Hoe bepaal je welke statistische toets moet gebruiken?
1. Bepaald wat voor soort toets je nodig hebt, een beschrijvende (= resultaat beschrijven met
gemiddelde, tabellen etc) of toetsende statistiek (= statistische toets, dan bestaat het uit toeval)?
2. Wanneer er voor toetsende statistiek is gekozen ga je het volgende na: Wil je samenhang (zoals is
er een samenhang tussen geluk en geld) toetsen of wil je een verschil (zoals zijn mannen gelukkiger
dan vrouwen) tussen groepen aantonen?
3. Op welk niveau is het onderzoek gemeten?
-Nominaal tellen/percentages bv. geslacht, man/vrouw
Bv. Geslacht (2 categorieën) = Man, vrouw. De kleur (meerdere categorieën) = Groen = 1, Rood = 2,
Blauw = 3. Dit kan je uitdrukken in getallen maar die getallen betekenen niks, ze kunnen in alle
verschillende volgorde voorkomen.
-Ordinaal er is een orde aangegeven bv. opleidingsniveau
Het verschil tussen Nominaal en Ordinaal is dat er bij Ordinaal wel een volgorde zit in cijfers.
Afstanden tussen waarden zijn niet gelijk -> erg subjectief
Slecht = 1 Normaal = 2 Goed = 3 of Brons, Zilver, Goud
-Interval getallen/percentages onder 0 punt/ spreiding/gemiddelden bv. intelligentie
Heeft geen echte nul-waarde. Bv. bij temperatuur dit kan wel onder het 0 punt komen.
, Gelijke interval waarden: Interval tussen 5-6C is hetzelfde als interval tussen 6-7C
Lijnschalen
-Ratio getallen/percentages zoals de leeftijd/ berekenen van verhoudingen bv. leeftijd
Wel een vast nulpunt. Bv. als je iemand weegt kan diegene niet onder het 0 punt komen.
Gelijke interval waarden (net als interval variabele)
Vb eiwitinname, lengte, gewicht, spiermassa etc.
4. Het aantal steekproeven die je wilt vergelijken bij verschilvraag
5. De onderlinge afhankelijkheid (gewicht voor en na dieet bij zelfde mensen wordt gemeten, de
metingen voor en na zijn afhankelijk van elkaar) van twee of meer steekproeven (bij verschilvraag).
Kunnen ook onafhankelijk zijn.
Beschrijvende toets
Een beschrijvende toets kan op zowel ratio, interval, ordinaal als
nominaal worden gedaan. Je krijgt met deze toets inzicht in de
VERDELING van de gegevens. Een voorbeeld is hoeveel % van een
steekproef was man of vrouw, wat de gemiddelde leeftijd is, waar de
mediaan ligt of de modus. Dit zegt wat over de spreiding maar nog niks
inhoudelijk over de resultaten en de gestelde onderzoeksvraag. Echter
heb je wel eerst beschrijvende statistiek nodig om een uitspraak te doen
over een verdeling en of deze normaal is.
Je verteld wat over de groep en hoe deze is opgebouwd.
Toetsende toets
Bij de toetsende statistiek kan je wat vertellen over de mate van
significatie van de vooraf opgestelde hypothese. Je gaat kijken of er samenhang of verschil is in beide
groepen en wil dit toetsen door statistiek. Een statistische toets helpt bij het scheiden van invloeden
uit toeval en systematiek.
Binnen de toetsende statistiek vinden we een aantal toetsen op basis van:
Verschil zijn mannen gelukkiger dan vrouwen?
Samenhang Is er een verband/samenhang tussen geld en geluk?
Significantie = Wanneer iets significant is onderscheid kan je zeggen dat een uitkomst door meer
wordt bepaald dan alleen toeval. Er is dan geen sprake meer van toeval.
Beslisboom
Wanneer er een vraag wordt gesteld welke toets er moet worden gebruikt ga je goed na of ernaar
beschrijvend (gemiddelden) of toetsende statistiek wordt gevraagd (is er een significant verschil te
vinden). Daarna ga je kijken of ernaar samenhang of een verschil wordt gevraagd.
Wanneer je dat hebt gedaan ga je kijken naar de mate van meetniveau. Hierop volgend kijk je naar
hoeveel steekproeven er zijn gehouden 2 of > 2? En zijn ze dan afhankelijk of onafhankelijk van
elkaar?
Toetsende statistiek verschil
Wanneer we in de beslisboom kijken naar verschillende verschil toetsen zien we dat het alleen maar
T-toetsen zijn. Een T-toets heeft de volgende kenmerken over het algemeen:
- Toetsende statistiek
- Verschil
- Interval/ratio niveau
1. Bepaald wat voor soort toets je nodig hebt, een beschrijvende (= resultaat beschrijven met
gemiddelde, tabellen etc) of toetsende statistiek (= statistische toets, dan bestaat het uit toeval)?
