MONDHOLTE
Lippen:
-dun epitheel en sterkte doorbloeding rode kleur (dikker bij baby’s: stootkussen)
Mondholte:
-meerlagig plaveiselepitheel
-niet verhoornend (parakeratotisch) harde gehemelte en tandvlees
-cellen zijn kernhoudend tot oppervlak uitstrijkje van deze cellen voor geslachtsbepaling
(dmv lichaampje van Barr, inactief heterochromateus X-chromosoom (grote dichtheid),
enkele bij vrouwen
Zachte gehemelte:
-beweegbaar slijmvlies & opgezwollen (met water) epitheel stootkussen voor hard voedsel
-lamina propria (BW) met hoge papillen goeie hechting aan opp. Bekleding
-submucosa met kleine speekselklieren
-mee deel van het dak van de MH
-aan de achterkant de huig gevormd door spierweefsel, losmazig BW en mondslijmvlies
Harde gehemelte:
-meerlagig plaveiselepitheel
-verhoornend (orthokeratotisch)
-met keratohyaliene granula in stratum granulosum
-grootste druk tijdens kauwen epitheel dmv dicht BW onbeweegbaar van periost
-deel van het dak van de MH
Tong:
-dun epitheel vanonder snelle resorbatie
-vooral sereuze klieren
TONG
Algemene opbouw:
-dwarsgestreepte spieren in alle richtingen
-mukeuse en sereuze klieren + slijmvlies
-lamina propria diep tot in spiermassa
-onderkant: glad slijmvlies papillen bovenkant
-vanachter de tonsillae linguales
-3 soorten papillen
Papillae filiformes:
, -draadvormig
-ruw
-puntige bw kern met een epitheel met veel parakeratotische cellen
-hoge turnover door slijtage
-vooral in het midden
Papillae fungiformes:
-paddenstoelvormig
-smalle basis en breed bovenvlak
-smaakknoppen aan hun bovenoppervlak
-vooral vanvoor
Papillae circumvallatae:
-grote ronde papillen “omwalde” liggen tegen elkaar
-7 tot 12 aan het einde van de tong in V formatie
-200 tot 300 smaakknoppen liggen aan de zijkant
-omgeven door een groeve op de bodem van deze groeve monden de sereuze kliertjes
van Von Ebner uit
-smaakknop:
*smaaksensorische cellen registreren smaken (zoet, zuur, zout, bitter)
pikant wordt waargenomen via pijnreceptoren
*smaak microvilli
*steuncellen
*een smaakporie
*aan de overkant gevoelszenuw
*basale cellen
GEBIT
Algemene opbouw:
-waar tand boven tandvlees uitkomt: klinische kroon
-waar tand eronder blijft: wortel / anatomische kroon
-overgangsgebied= tandhals zeer kwetsbaar gebied (sulcus)
-als sulcus tussen tandvlees en glazuur dieper wordt komt glazuur bloot te liggen en klinische
kroon > anatomische kroon
-kern van tand= losmazig BW of pulpa
-harde deel
*dentine: tandbeen
*glazuur: email
*cement
-wortelpunt vanonder bevat opening: foramen apicale
-rond tandwortel zit parodontaal ligament dat ook vastgehecht is aan tandalveole (dmv
collageen) geringe beweeglijkheid
Dentine:
, -hoog gehalte aan hydroxyapatietkristallen (70%) harder dan gewoon bot
-matrix: collageen type 1, fosfoproteinen, en proteoglycanen
productie door odontoblasten
-odontoblasten:
*cilindrische cellen op de grens pulpa-dentine
*zetten predentine af: als een laagje tussen dentine en odontoblasten
uiteindelijk verkalking van predentine door alkalische fosfatase uit matrixblaasjes
*veel ribosomen, ER, en Golgi en secretieblaasjes met procollageen
*vanuit apicaal cytoplasma uitlopers (vezels van Tomes) die doorheen dentine lopen
