Samenvatting Scheikunde H12
1. pH waardes
o pH < 7 zuur
o pH = 7 neutraal
o pH > 7 base
2. indicatoren binas 52 A
3. zuur en base
o een zuur is een stof die waterstofionen (H +) geeft als je hem oplost in water.
o een base is een stof die hydroxide-ionen (OH -) levert als je hem in water oplost.
4. Oplossingen op microniveau
o Een zure oplossing bevat H3O+ ionen
o Een basische oplossing bevat OH- ionen
5. Oplossen in water
+ ¿¿
o HZ + H 2 O→ Z −¿+ H 3 O ¿
+¿ ¿
−¿+ H B ¿
o HB + H 2 O →OH
6.
Formule Naam Zuurrestion
HCl Waterstofchloride Cl-
H2SO4 Zwavelzuur SO42-
HNO3 Salpeterzuur NO3-
H2O + CO2 / Koolzuur CO32-
‘H2CO3
H3PO4 Fosforzuur PO43-
CH3COOH Ethaan- / azijnzuur CH3COO-
7.
Formule Naam Max aantal op te nemen H+
OH- Hydroxide 1
O2- Oxide 2
CO32- Carbonaat 2
HCO3- Waterstofcarbonaat 1
NH3 Ammoniak 1
, 8.
Naam oplossing Notatie
Natronloog Na+ (aq) + OH- (aq)
zoutzuur Cl- (aq) + H3O+ (aq)
ammonia NH4+ (aq)+ OH- (aq)
9. Als je een zuur oplost breek je de bindingen tussen de H en de rest van het molecuul. Dat is een
covalent binding. Bij basen breek je (als het een zout is) de ion bindingen en anders de covalent
binding net zoals bij zuren.
10. Je hebt in een zuren oplossing ionen die samen ion / dipool bindingen met water. Dit geldt hetzelfde
voor basen.
11. Je moet een zuurbase reactie kunnen herkennen.
o Base is acceptor
o Zuur is protonsdonor
12. Bij het opstellen van en zuurbase reactie schrijf je eerst op welke stoffen er aanwezig zijn. Dan wat de
zuur en wat de base is en dan welk product ze vormen. Zie voorbeelden hieronder.
o Zoutzuur + natronloog
H3O+
CL-
H2O
Na+ H3O+ + OH- 2H2O
OH-
2x H+
13. Rekenen met pH
o pH = -log[H3O+]
o [H3O+] = 10-pH
o pOH = -log[OH-]
o [OH-] = 10-pOH
o pOH + pH = 14,00 (bij 298K
14. Bij rekenen met pH zijn alleen de cijfers achter de komma significant
15. kw = [H3O+] × [OH-]
16. pOH + pH = Pkw, als Pkw niet 14 is staat kw in de vraag. Pkw kun je dan berekenen met de formule
Pkw = -Log(kw)
17. Als je de verdunning wilt weten moet je de concentratie voor en na de verdunning bereken met de
formule (H3O+) = 10-pH. Dan doe je beginconcentr. / eindconcentr. = het aantal keer dat er verdunt is.
Als je moet aangeven hoeveel vloeistof je moet toevoegen voor een verdunning moet je kijken naar de
verdunningsfactor. Het volume moet zoveel x zo groot worden. Je doet dan nieuwe volume – oude
volume = volume dat je moet toevoegen
1. pH waardes
o pH < 7 zuur
o pH = 7 neutraal
o pH > 7 base
2. indicatoren binas 52 A
3. zuur en base
o een zuur is een stof die waterstofionen (H +) geeft als je hem oplost in water.
o een base is een stof die hydroxide-ionen (OH -) levert als je hem in water oplost.
4. Oplossingen op microniveau
o Een zure oplossing bevat H3O+ ionen
o Een basische oplossing bevat OH- ionen
5. Oplossen in water
+ ¿¿
o HZ + H 2 O→ Z −¿+ H 3 O ¿
+¿ ¿
−¿+ H B ¿
o HB + H 2 O →OH
6.
Formule Naam Zuurrestion
HCl Waterstofchloride Cl-
H2SO4 Zwavelzuur SO42-
HNO3 Salpeterzuur NO3-
H2O + CO2 / Koolzuur CO32-
‘H2CO3
H3PO4 Fosforzuur PO43-
CH3COOH Ethaan- / azijnzuur CH3COO-
7.
Formule Naam Max aantal op te nemen H+
OH- Hydroxide 1
O2- Oxide 2
CO32- Carbonaat 2
HCO3- Waterstofcarbonaat 1
NH3 Ammoniak 1
, 8.
Naam oplossing Notatie
Natronloog Na+ (aq) + OH- (aq)
zoutzuur Cl- (aq) + H3O+ (aq)
ammonia NH4+ (aq)+ OH- (aq)
9. Als je een zuur oplost breek je de bindingen tussen de H en de rest van het molecuul. Dat is een
covalent binding. Bij basen breek je (als het een zout is) de ion bindingen en anders de covalent
binding net zoals bij zuren.
10. Je hebt in een zuren oplossing ionen die samen ion / dipool bindingen met water. Dit geldt hetzelfde
voor basen.
11. Je moet een zuurbase reactie kunnen herkennen.
o Base is acceptor
o Zuur is protonsdonor
12. Bij het opstellen van en zuurbase reactie schrijf je eerst op welke stoffen er aanwezig zijn. Dan wat de
zuur en wat de base is en dan welk product ze vormen. Zie voorbeelden hieronder.
o Zoutzuur + natronloog
H3O+
CL-
H2O
Na+ H3O+ + OH- 2H2O
OH-
2x H+
13. Rekenen met pH
o pH = -log[H3O+]
o [H3O+] = 10-pH
o pOH = -log[OH-]
o [OH-] = 10-pOH
o pOH + pH = 14,00 (bij 298K
14. Bij rekenen met pH zijn alleen de cijfers achter de komma significant
15. kw = [H3O+] × [OH-]
16. pOH + pH = Pkw, als Pkw niet 14 is staat kw in de vraag. Pkw kun je dan berekenen met de formule
Pkw = -Log(kw)
17. Als je de verdunning wilt weten moet je de concentratie voor en na de verdunning bereken met de
formule (H3O+) = 10-pH. Dan doe je beginconcentr. / eindconcentr. = het aantal keer dat er verdunt is.
Als je moet aangeven hoeveel vloeistof je moet toevoegen voor een verdunning moet je kijken naar de
verdunningsfactor. Het volume moet zoveel x zo groot worden. Je doet dan nieuwe volume – oude
volume = volume dat je moet toevoegen