Samenvatting maatschappijleer parlementaire democratie
Dictatuur
staatvorm waarin de 3 machten niet zijn verdeeld maar in handen zijn van een kleine groep
mensen
er vind indoctrinatie plaats
vormen van een dictatuur
o ideologische dictaturen: Bijvoorbeeld gericht op het communistische gedachtegoed
Voorbeeld: Noord-Korea
o religieuze dictatuur: dictatuur waarin wetgeving door religie wordt ingegeven
voorbeeld: Iran
o Militaire dictatuur: dictatuur waarbij de macht duidelijk bij het leger ligt
voorbeeld: Myanmar (Birma)
Kernmerken dictatuur:
o Een machtenscheiding ontbreekt
o Beperkte individuele vrijheid: grondrechten worden niet gerespecteerd
o Nauwelijks politieke vrijheid: Er is sprake van verkiezingsfraude. Oppositiepartijen
zijn verboden
o Overheidsgeweld: leger en politie zijn machtig
o Geen onafhankelijke rechtspraak
o Er bestaat geen vrije pers (censuur)
o De regering kan snel en efficïent politieke besluiten nemen
Democratie
Kenmerken democratie:
o Er is individuele vrijheid.
o Er gelden politieke grondrechten.
o Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden.
o De rechtspraak is onafhankelijk.
o Er is persvrijheid.
o Minderheden worden beschermd.
Voordelen:
o Er hoeft niet door de hele bevolking over elk onderwerp gestemd te worden.
o Verschillende instituties controleren elkaar (trias politica).
Democratie vastgelegd in de grondwet:
o De taken en bevoegdheden van de drie machten.
o Politieke grondrechten.
o Regels voor politieke besluitvorming.
o Media zijn vrij en de overheid moet ervoor zorgen dat ze over de juiste informatie
beschikt.
Constitutionele monarchie – Er is een koning(in) wiens macht wordt beperkt door de grondwet
Socialisme
Ontstaan in de 19e eeuw als reactie op slechte werkomstandigheden
Communisten probeerden revoluties onder arbeiders te ontketenen
confessionalisme
Confessie = geloofsovertuiging.
Tegenwoordig: christendemocraten.
Liberalisme
Gesteld op economische en persoonlijke vrijheid
, Trias politica
Wetgevende macht
Parlement (Staten-Generaal): beslist of wetten worden aangenomen. Bestaat op nationaal
niveau uit:
• Tweede Kamer
• Eerste Kamer
Maar ook regering: kan wetsvoorstellen indienen en moet wetten ondertekenen.
Uitvoerende macht
Regering: ministers (dragen verantwoordelijkheid voor uitvoering van het aangenomen
beleid).
Ook grote macht voor ambtenaren die werken bij uitvoerende overheidsinstanties. Hier
vinden in toenemende mate processen plaats als de:
• inhuur van expertise van externen.
• beïnvloeding van ambtenaren door lobbyisten.
Rechterlijke macht
Onafhankelijkheid essentieel voor functioneren rechtsstaat. Komt tot uiting kleding: de toga.
In geval van vooroordelen bij opsporing en berechting spreken we van rassen- of
klassenjustitie.
Interne controle vindt plaats doordat partijen in beroep kunnen gaan bij het gerechtshof en
daarna nog bij de Hoge Raad
Dictatuur
staatvorm waarin de 3 machten niet zijn verdeeld maar in handen zijn van een kleine groep
mensen
er vind indoctrinatie plaats
vormen van een dictatuur
o ideologische dictaturen: Bijvoorbeeld gericht op het communistische gedachtegoed
Voorbeeld: Noord-Korea
o religieuze dictatuur: dictatuur waarin wetgeving door religie wordt ingegeven
voorbeeld: Iran
o Militaire dictatuur: dictatuur waarbij de macht duidelijk bij het leger ligt
voorbeeld: Myanmar (Birma)
Kernmerken dictatuur:
o Een machtenscheiding ontbreekt
o Beperkte individuele vrijheid: grondrechten worden niet gerespecteerd
o Nauwelijks politieke vrijheid: Er is sprake van verkiezingsfraude. Oppositiepartijen
zijn verboden
o Overheidsgeweld: leger en politie zijn machtig
o Geen onafhankelijke rechtspraak
o Er bestaat geen vrije pers (censuur)
o De regering kan snel en efficïent politieke besluiten nemen
Democratie
Kenmerken democratie:
o Er is individuele vrijheid.
o Er gelden politieke grondrechten.
o Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden.
o De rechtspraak is onafhankelijk.
o Er is persvrijheid.
o Minderheden worden beschermd.
Voordelen:
o Er hoeft niet door de hele bevolking over elk onderwerp gestemd te worden.
o Verschillende instituties controleren elkaar (trias politica).
Democratie vastgelegd in de grondwet:
o De taken en bevoegdheden van de drie machten.
o Politieke grondrechten.
o Regels voor politieke besluitvorming.
o Media zijn vrij en de overheid moet ervoor zorgen dat ze over de juiste informatie
beschikt.
Constitutionele monarchie – Er is een koning(in) wiens macht wordt beperkt door de grondwet
Socialisme
Ontstaan in de 19e eeuw als reactie op slechte werkomstandigheden
Communisten probeerden revoluties onder arbeiders te ontketenen
confessionalisme
Confessie = geloofsovertuiging.
Tegenwoordig: christendemocraten.
Liberalisme
Gesteld op economische en persoonlijke vrijheid
, Trias politica
Wetgevende macht
Parlement (Staten-Generaal): beslist of wetten worden aangenomen. Bestaat op nationaal
niveau uit:
• Tweede Kamer
• Eerste Kamer
Maar ook regering: kan wetsvoorstellen indienen en moet wetten ondertekenen.
Uitvoerende macht
Regering: ministers (dragen verantwoordelijkheid voor uitvoering van het aangenomen
beleid).
Ook grote macht voor ambtenaren die werken bij uitvoerende overheidsinstanties. Hier
vinden in toenemende mate processen plaats als de:
• inhuur van expertise van externen.
• beïnvloeding van ambtenaren door lobbyisten.
Rechterlijke macht
Onafhankelijkheid essentieel voor functioneren rechtsstaat. Komt tot uiting kleding: de toga.
In geval van vooroordelen bij opsporing en berechting spreken we van rassen- of
klassenjustitie.
Interne controle vindt plaats doordat partijen in beroep kunnen gaan bij het gerechtshof en
daarna nog bij de Hoge Raad