Inleiding Strafrecht
H1 Het strafrechtelijke systeem
§5 Strafrechtstheorieën
Grotius schreef ‘’malum passionis propter malum actionis’’ à straf is een kwaad dat men lijdt
wegens een kwaad dat men deed.
Waarom mag men het ene kwaad met het andere beantwoorden?
• Verdragstheorieën:
= Burgers hebben aanvaard dat schending van het vrijwillig onderling gesloten
maatschappelijke verdrag tot bestraffing leidt.
(Stamt uit de Verlichting)
• Absolute theorieën:
= Vergelding van het gepleegde onrecht is het doel van de straf.
(Niet betrokken op haar werking in de toekomst)
• Relatieve theorieën:
= Preventie d.m.v. generale preventie en speciale preventie.
o Generale preventie à voor de gemeenschap. Straf schrikt af en voorkomt dat
er meerdere strafbare feiten worden gepleegd.
o Speciale preventie à voor 1 individu. Straf zorgt ervoor dat de gestrafte
burger niet opnieuw een strafbaar feit begaat.
Feuerbach zegt: vergelding + generale preventie verminderen de drift tot het
begaan van strafbare feiten.
(Betrokken op haar werking in de toekomst)
• Verenigingstheorieën:
= Vergelding + preventie.
De ernst van het gepleegde feit geeft de bovengrens van de straf aan, en de rechter
bepaalt binnen die grens een doelmatige straf (die preventief kan werken).
Doeleinden kunnen omschreven worden als:
o Een zodanige beïnvloeding van menselijk gedrag, dat wordt bevorderd dat dit
overeenkomstig met de rechtsregels verloopt.
o Het wegnemen of verminderen van de onrust/onvrede die door een delict in
de samenleving zijn ontstaan.
Strafrechtspleging werkt in 4 kringen:
• Dader à in hoeverre werkt de strafrechtelijke reactie remmend of bevorderend op
zijn gedrag.
Subsocialiteit: na de daad weet hij ‘’daartoe ben ik in staat’’.
• Slachtoffer à wordt zijn verontrusting weggenomen door de strafrechtelijke reactie
op de daad en zijn schade vergoed.
Subsocialiteit à ‘’dat kan mij weer gebeuren’’
• Directe omgeving à ondergaat mede de gevolgen van de actie van de dader.
Subsocialiteit: navolgingsdrang
• Samenleving à heeft weet van straf en strafrechtspleging.
Subsocialiteit: verontrusting
§6 Criminele politiek; het veroorlovende en het stuursysteem
Alle politiële en justitiële autoriteiten hebben beleidsvrijheid (politieagent maakt geen PV op
en geeft alleen een waarschuwing bij een overtreding).
Het woord beleid kan 2 betekenissen hebben:
• Een feitelijke gang van zaken (de wijze waarop een autoriteit zijn bevoegdheid
gebruikt).
• Programmatische zin, bijv. hoe behoort de bevoegdheid gebruikt te worden?
Anne Nagtegaal
, De wetgeving is op dit moment een veroorlovend systeem à de wet kent bevoegdheden
toe en geeft de autoriteiten verlof tot bepaalde handelingen.
3 type stuursystemen:
• Traditioneel stuursysteem à politie en justitie maken gebruik van hun
bevoegdheden zoals men dat gewend is.
• Ideologisch stuursysteem à men hanteert zijn bevoegdheden op de grondslag van
ideologische, politieke veronderstellingen, zonder af te vragen welk effect het beleid
heeft.
• Rationeel stuursysteem à het beleid oriënteert zich op gekozen doeleinden. Recht
is een middel tot een doel.
Criminele politiek kan niet alleen op rationaliteit gebaseerd zijn, maar is ook gebaseerd op
autonome rechtsbeginselen georiënteerde rechtspolitiek.
§7 Materieel en formeel strafrecht
STRAFRECHT
Materieel strafrecht Formeel strafrecht
(strafprocesrecht)
• Strafbepalingen (delictomschrijvingen)
• Vormen van daderschap • Verloop van de procedure
• Beperkingen/uitbreidingen van strafbaarheid • Opsporingsbevoegdheden
• Soorten straffen/maatregelen
• Rechten van de verdachte
Welke gedragingen zijn strafbaar en welke straffen
zijn van toepassing? • Bewijsrecht
Hoe en door wie wordt onderzocht of een
strafbaar feit is begaan en door wie/hoe
worden beslissingen uitgevoerd?
