Engels samenvatting grammatica hoofdstuk 4 & 5
Direct and indirect speech
Vorm: als we de indirecte reden hebben, gebruiken we de verleden tijd van het werkwoord,
net als in het Nederlands.
Gebruik:
o Direct speech (OTT) indirect speech (OVT)
o She says: ‘I’m at home’. She said she was at home
o They say: ‘We don’t agree’. They said they didn’t agree
o Direct speech (VTT) indirect speech (VTT)
o Have + vdw had + vdw
o He says: ‘I have been fired.’ He said he had been fired
Indefinite pronoun (onbepaald voornaamwoord)
Vorm A: some en any
o 1 over het algemeen geldt: some in bevestigende zinnen; any in vragende en
ontkennende zinnen.
There was some money left.
Was there any money left?
There wasn’t any money left.
Opmerking: Let op: someone, something, somewhere en anyone, anything, anywhere
gebruik je net zo als some and any
o 2 some in vragende zinnen als het verwachte antwoord bevestigend is.
Can you send me some pictures of your family, please?
Would you like to have some more information about that novel?
o 3 Some = een of andere
Dad gave me some CD with Irisch folk music.
o 4 some + getal = ongeveer, zo’n
I’ve paid some 300 euros for my stereo
o 5 any = elke (wie / welke / wat dan ook)
Ask any doctor.
You can stay with us any weekend. (één weekend; maakt niet uit welke)
Vergelijk met every:
You can stay with us every weekend. (alle weekenden)
o 6 Bijna + niets / niemand / nergens = hardly + anything / anyone / anywhere
Hardly anyone had failed the exam.
He has been hardly anywhere.
Vorm B: Both, either, neither, each, every no en none
o 1 both om te benadrukken dat het voor elk van de twee geldt:
Both schools are in my neighbourhood.
Let op: Both … and … = zowel … als …
Both Islam and Hinduism are world religions
o 2 either heft 2 betekenissen:
A De een en de andere
There were small houses on either side of the road
B de een of de andere
I could choose either of those two books.
Let op: either … or … = of … of …
o We have to choose either German or French
, o 3 neither: geen van beide(n)
Neither wanted to go to the cinema with me.
Let op: Neither … nor … = noch … noch …
I like neither blues nor jazz.
o 4 each – every = elk(e)
Each: legt de nadruk op elke persoon of elk ding afzonderlijk
Each person went to see the doctor in turn.
Every: gebruik je als je denkt aan mensen of dingen tezamen, in een groep
The doctor gave every patient the same medicine.
Let op: each other = elkaar
We see each other every day
Each = per stuk
Those CD’s are 16 euros each
o 5 no en none = geen
No voor een zelfstandig naamwoord
There was no time for that.
None als het alleen staat of gevolgd wordt door ‘of…’
We were looking for a restaurant but there was none
None of my classmates knew this.
Kunnen / mogen / moeten
ww Kunnen Mogen
Vormen in Can Be allowed to
het engels Could May
Be able to Might
Wanneer Can – hoge mate van Be allowed to – toestemming hebben
welke? waarschijnlijkheid (kan)
May – misschien ( zou kunnen)
Could – zou kunnen (ook v.t van can)
Might (formeler) – zou weleens kunnen
Be able to – in staat zijn
Direct and indirect speech
Vorm: als we de indirecte reden hebben, gebruiken we de verleden tijd van het werkwoord,
net als in het Nederlands.
Gebruik:
o Direct speech (OTT) indirect speech (OVT)
o She says: ‘I’m at home’. She said she was at home
o They say: ‘We don’t agree’. They said they didn’t agree
o Direct speech (VTT) indirect speech (VTT)
o Have + vdw had + vdw
o He says: ‘I have been fired.’ He said he had been fired
Indefinite pronoun (onbepaald voornaamwoord)
Vorm A: some en any
o 1 over het algemeen geldt: some in bevestigende zinnen; any in vragende en
ontkennende zinnen.
There was some money left.
Was there any money left?
There wasn’t any money left.
Opmerking: Let op: someone, something, somewhere en anyone, anything, anywhere
gebruik je net zo als some and any
o 2 some in vragende zinnen als het verwachte antwoord bevestigend is.
Can you send me some pictures of your family, please?
Would you like to have some more information about that novel?
o 3 Some = een of andere
Dad gave me some CD with Irisch folk music.
o 4 some + getal = ongeveer, zo’n
I’ve paid some 300 euros for my stereo
o 5 any = elke (wie / welke / wat dan ook)
Ask any doctor.
You can stay with us any weekend. (één weekend; maakt niet uit welke)
Vergelijk met every:
You can stay with us every weekend. (alle weekenden)
o 6 Bijna + niets / niemand / nergens = hardly + anything / anyone / anywhere
Hardly anyone had failed the exam.
He has been hardly anywhere.
Vorm B: Both, either, neither, each, every no en none
o 1 both om te benadrukken dat het voor elk van de twee geldt:
Both schools are in my neighbourhood.
Let op: Both … and … = zowel … als …
Both Islam and Hinduism are world religions
o 2 either heft 2 betekenissen:
A De een en de andere
There were small houses on either side of the road
B de een of de andere
I could choose either of those two books.
Let op: either … or … = of … of …
o We have to choose either German or French
, o 3 neither: geen van beide(n)
Neither wanted to go to the cinema with me.
Let op: Neither … nor … = noch … noch …
I like neither blues nor jazz.
o 4 each – every = elk(e)
Each: legt de nadruk op elke persoon of elk ding afzonderlijk
Each person went to see the doctor in turn.
Every: gebruik je als je denkt aan mensen of dingen tezamen, in een groep
The doctor gave every patient the same medicine.
Let op: each other = elkaar
We see each other every day
Each = per stuk
Those CD’s are 16 euros each
o 5 no en none = geen
No voor een zelfstandig naamwoord
There was no time for that.
None als het alleen staat of gevolgd wordt door ‘of…’
We were looking for a restaurant but there was none
None of my classmates knew this.
Kunnen / mogen / moeten
ww Kunnen Mogen
Vormen in Can Be allowed to
het engels Could May
Be able to Might
Wanneer Can – hoge mate van Be allowed to – toestemming hebben
welke? waarschijnlijkheid (kan)
May – misschien ( zou kunnen)
Could – zou kunnen (ook v.t van can)
Might (formeler) – zou weleens kunnen
Be able to – in staat zijn