Nectar 4e editie biologie 6 vwo leerboek FLEX
Inhoudssopgave BINAS-tabellen
§1 Veredelen (CE) 71M
§2 Opname en transport van water (CE) 81E 91A 91B
§3 Fotosynthese (CE) 67I 67L 68D 69A 69B 69C 79D
§4 Glucose als grondstof (CE) 67F2 69C 72 81E 91 93G
§5 Groei en levenscyclus (CE) 72 83A 91A 93A2
Leerdoelen samengevat
§1 Levenscyclus
§1 Veredelen
§2 Waterhuishouding
§3 Fotosynthese
§4 De productie en het transporteren van suikers en andere organische stoffen
§5 Groei en opbrengst
Legenda
Voorbeelden zijn lichtgrijs gekleurd.
Belangrijke BINAS-tabellen zijn grijsgekleurd.
Belangrijke begrippen zijn dikgedrukt.
, §1 Veredelen (CE)
Bij klassiek veredelen van planten speelt geslachtelijke voortplanting een rol.
bestuiving: stuifmeel uit de meeldraden komt op de stempel
gevolg is dat de ♂ gameten (geslachtscellen) via stuifmeelbuizen naar het
vruchtbeginsel op of in de bloembodem groeien
o hier versmelten ze met de ♀ gameten (eicellen) in de zaadbeginsels (bevruchting)
o nakomelingen uit deze zaden verschillen genetisch van hun ouders en ook van elkaar
bij veredeling voert een veredelaar de bestuiving uit
knipt bij een bloem de bloemblaadjes en meeldraden weg → moederplant blijft over
brengt stuifmeel van de gewenste vaderplant op de stempel van de stampers
Kieming van een zaad levert een kiemplant. Die geeft als volwassen plant bloemen en
vruchten met zaad. De levenscyclus van planten kan één, twee of meer jaren duren.
Bij ongeslachtelijke voortplanting (vermeerdering) zijn de nakomelingen genetisch identiek aan de
ouderplant (kloon) en aan elkaar.
Bij rozen kunnen bijvoorbeeld uit de ogen (oculi), een soort slapende knoppen aan de takken
van rozenplanten, nieuwe rozentakken groeien nadat ze zijn geënt op een onderstam.
Deze eenvoudige vorm van enten heet oculeren.
In een vochtige omgeving groeien schimmelsporen uit tot een mycelium (netwerk van
schimmeldraden). Sporen zijn haploïde cellen die ontstaan uit haploïde of diploïde schimmeldraden
en dienen voor de vermeerdering van schimmels.
sporendragers: grauwgrijs pluis
fungiciden: schimmelbestrijdingsmiddelen
Klassieke veredeling berust op kruisen en selecteren. Bij moderne veredeling spelen ook genomics
(studie van het genoom) en polyploïdie een rol.
Bouw je resistentiegenen van tomaten via genetische modificatie (gmo) in bij rozen, dan ontstaan
rozenplanten met extra genen die coderen voor de nieuwe eigenschap, gmo-planten. 71M
cisgene organismen (met allelen van soortgenoten)
transgene organismen (met allelen van een andere soort)
bacteriën bezitten grote cirkelvormige DNA en kleinere cirkelvormige DNA: plasmiden
laborant bouwt het over te brengen gen in bij een plasmide die nu als vector
(transportmiddel) dient om het gen over te brengen
bacterie met de plasmide deelt tot een kloon bacteriën
Doordat de laborant aan het over te brengen gen een markergen heeft gekoppeld, kan
hij de cellen met het gewenste en aan het markergen gekoppelde gen selecteren.
Deze cellen gaan op weefselkweek: in een steriel groeimedium ontstaat uit elke cel
eerst een klompje cellen en vervolgens een geheel nieuwe plant.
hybride: nakomelingen van twee verschillende soorten
polyploïd: meerdere sets chromosomen aanwezig (3n, 4n, 5n, 6n of 8n)
m.b.v. colchicine kunnen onderzoekers polyploïdie opwekken door de vorming van
trekdraden tijdens de mitose te verhinderen, waardoor de chromatiden van de
dubbelchromosomen na deling van het centromeer niet uit elkaar gaan: non-disjunctie
non-disjunctie: tijdens een celdeling gaan de homologe chromosomen (meiose I) of de
identieke chromatiden (mitose of meiose II) niet uit elkaar
o genoommutatie