Regels die betrekking hebben op de
procedures van strafvervolging (niet op de
inhoud!)
Beide rechtsvormen zijn te onderscheiden in:
• Privaatrecht/burgerlijk recht à regelt de verhouding tussen burgers.
• Publiekrecht à regelt de verhouding tussen de overheid en burgers.
§9.1 Het gewone strafrecht
= alle strafrechtelijke regelingen die zijn neergelegd in het Wetboek van strafrecht (materieel)
en het Wetboek van strafvordering (formeel) en de daarbij horende wettelijke regelingen.
Algemene regels ongeacht de leeftijd van de dader (materieel) of de verdachte (formeel),
m.u.v. regels voor jeugdigen (<18).
§9.6 Andere bijzondere wetten
= aanvullingen en afwijkingen van het normale strafrecht.
(bijv. ontzegging van bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen).
Anne Nagtegaal
, §10 De legaliteit in het strafrecht
Legaliteit à wettigheid of gebondenheid aan de wet.
Art. 1.1 Sr is de hoeksteen van ons strafrecht:
1. Wil een feit strafbaar zijn, dan moet het vallen onder een wettelijke strafbepaling.
2. Zo’n strafbepaling mag geen terugwerkende kracht hebben.
= ‘’nullem-crimen-regel’’
• Feuerbach à de dwang tot naleving van de materiële normen wordt onder meer
geschapen doordat van tevoren bekend is gemaakt dat op bepaalde
normschendingen straf is gesteld.
• Tegenwoordig ligt de nadruk op de verzekering van rechtsgelijkheid en
rechtszekerheid, verhindering van willekeur en bescherming tegen de straffende
overheid.
De nullem-crimen-regel is een beginsel en is dus aan enige beperkingen onderworpen:
• Ten bezware van de verdachte weegt de regel zwaar, ten gunste van de verdachte
niet. Maar de rechter heeft sinds 1916 ook buiten wettelijke strafuitsluitingsgronden
ten gunste van de verdachte aanvaardt.
• De regel wordt nog eens opzij gezet na een ingrijpende machtswisseling na bijv. een
revolutie of vijandelijke bezetting (bijv. het aangeven van Joden was tijdens de Duitse
bezetting niet strafbaar, maar na de bezetting wel).
• Sommige veranderingen in de wet zouden een grondwetswijziging teweeg moeten
brengen, wat niet altijd gebeurt.
(bijv. art. 1.1 Sr binden de lagere wetgever, maar de gewone wetgever kan daarvan
afwijken. Er is echter een verbod op terugwerkende kracht).
Het geschreven recht steunt op een legaliteitsideaal dat eisen stelt aan de wetgever,
waaraan hij slechts gedeeltelijk kan voldoen (alle rechtsregels hebben een abstract
karakter).
De legaliteitseis komt ook voor in het strafprocesrecht à alle delen van een strafvordering
(de loop, beslissingen, enz.) moeten door de wet zijn geregeld. Bij strafprocesrechtelijke
wetgeving is geen plaats voor de bepalingen van een lagere wetgever.
§11 Het strafbare feit, tenlastelegging, bewezenverklaring, sanctie
De rechter onderscheidt de strafbare van de niet-strafbare feiten m.b.v. de
delictomschrijving.
• Bestandsdelen à stukjes gedragingen die moeten worden bewezen.
(bijv. opzet, een ander van het leven beroven).
Staan in de delictsomschrijving.
• Elementen à worden verondersteld aanwezig te zijn, de verdachte moet
aannemelijk maken dat dat niet zo is.
(bijv. schuld, wederrechtelijkheid).
Staan niet in de delictsomschrijving.
Het materiële strafrecht wijst binnen de kring van alle onrechtmatige gedragingen degene
aan die strafbaar zijn.
Er mag alleen gestraft worden als de gedragingen onder een delictsomschrijving vallen.