-dentine is zeer pijngevoelig door ongemyeliniseerde zenuwvezels in dentinekanaaltjes
-reparatief dentine in de pulpaholte na beschadiging of slijtage
Glazuur:
-productie door ectodermale ameloblasten
-97% hydroxyapatiet
-ameloblasten:
*hoogcilindrische cellen met apicale uitloper van Tomes
-glazuurprisma’s:
*interprismatische substantie < hydroxyapatietkristallen
*vervangen van OH door fluor geeft zeer hard kristal (daarom tandpasta met fluor)
Pulpa:
-losmazig BW
-amorfe grondsubstantie van GAG
-pulpacellen: stervormige fibroblasten
-macrofagen, leukocyten, bloedvaten, lymfevaten en gemyeliniseerde zenuwvezels
Tandwortel:
-bestaat uit dentine
-vanonder bekleed met laagje cement dat via parodontaal ligament aan alveolisch bot hecht
-geringe beweeglijkheid mogelijkheid tot kleine positieverschuivingen tov elkaar met
optimale aansluiting (occlusie)
Cement:
-65% mineraalgehalte (=bot)
-cementocyten ≈ osteocyten? Wel geen osteonen
-dun en acellulair thv tandhals afgezet door fibroblasten
-thv wortelpunt afgezet door cementoblasten
-cementocyten verbonden via canaliculi
-collagene vezels “vezels van Sharpey” strakgetrokken bij het kauwen
-parodontaal ligament: veel collageen I, ook rel veel type III
-bot: spongieus, bedekt door laagje compact bot
Gingiva (tandvlees):
-rode kleur veel bloedvaten
-epitheel hecht zich aan kroon via hemidesmosomen en glazuurcuticula (eiwitlaag)
Embryonale ontwikkeling:
, -6e embryonale week tandlijst < ectoderm
-lijst vormt tandkiemen (melkgebit)
-instulping vanonder leidt tot klokvorm gevuld met mesenchym, later pulpa
-in elke kaak 10 kiemen
-10e week: tandkiemen van definitieve tanden
-verbinding met lijst verdwijnt tandklok komt vrij van opp. Epitheel
-epitheel=glazuurorgaan met binnenste en buitenste epitheellaag, gescheiden door reticulair
epitheel
-odontoblasten aan binnenste epitheellaag vormen zich uit mesenchymcellen
-binnenste epitheellaag ameloblasten
-diameter van tandklok verkleint vanonder tot foramen apicale
-ameloblasten ompoling met kern naar reticulair epitheel gericht
-tussen uitlopers van Tomes eerste glazuurmatrix met (laag gehalte) hydroxyapatiet
In honingraatstructuur
-initiele glazuur latere prismatische substantie
-prismavorming in ruimte tussen structuur, ameloblasten trekken uitlopers terug, die enkel
nog primaire glazuurcuticula (membraan van Nasmyth) produceert, ligt als vliesje over de
tand
-thv tandhals leggen odontoblasten zich tot dentine foramen apicale bereikt
epitheliale wortelschede verdwijnt (resten: eilandjes van Malassez)
-ontwikkeling van definitief gebit:
*kiemen groeien onder melktanden, glazuurorganen ontwikkelen
*door deze druk gaan osteoclasten vanaf onder melktandelementen afbreken
*als ook cement aan tandhals geresorbeerd is, komt tand los en valt hij uit
DE FARYNX
Opbouw:
-Niet verhoornend meerlagig plaveiselepitheel
-Waar geen wrijving/voedsel: meerrijig trilhaarepitheel met slijmbekercellen
-tonsillen als een ring rond de keelingang (ring van Waldeyer)
-kleine slijmkliertjes
-circulaire en longitudinale spieren slikfunctie
ALGEMEEN BOUWPATROON
Algemeen patroon:
-tunica mucosa (epitheel en slijmkliertjes)
-tela submucosa (BW)
-tunica muscularis
-tunica adventitia of serosa (als naast BW ook nog mesotheel)
Tunica mucosa: