Markt en marktstructuur:
- Markt: geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en
producten verhandelen.
- 2 soorten markten:
- Concrete markt: Plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. (via internet of
markten)
- Abstracte markt: Aanbieders en vragers ontmoeten elkaar niet (huizenmarkt, markt voor
olie).
- Marktstructuur: De kenmerken van een markt.
- 1. Aantal aanbieders
- 2. Toetredingsdrempel
- 3. Productdifferentiatie
- Hoe meer aanbieders, hoe meer concurrentie.
- Toetredingsdrempel: Een figuurlijke drempel waar een aanbieder overheen moet stappen
om te kunnen produceren.
- Als de toetredingsdrempel hoog is, dan zijn er weinig producenten die over die drempel heen
kunnen stappen.
- Voorbeeld van een toegangsdrempel: Het krijgen van een milieu of bouwvergunning.
- Toetredingsdrempels beïnvloeden het aantal producenten op de markt: hoe hoger de
toetredingsdrempel, hoe minder producenten er zijn.
- Productdifferentiatie:
- Er zijn 2 soorten producten: homogene producten en heterogene producten.
- Homogeen: Amper verschil tussen beide producten. (elektriciteit)
- Heterogeen: Veel verschillen tussen beide producten. (fiets, telefoon, chips, frisdrank)
- Gedifferentieerde producten: Als producten substitueerbaar zijn maar wel van elkaar
verschillen. (bijvoorbeeld blikje cola en blikje sprite)
- Onafhankelijke producten: Producten die onderling helemaal niet substitueerbaar zijn,
bijvoorbeeld een bril en een tandenborstel.
- Weinig gedifferentieerde producten hebben veel concurrentie. (patat)
- Als producten sterk gedifferentieerd zijn dan is er weinig concurrentie (i pad van Apple)
, Marktvormen:
- Er zijn verschillende soorten marktvormen:
Aantal aanbieders Homogeen product Heterogeen product
Veel Volkomen concurrentie Monopolistische
concurrentie
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
één Monopolie x
- Van veel naar weinig aanbieders:
1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Heterogeen oligopolie
4. Heterogeen oligopolie
5. Monopolie
- Volkomen concurrentie:
- Veel aanbieders die allemaal hetzelfde (homogene) product aanbieden.
- Een enkele aanbieder kan de prijs niet beïnvloeden.
- Voorbeeld: effectenbeurs
- Komt nauwelijks voor
- Monopolistische concurrentie:
- Veel kleine aanbieders die een heterogeen product aanbieden.
- Producenten hebben wel invloed op de prijs, omdat de producten heterogeen zijn.
- Veel concurrentie.
- Voorbeeld: schoenenmarkt
- Monopolie:
- Er is maar één producent
- Een monopolist gaat altijd voor maximale winst.
- Geen concurrentie
- Voorbeeld: Microsoft
- Groot marktaandeel
- Oligopolie:
- Een aantal aanbieders (5 a 10)
- 2 producenten? Duopolie!
- Als alle producenten hetzelfde product maken ontstaat er homogeen oligopolie
(elektriciteit).
- Als de producten gedifferentieerd zijn van elkaar noem je dat heterogene oligopolie.
- Hoe meer je product afwijkt van de ander, hoe meer invloed de producent heeft op zijn prijs.
- Markt: geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en
producten verhandelen.
- 2 soorten markten:
- Concrete markt: Plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. (via internet of
markten)
- Abstracte markt: Aanbieders en vragers ontmoeten elkaar niet (huizenmarkt, markt voor
olie).
- Marktstructuur: De kenmerken van een markt.
- 1. Aantal aanbieders
- 2. Toetredingsdrempel
- 3. Productdifferentiatie
- Hoe meer aanbieders, hoe meer concurrentie.
- Toetredingsdrempel: Een figuurlijke drempel waar een aanbieder overheen moet stappen
om te kunnen produceren.
- Als de toetredingsdrempel hoog is, dan zijn er weinig producenten die over die drempel heen
kunnen stappen.
- Voorbeeld van een toegangsdrempel: Het krijgen van een milieu of bouwvergunning.
- Toetredingsdrempels beïnvloeden het aantal producenten op de markt: hoe hoger de
toetredingsdrempel, hoe minder producenten er zijn.
- Productdifferentiatie:
- Er zijn 2 soorten producten: homogene producten en heterogene producten.
- Homogeen: Amper verschil tussen beide producten. (elektriciteit)
- Heterogeen: Veel verschillen tussen beide producten. (fiets, telefoon, chips, frisdrank)
- Gedifferentieerde producten: Als producten substitueerbaar zijn maar wel van elkaar
verschillen. (bijvoorbeeld blikje cola en blikje sprite)
- Onafhankelijke producten: Producten die onderling helemaal niet substitueerbaar zijn,
bijvoorbeeld een bril en een tandenborstel.
- Weinig gedifferentieerde producten hebben veel concurrentie. (patat)
- Als producten sterk gedifferentieerd zijn dan is er weinig concurrentie (i pad van Apple)
, Marktvormen:
- Er zijn verschillende soorten marktvormen:
Aantal aanbieders Homogeen product Heterogeen product
Veel Volkomen concurrentie Monopolistische
concurrentie
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
één Monopolie x
- Van veel naar weinig aanbieders:
1. Volkomen concurrentie
2. Monopolistische concurrentie
3. Heterogeen oligopolie
4. Heterogeen oligopolie
5. Monopolie
- Volkomen concurrentie:
- Veel aanbieders die allemaal hetzelfde (homogene) product aanbieden.
- Een enkele aanbieder kan de prijs niet beïnvloeden.
- Voorbeeld: effectenbeurs
- Komt nauwelijks voor
- Monopolistische concurrentie:
- Veel kleine aanbieders die een heterogeen product aanbieden.
- Producenten hebben wel invloed op de prijs, omdat de producten heterogeen zijn.
- Veel concurrentie.
- Voorbeeld: schoenenmarkt
- Monopolie:
- Er is maar één producent
- Een monopolist gaat altijd voor maximale winst.
- Geen concurrentie
- Voorbeeld: Microsoft
- Groot marktaandeel
- Oligopolie:
- Een aantal aanbieders (5 a 10)
- 2 producenten? Duopolie!
- Als alle producenten hetzelfde product maken ontstaat er homogeen oligopolie
(elektriciteit).
- Als de producten gedifferentieerd zijn van elkaar noem je dat heterogene oligopolie.
- Hoe meer je product afwijkt van de ander, hoe meer invloed de producent heeft op zijn prijs.