Wederrechtelijk à onrechtmatig
Anne Nagtegaal
H1 Het strafrechtelijke systeem
§5 Strafrechtstheorieën
Grotius schreef ‘’malum passionis propter malum actionis’’ à straf is een kwaad dat men lijdt
wegens een kwaad dat men deed.
Waarom mag men het ene kwaad met het andere beantwoorden?
• Verdragstheorieën:
= Burgers hebben aanvaard dat schending van het vrijwillig onderling gesloten
maatschappelijke verdrag tot bestraffing leidt.
(Stamt uit de Verlichting)
• Absolute theorieën:
= Vergelding van het gepleegde onrecht is het doel van de straf.
(Niet betrokken op haar werking in de toekomst)
• Relatieve theorieën:
= Preventie d.m.v. generale preventie en speciale preventie.
o Generale preventie à voor de gemeenschap. Straf schrikt af en voorkomt dat
er meerdere strafbare feiten worden gepleegd.
o Speciale preventie à voor 1 individu. Straf zorgt ervoor dat de gestrafte
burger niet opnieuw een strafbaar feit begaat.
Feuerbach zegt: vergelding + generale preventie verminderen de drift tot het
begaan van strafbare feiten.
(Betrokken op haar werking in de toekomst)
• Verenigingstheorieën:
= Vergelding + preventie.
De ernst van het gepleegde feit geeft de bovengrens van de straf aan, en de rechter
bepaalt binnen die grens een doelmatige straf (die preventief kan werken).
Doeleinden kunnen omschreven worden als:
o Een zodanige beïnvloeding van menselijk gedrag, dat wordt bevorderd dat dit
overeenkomstig met de rechtsregels verloopt.
o Het wegnemen of verminderen van de onrust/onvrede die door een delict in
de samenleving zijn ontstaan.
Strafrechtspleging werkt in 4 kringen:
• Dader à in hoeverre werkt de strafrechtelijke reactie remmend of bevorderend op
zijn gedrag.
Subsocialiteit: na de daad weet hij ‘’daartoe ben ik in staat’’.
• Slachtoffer à wordt zijn verontrusting weggenomen door de strafrechtelijke reactie
op de daad en zijn schade vergoed.
Subsocialiteit à ‘’dat kan mij weer gebeuren’’
• Directe omgeving à ondergaat mede de gevolgen van de actie van de dader.
Subsocialiteit: navolgingsdrang
• Samenleving à heeft weet van straf en strafrechtspleging.
Subsocialiteit: verontrusting
§6 Criminele politiek; het veroorlovende en het stuursysteem
Alle politiële en justitiële autoriteiten hebben beleidsvrijheid (politieagent maakt geen PV op
en geeft alleen een waarschuwing bij een overtreding).
Het woord beleid kan 2 betekenissen hebben:
• Een feitelijke gang van zaken (de wijze waarop een autoriteit zijn bevoegdheid
gebruikt).
• Programmatische zin, bijv. hoe behoort de bevoegdheid gebruikt te worden?
Anne Nagtegaal
, De wetgeving is op dit moment een veroorlovend systeem à de wet kent bevoegdheden
toe en geeft de autoriteiten verlof tot bepaalde handelingen.
3 type stuursystemen:
• Traditioneel stuursysteem à politie en justitie maken gebruik van hun
bevoegdheden zoals men dat gewend is.
• Ideologisch stuursysteem à men hanteert zijn bevoegdheden op de grondslag van
ideologische, politieke veronderstellingen, zonder af te vragen welk effect het beleid
heeft.
• Rationeel stuursysteem à het beleid oriënteert zich op gekozen doeleinden. Recht
is een middel tot een doel.
Criminele politiek kan niet alleen op rationaliteit gebaseerd zijn, maar is ook gebaseerd op
autonome rechtsbeginselen georiënteerde rechtspolitiek.
§7 Materieel en formeel strafrecht
STRAFRECHT
Materieel strafrecht Formeel strafrecht
(strafprocesrecht)
• Strafbepalingen (delictomschrijvingen)
• Vormen van daderschap • Verloop van de procedure
• Beperkingen/uitbreidingen van strafbaarheid • Opsporingsbevoegdheden
• Soorten straffen/maatregelen
• Rechten van de verdachte
Welke gedragingen zijn strafbaar en welke straffen
zijn van toepassing? • Bewijsrecht
Hoe en door wie wordt onderzocht of een
strafbaar feit is begaan en door wie/hoe
worden beslissingen uitgevoerd?
