Hoofdstuk 3, 20 en economische modellen
Hoofdstuk 20
§1 Nederland internationaal
Open economie, veel import en export en afhankelijk van het buitenland
import of exportwaarde
import of exportquote= x 100 %
binnenlandsinkomen
Betalingsbalans, waarde van alle transacties met het buitenland
1. Lopende rekening
Goederenrekening, stoffelijke goederen
Dienstenrekening, onstoffelijke goederen
Inkomensrekening
- Primair vb: loon, pacht/huur, interest en winst
- Overdracht, geen tegenprestatie
2. Kapitaalrekening vb: besparingen/leningen, beleggingen, investeringen en goud- en
deviezentransacties
Oorzaken overschot op de lopende rekening:
1. Relatief lage reële loonkosten per product
2. Ruilvoetverbetering
3. Daling valutakoers
4. Relatief hoog kennisniveau van de beroepsbevolking
prijsindex uitvoer
ruilvoet= x 10 0
prijsindex invoer
§2 vrijhandel en protectie
Kostenvoordelen:
Vb: 1 miljoen arbeidsuren met verdeling Productie met handel: absoluut voordeel
1:1 specialisatie
NL JP 100.000 computers
Computer 25 10 (JP: 1.000.000/10 = 100.000)
Voedsel 40 50 NL JP 25.000 voedsel
Computer 25 10 (NL: 1.000.000/40 =
Productie zonder handel: Voedsel 50 40 25.000)
10.000 computers
(NL: 500.000/25 = 20.000 en JP: Vb: 1 miljoen arbeidsuren met verdeling
500.000/10 = 50.000) 1:1
NL JP 22.500
Compute 1 : 0,5 1 : 0,25 totaal
r voedsel
Voedsel 1:2 1:4 (NL:
500.000/40 = 12.500 en JP: 500.000/50 = Comparatief, verhouding tussen landen,
10.000) aangezien één voor beide absoluut
voordeel heeft
Opofferingskosten, gemiste opbrengst van
het beste, niet gekozen alternatief
Dus, NL specialiseert is voedsel en JP
specialiseert in computers