikkeling zijn er 3 belangrijke kwesties:
1- Is ontwikkeling een constante ontplooiing (continuous unfolding) of
onderbroken stadium (discontinouos stages)?
a. Continuity: veranderingen in ontwikkeling ontstaan door een
continu, trapsgewijs proces. In plaats van een reeks discrete stadia.
b. Stages: ontwikkeling is gebaseerd op verschillende periodes met
duidelijke grenzen, elk stadium ontstaat door verschillende
onderliggende processen.
2- Kan 1 model alle aspecten van ontwikkeling beschrijven, of hebben de
verschillende aspecten ook verschillende modellen nodig?
a. Deze kwestie gaat om de generaliteit van de theorieën over
ontwikkeling.
, b. Domain-general model: gaat over zo veel mogelijk delen van het
onderwerp, waar maar 1 set principes voor nodig is.
c. Daarentegen geloven sommigen dat verschillende cognitieve
functies ook verschillende theorieën nodig hebben.
Een theorie die op 1 functie focust is de domain-specific model.
d. Piaget geloofde dat 1 set principes alle cognitieve vaardigheden kon
verklaren (domain-general).
Een paar processen waren:
> equilibration: een balans houden tussen onze omgeving en de
mentale structuren die die omgeving representeren.
> assimilation: het integreren van nieuwe kennis of ervaringen in
ons bestaande cognitieve schema.
> accommodation: aanpassen van ons cognitieve schema als
reactie op nieuwe kennis of ervaring.
Piaget zag onze cognitieve ontwikkeling in vier gescheiden
stadia, gekarakteriseerd door verschillende denkprocessen en
leeftijd-gerelateerd.
LEEFTIJD STAGE MAJOR CHARACTERISTICS
Geboorte – 2 Sensorimotor - Egocentrisch denken (eigen beeld
jaar van de wereld klopt)
- Ontwikkeling van object
permanence (begrijpen dat
objecten onafhankelijk bestaan van
de sensorische ervaring)
2 – 7 jaar Preoperational Ontwikkeling van taalvaardigheden
2 – 4 jaar - Preconceptual - gebruik van symbolen
4 – 7 jaar - Intuitive - gebruik van concepten (sorteren)
7 – 11 jaar Concrete Beheersing van conservatie
operations principes (begrijpen dat massa,
volume hetzelfde blijven als iets
anders wordt gevormd of
gegroepeerd)
11 – Formal Beheersing van abstract denken
volwassene operations (vaardigheid voor redeneren en
symbolische representaties
gebruiken om problemen te
analyseren en ideeën te bedenken)
3- Wat is het relatieve belang van overerving (heredity) en omgeving voor het
bepalen van de richting van de ontwikkeling?
a. De grootste kwestie is om de origin (oorzaak) van de verandering in
gedrag te lokaliseren.
b. Nativist view: ontwikkeling is gebaseerd op overerving
c. Empiricist view: ontwikkeling is gebaseerd op de omgeving
d. Heredity en environment kunnen op veel manieren op elkaar
inspelen:
i. Reaction range: hoe omgeving het karakter kan
beïnvloeden (op genetische factoren)
ii. Epigenetic effects: hoe omgeving de genen aan en uit kan
zetten (genen uiten zich wel of niet)
Developmental psychology: de studie van de groeiprocessen en verandering in
gedrag door verloop van tijd
Deze processen zijn het meest heftig in de kindertijd
Developmental psychology verdeelt zich door de nadrukken die op de ontwikkeling
worden gelegd. Veel approaches worden verdeeld door verschillende theoretische
perspectieven en bij developmental psychology gaat het er om waar je de nadruk in de
ontwikkeling op legt.
“Wat maakt ons hoe we zijn?”
Om kinderen en hun gedrag goed te kunnen observeren en onderzoeken kan je een
longitudinal study (onderzoeksontwerp waarbij een groep individuen over een
langere tijd worden bestudeerd) uitvoeren. Zo kan je zien of bvb als een kind lang
doet over het leren lopen, of hij/zij ook langer doet over andere handelingen kunnen
uitvoeren.
het nadeel aan de longitudal study is de tijd die er voor nodig is. De onderzoekers
hebben hier vaak geen tijd voor, de studieobjecten verhuizen etc.
Om het antwoord te krijgen op de vraag op welke leeftijd kinderen een bepaalde
vaardigheid ontwikkelen, kan ook de cross-sectional study (er worden
representatieve groepen geselecteerd die variëren op een bepaalde karaktertrek.