Regels die betrekking hebben op de
procedures van strafvervolging (niet op de
inhoud!)
Beide rechtsvormen zijn te onderscheiden in:
• Privaatrecht/burgerlijk recht à regelt de verhouding tussen burgers.
• Publiekrecht à regelt de verhouding tussen de overheid en burgers.
§9.1 Het gewone strafrecht
= alle strafrechtelijke regelingen die zijn neergelegd in het Wetboek van strafrecht (materieel)
en het Wetboek van strafvordering (formeel) en de daarbij horende wettelijke regelingen.
Algemene regels ongeacht de leeftijd van de dader (materieel) of de verdachte (formeel),
m.u.v. regels voor jeugdigen (<18).
§9.6 Andere bijzondere wetten
= aanvullingen en afwijkingen van het normale strafrecht.
(bijv. ontzegging van bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen).
Anne Nagtegaal
, §10 De legaliteit in het strafrecht
Legaliteit à wettigheid of gebondenheid aan de wet.
Art. 1.1 Sr is de hoeksteen van ons strafrecht:
1. Wil een feit strafbaar zijn, dan moet het vallen onder een wettelijke strafbepaling.
2. Zo’n strafbepaling mag geen terugwerkende kracht hebben.
= ‘’nullem-crimen-regel’’
• Feuerbach à de dwang tot naleving van de materiële normen wordt onder meer
geschapen doordat van tevoren bekend is gemaakt dat op bepaalde
normschendingen straf is gesteld.
• Tegenwoordig ligt de nadruk op de verzekering van rechtsgelijkheid en
rechtszekerheid, verhindering van willekeur en bescherming tegen de straffende
overheid.
De nullem-crimen-regel is een beginsel en is dus aan enige beperkingen onderworpen:
• Ten bezware van de verdachte weegt de regel zwaar, ten gunste van de verdachte
niet. Maar de rechter heeft sinds 1916 ook buiten wettelijke strafuitsluitingsgronden
ten gunste van de verdachte aanvaardt.
• De regel wordt nog eens opzij gezet na een ingrijpende machtswisseling na bijv. een
revolutie of vijandelijke bezetting (bijv. het aangeven van Joden was tijdens de Duitse
bezetting niet strafbaar, maar na de bezetting wel).
• Sommige veranderingen in de wet zouden een grondwetswijziging teweeg moeten
brengen, wat niet altijd gebeurt.
(bijv. art. 1.1 Sr binden de lagere wetgever, maar de gewone wetgever kan daarvan
afwijken. Er is echter een verbod op terugwerkende kracht).
Het geschreven recht steunt op een legaliteitsideaal dat eisen stelt aan de wetgever,
waaraan hij slechts gedeeltelijk kan voldoen (alle rechtsregels hebben een abstract
karakter).
De legaliteitseis komt ook voor in het strafprocesrecht à alle delen van een strafvordering
(de loop, beslissingen, enz.) moeten door de wet zijn geregeld. Bij strafprocesrechtelijke
wetgeving is geen plaats voor de bepalingen van een lagere wetgever.
§11 Het strafbare feit, tenlastelegging, bewezenverklaring, sanctie
De rechter onderscheidt de strafbare van de niet-strafbare feiten m.b.v. de
delictomschrijving.
• Bestandsdelen à stukjes gedragingen die moeten worden bewezen.
(bijv. opzet, een ander van het leven beroven).
Staan in de delictsomschrijving.
• Elementen à worden verondersteld aanwezig te zijn, de verdachte moet
aannemelijk maken dat dat niet zo is.
(bijv. schuld, wederrechtelijkheid).
Staan niet in de delictsomschrijving.
Het materiële strafrecht wijst binnen de kring van alle onrechtmatige gedragingen degene
aan die strafbaar zijn.
Er mag alleen gestraft worden als de gedragingen onder een delictsomschrijving vallen.
Wederrechtelijk à onrechtmatig
Anne Nagtegaal