Chapter 1 – Behaviour and psychology
Phrenology (frenologie) = 18e -eeuwse theorie: iemands kwaliteiten kunnen worden
vastgesteld d.m.v. het bestuderen van de schedel
Psychologie en frenologie verschillen in methode, maar doen wel beide onderzoek
naar gedrag
Psychologie gebruikt wetenschappelijke methodes om onderzoek te doen naar gedrag,
ze kijken naar de acties en interacties van levende wezens.
Psychologen hebben 4 uitdagingen die horen bij hun discipline:
1- Complexity er zijn veel verschillende factoren die meespelen bij een
onderzoek, wat zich kan uiten in complexiteit
2- Self-awareness tijdens het bestuderen van menselijk gedrag, produceren
psychologen ook eigen gedrag, hierbij moeten ze goed op hun eigen gedrag
kunnen reflecteren
3- Reactivity als mensen weten dat ze geobserveerd worden hebben ze de
neiging om zich anders te gaan gedragen dan normaal
4- Causality om onderzoeksresultaten te begrijpen moeten psychologen
weten welke specifieke acties of gebeurtenissen een bepaalde uitkomst
veroorzaken
Perception = het proces van selectie, organisatie en interpretatie van zintuigelijke
informatie
Selective attention = het perceptuele proces van selectief focussen op bepaalde
stimulus elementen
o Focussen op je eigen conversatie en het omgevingsgeluid blokken
o De context van de stimuli bepaald hoe je iets interpreteert (bijvoorbeeld vrouw
of heks)
Ambigious figures = een foto of andere visuele stimulus die
ontvangen kan worden op meerdere manieren
Gestalt theorie = gedragstheorie die de actieve, creatieve natuur van perceptie en
learning benadrukt
o Similarity = een Gestalt principe van perceptuele organisatie, gebaseerd op
het groeperen van dezelfde elementen (vorm)
o Proximity = een Gestalt principe waarbij elementen die dicht bij elkaar zijn
snel worden gezien als groep
Closure = in perceptie, de neiging om incomplete patronen in te
vullen om een samenhangend geheel te krijgen
We zoeken patronen in dingen om de wereld te begrijpen, we vormen schemata
(mentaal framework dat kennis, geloof en verwachtingen organiseert, en ons gedrag
aanstuurt)
o Schemata’s kloppen niet altijd, soms ontstaan er ook stereotypes (een
versimpeld en onnauwkeurige perceptie van een individu gebaseerd op
generaliseren van schemata gerelateerd aan de groep van het individu)
o Vaak herkennen wij onze schema’s niet, dat heet confirmation bias (vorm van
cognitieve error gebaseerd op de neiging om informatie te zoeken die ons
geloof onderbouwd en het negeren van ontkrachtende bewijzen)
Complementarity = omgaan met het bestaan van twee modellen die niet beide
bruikbaar zijn, maar niet direct verwerpbaar
Methods of studying behaviour
Functionalism = benadrukt de analyse van de breinprocessen
Structuralism = analyseert de content van het brein
Phrenology (frenologie) = 18e -eeuwse theorie: iemands kwaliteiten kunnen worden
vastgesteld d.m.v. het bestuderen van de schedel
Psychologie en frenologie verschillen in methode, maar doen wel beide onderzoek
naar gedrag
Psychologie gebruikt wetenschappelijke methodes om onderzoek te doen naar gedrag,
ze kijken naar de acties en interacties van levende wezens.
Psychologen hebben 4 uitdagingen die horen bij hun discipline:
1- Complexity er zijn veel verschillende factoren die meespelen bij een
onderzoek, wat zich kan uiten in complexiteit
2- Self-awareness tijdens het bestuderen van menselijk gedrag, produceren
psychologen ook eigen gedrag, hierbij moeten ze goed op hun eigen gedrag
kunnen reflecteren
3- Reactivity als mensen weten dat ze geobserveerd worden hebben ze de
neiging om zich anders te gaan gedragen dan normaal
4- Causality om onderzoeksresultaten te begrijpen moeten psychologen
weten welke specifieke acties of gebeurtenissen een bepaalde uitkomst
veroorzaken
Perception = het proces van selectie, organisatie en interpretatie van zintuigelijke
informatie
Selective attention = het perceptuele proces van selectief focussen op bepaalde
stimulus elementen
o Focussen op je eigen conversatie en het omgevingsgeluid blokken
o De context van de stimuli bepaald hoe je iets interpreteert (bijvoorbeeld vrouw
of heks)
Ambigious figures = een foto of andere visuele stimulus die
ontvangen kan worden op meerdere manieren
Gestalt theorie = gedragstheorie die de actieve, creatieve natuur van perceptie en
learning benadrukt
o Similarity = een Gestalt principe van perceptuele organisatie, gebaseerd op
het groeperen van dezelfde elementen (vorm)
o Proximity = een Gestalt principe waarbij elementen die dicht bij elkaar zijn
snel worden gezien als groep
Closure = in perceptie, de neiging om incomplete patronen in te
vullen om een samenhangend geheel te krijgen
We zoeken patronen in dingen om de wereld te begrijpen, we vormen schemata
(mentaal framework dat kennis, geloof en verwachtingen organiseert, en ons gedrag
aanstuurt)
o Schemata’s kloppen niet altijd, soms ontstaan er ook stereotypes (een
versimpeld en onnauwkeurige perceptie van een individu gebaseerd op
generaliseren van schemata gerelateerd aan de groep van het individu)
o Vaak herkennen wij onze schema’s niet, dat heet confirmation bias (vorm van
cognitieve error gebaseerd op de neiging om informatie te zoeken die ons
geloof onderbouwd en het negeren van ontkrachtende bewijzen)
Complementarity = omgaan met het bestaan van twee modellen die niet beide
bruikbaar zijn, maar niet direct verwerpbaar
Methods of studying behaviour
Functionalism = benadrukt de analyse van de breinprocessen
Structuralism = analyseert de content van het brein