H1 SCHAARSTE EN RUIL
1.2 SCHAARSTE
Schaarste – spanning tussen onbeperkte behoeften en beperkte middelen
Product is schaars als er offers gemaakt worden bij productie
Vrije goederen als een product niet schaars is
Goederen (stoffelijk) en diensten (onstoffelijk) geproduceerd om schaarste te verminderen
Middelen kiezen d.m.v. opofferingskosten (hoogste netto baten = waardering - waardering ongemak)
1.3 RUIL
Arbeidsdeling door specialisatie > hogere arbeidsproductiviteit > ruilen
Directe ruil – goederen tegen goederen (hoge transactiekosten)
Indirecte/Feitelijke ruil - goederen tegen ruilmiddel (iets wat iedereen graag wil hebben)
Geld functioneert als spaarmiddel, rekenmiddel (waarde bepalen) en ruilmiddel
1) Algemeen begeerd
2) Gemakkelijk te vervoeren (waarde/gewicht)
3) Deelbaar
4) Houdbaar
ECONOMIE EN CIRCUITS
H2 RUILTRANSACTIES EN WELVAART
2.1 DE WELVAARTSTHEORIE
Baten (mate van behoeftebevrediging) afwegen tegen kosten (waarde opgeofferde schaarse middelen)
Pareto-optimaal als welvaart van een persoon niet kan toenemen zonder dat die van een ander afneemt
Zegt niets over wenselijkheid/rechtvaardigheid
Kritiek: alleen formele economie en geen rekening met milieuschade