Samenvatting Nederlands
Laagland cursus 13 t/m 15
Cursus 13 twintigste eeuw: de jaren vijftig en zestig
§1 historische kennis
Jaren ‘50
Einde van de Tweede Wereldoorlog
Dekolonisatieproces
Overlevingsmaatschappij:
1. Wederopbouw
2. Verzuiling
3. Jeugdcultuur/ tegencultuur, tegen bevoogde mentaliteit en preutsheid
4. Tweedeling: restauratie vs. vrijheid en verandering
Jaren ‘60
Consumptiemaatschappij en belevingsmaatschappij, meer individueel gericht vb: innerlijke
groei en belang van het genieten.
Emancipatie
Koude oorlog pessimisme en angst
§2 culturele context
Jaren ‘50
Existentialisme (o.a. Satre), existentie gaat vooraf aan de essentie.
De mens heeft vrije wil verantwoordelijk voor eigen keuzes
God bestaat niet eigen normen en waarden creëren
Kunst: abstract maar persoonlijke expressie van emoties vb: Cobra, groep van Nederlandse
schilders
Muziek: bebop als reactie op vooroorlogse jazz en de opkomst van popmuziek
Jaren ‘60
Kritische theorie/ Frankfurter Schule, maatschappij is een totaliteit die het hele leven
bepaalde dat sloot aan bij ideeën van Marx over individualisme vb: tegen cultuurindustrie
marktwaarde van culturele producten krijgt de overhand over de artistieke waarde
Kunst: abstract maar minder persoonlijk, koel en mechanisch vb: popart met onderwerpen
uit de massacultuur
Muziek: popmuziek
§3 literaire ontwikkelingen
Jaren ‘50
Non-conformisme/ tegendraadsheid, verzet tegen verzuiling, restauratie, taboes en
verwerking van het oorlogstrauma
Pessimistisch wereldbeeld, proza gaat over eenzaamheid etc. als tegengeluid tegen het
optimisme van de restauratie
Vormen: romans (later paperbacks) negatieve reacties op personage, want die worden
geassocieerd met de verloren generatie. Toch vooral gewaardeerd door jonge lezers
Personage: anti-held
Niet goed in staat richting aan het leven te geven
Slachtoffer van toevallige samenloop van omstandigheden, vergissing of opzet van
anderen
Subjectieve beleving
Schrijvers: Reve, Hermans en Mulisch
Laagland cursus 13 t/m 15
Cursus 13 twintigste eeuw: de jaren vijftig en zestig
§1 historische kennis
Jaren ‘50
Einde van de Tweede Wereldoorlog
Dekolonisatieproces
Overlevingsmaatschappij:
1. Wederopbouw
2. Verzuiling
3. Jeugdcultuur/ tegencultuur, tegen bevoogde mentaliteit en preutsheid
4. Tweedeling: restauratie vs. vrijheid en verandering
Jaren ‘60
Consumptiemaatschappij en belevingsmaatschappij, meer individueel gericht vb: innerlijke
groei en belang van het genieten.
Emancipatie
Koude oorlog pessimisme en angst
§2 culturele context
Jaren ‘50
Existentialisme (o.a. Satre), existentie gaat vooraf aan de essentie.
De mens heeft vrije wil verantwoordelijk voor eigen keuzes
God bestaat niet eigen normen en waarden creëren
Kunst: abstract maar persoonlijke expressie van emoties vb: Cobra, groep van Nederlandse
schilders
Muziek: bebop als reactie op vooroorlogse jazz en de opkomst van popmuziek
Jaren ‘60
Kritische theorie/ Frankfurter Schule, maatschappij is een totaliteit die het hele leven
bepaalde dat sloot aan bij ideeën van Marx over individualisme vb: tegen cultuurindustrie
marktwaarde van culturele producten krijgt de overhand over de artistieke waarde
Kunst: abstract maar minder persoonlijk, koel en mechanisch vb: popart met onderwerpen
uit de massacultuur
Muziek: popmuziek
§3 literaire ontwikkelingen
Jaren ‘50
Non-conformisme/ tegendraadsheid, verzet tegen verzuiling, restauratie, taboes en
verwerking van het oorlogstrauma
Pessimistisch wereldbeeld, proza gaat over eenzaamheid etc. als tegengeluid tegen het
optimisme van de restauratie
Vormen: romans (later paperbacks) negatieve reacties op personage, want die worden
geassocieerd met de verloren generatie. Toch vooral gewaardeerd door jonge lezers
Personage: anti-held
Niet goed in staat richting aan het leven te geven
Slachtoffer van toevallige samenloop van omstandigheden, vergissing of opzet van
anderen
Subjectieve beleving
Schrijvers: Reve, Hermans en Mulisch