Als ze variëren van leeftijd kunnen de ontwikkelingen vergeleken worden)
gebruikt worden.
het nadeel van deze studie is dat je niet kan aantonen dat het echt ligt aan de
leeftijd, aangezien ieder in een ander jaartal is geboren (dus de omgeving speelt ook
mee).
Confounding variables: de variabelen die meespelen in de ontwikkeling van een
persoon (bvb. Ouders hadden een hele andere jeugd dan de huidige generatie
kinderen) en deze hebben invloed op hun gedrag.
Om de risico’s van een cross-sectional study uit te sluiten kan je een mix gebruiken
van een longitudal en cross-sectional study.
Sequential design: deze combineert factoren van beide studies. Er worden groepen
van verschillende leeftijden geselecteerd en die worden geobserveerd voor een langere
tijd. Zo kunnen er overlappingen ontstaan in leeftijden bij beide groepen. (die van 12
zijn dan 14 en dat kunnen ze vergelijken met de kinderen die begonnen als 14 jaar)
o Bij veranderingen in ontwikkeling zijn er 3 belangrijke kwesties:
1- Is ontwikkeling een constante ontplooiing (continuous unfolding) of
onderbroken stadium (discontinouos stages)?
a. Continuity: veranderingen in ontwikkeling ontstaan door een
continu, trapsgewijs proces. In plaats van een reeks discrete stadia.
b. Stages: ontwikkeling is gebaseerd op verschillende periodes met
duidelijke grenzen, elk stadium ontstaat door verschillende
onderliggende processen.
2- Kan 1 model alle aspecten van ontwikkeling beschrijven, of hebben de
verschillende aspecten ook verschillende modellen nodig?
a. Deze kwestie gaat om de generaliteit van de theorieën over
ontwikkeling.
, b. Domain-general model: gaat over zo veel mogelijk delen van het
onderwerp, waar maar 1 set principes voor nodig is.
c. Daarentegen geloven sommigen dat verschillende cognitieve
functies ook verschillende theorieën nodig hebben.
Een theorie die op 1 functie focust is de domain-specific model.
d. Piaget geloofde dat 1 set principes alle cognitieve vaardigheden kon
verklaren (domain-general).
Een paar processen waren:
> equilibration: een balans houden tussen onze omgeving en de
mentale structuren die die omgeving representeren.
> assimilation: het integreren van nieuwe kennis of ervaringen in
ons bestaande cognitieve schema.
> accommodation: aanpassen van ons cognitieve schema als
reactie op nieuwe kennis of ervaring.
Piaget zag onze cognitieve ontwikkeling in vier gescheiden
stadia, gekarakteriseerd door verschillende denkprocessen en
leeftijd-gerelateerd.
LEEFTIJD STAGE MAJOR CHARACTERISTICS
Geboorte – 2 Sensorimotor - Egocentrisch denken (eigen beeld
jaar van de wereld klopt)
- Ontwikkeling van object
permanence (begrijpen dat
objecten onafhankelijk bestaan van
de sensorische ervaring)
2 – 7 jaar Preoperational Ontwikkeling van taalvaardigheden
2 – 4 jaar - Preconceptual - gebruik van symbolen
4 – 7 jaar - Intuitive - gebruik van concepten (sorteren)
7 – 11 jaar Concrete Beheersing van conservatie
operations principes (begrijpen dat massa,
volume hetzelfde blijven als iets
anders wordt gevormd of
gegroepeerd)
11 – Formal Beheersing van abstract denken
volwassene operations (vaardigheid voor redeneren en
symbolische representaties
gebruiken om problemen te
analyseren en ideeën te bedenken)
3- Wat is het relatieve belang van overerving (heredity) en omgeving voor het
bepalen van de richting van de ontwikkeling?
a. De grootste kwestie is om de origin (oorzaak) van de verandering in
gedrag te lokaliseren.
b. Nativist view: ontwikkeling is gebaseerd op overerving
c. Empiricist view: ontwikkeling is gebaseerd op de omgeving
d. Heredity en environment kunnen op veel manieren op elkaar
inspelen:
i. Reaction range: hoe omgeving het karakter kan
beïnvloeden (op genetische factoren)
ii. Epigenetic effects: hoe omgeving de genen aan en uit kan
zetten (genen uiten zich wel of niet)