2. Wanneer er voor toetsende statistiek is gekozen ga je het volgende na: Wil je samenhang (zoals is
er een samenhang tussen geluk en geld) toetsen of wil je een verschil (zoals zijn mannen gelukkiger
dan vrouwen) tussen groepen aantonen?
3. Op welk niveau is het onderzoek gemeten?
-Nominaal tellen/percentages bv. geslacht, man/vrouw
Bv. Geslacht (2 categorieën) = Man, vrouw. De kleur (meerdere categorieën) = Groen = 1, Rood = 2,
Blauw = 3. Dit kan je uitdrukken in getallen maar die getallen betekenen niks, ze kunnen in alle
verschillende volgorde voorkomen.
-Ordinaal er is een orde aangegeven bv. opleidingsniveau
Het verschil tussen Nominaal en Ordinaal is dat er bij Ordinaal wel een volgorde zit in cijfers.
Afstanden tussen waarden zijn niet gelijk -> erg subjectief
Slecht = 1 Normaal = 2 Goed = 3 of Brons, Zilver, Goud
-Interval getallen/percentages onder 0 punt/ spreiding/gemiddelden bv. intelligentie
Heeft geen echte nul-waarde. Bv. bij temperatuur dit kan wel onder het 0 punt komen.
, Gelijke interval waarden: Interval tussen 5-6C is hetzelfde als interval tussen 6-7C
Lijnschalen
-Ratio getallen/percentages zoals de leeftijd/ berekenen van verhoudingen bv. leeftijd
Wel een vast nulpunt. Bv. als je iemand weegt kan diegene niet onder het 0 punt komen.
Gelijke interval waarden (net als interval variabele)
Vb eiwitinname, lengte, gewicht, spiermassa etc.
4. Het aantal steekproeven die je wilt vergelijken bij verschilvraag
5. De onderlinge afhankelijkheid (gewicht voor en na dieet bij zelfde mensen wordt gemeten, de
metingen voor en na zijn afhankelijk van elkaar) van twee of meer steekproeven (bij verschilvraag).
Kunnen ook onafhankelijk zijn.
Beschrijvende toets
Een beschrijvende toets kan op zowel ratio, interval, ordinaal als
nominaal worden gedaan. Je krijgt met deze toets inzicht in de
VERDELING van de gegevens. Een voorbeeld is hoeveel % van een
steekproef was man of vrouw, wat de gemiddelde leeftijd is, waar de
mediaan ligt of de modus. Dit zegt wat over de spreiding maar nog niks
inhoudelijk over de resultaten en de gestelde onderzoeksvraag. Echter
heb je wel eerst beschrijvende statistiek nodig om een uitspraak te doen
over een verdeling en of deze normaal is.
Je verteld wat over de groep en hoe deze is opgebouwd.
Toetsende toets
Bij de toetsende statistiek kan je wat vertellen over de mate van
significatie van de vooraf opgestelde hypothese. Je gaat kijken of er samenhang of verschil is in beide
groepen en wil dit toetsen door statistiek. Een statistische toets helpt bij het scheiden van invloeden
uit toeval en systematiek.
Binnen de toetsende statistiek vinden we een aantal toetsen op basis van:
Verschil zijn mannen gelukkiger dan vrouwen?
Samenhang Is er een verband/samenhang tussen geld en geluk?
Significantie = Wanneer iets significant is onderscheid kan je zeggen dat een uitkomst door meer
wordt bepaald dan alleen toeval. Er is dan geen sprake meer van toeval.
Beslisboom
Wanneer er een vraag wordt gesteld welke toets er moet worden gebruikt ga je goed na of ernaar
beschrijvend (gemiddelden) of toetsende statistiek wordt gevraagd (is er een significant verschil te
vinden). Daarna ga je kijken of ernaar samenhang of een verschil wordt gevraagd.
Wanneer je dat hebt gedaan ga je kijken naar de mate van meetniveau. Hierop volgend kijk je naar
hoeveel steekproeven er zijn gehouden 2 of > 2? En zijn ze dan afhankelijk of onafhankelijk van
elkaar?
Toetsende statistiek verschil
Wanneer we in de beslisboom kijken naar verschillende verschil toetsen zien we dat het alleen maar
T-toetsen zijn. Een T-toets heeft de volgende kenmerken over het algemeen:
- Toetsende statistiek
- Verschil
- Interval/ratio niveau