Nederlands leesvaardigheid toetsperiode 2
_______________________________________________________________________________________
A) Teksten indelen
1. Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen:
Teksten hebben meestal een doel. Schrijvers willen dat de boodschap bij de lezers doordringt.
Tekstdoelen:
- informeren ; informerende teksten gegevens verstrekken
- uiteenzetten ; uiteenzettende teksten uitleggen hoe iets in elkaar zit
- overtuigen ; betogende teksten betogen, een pleidooi houden
- beschouwen ; beschouwende teksten van verschillende kanten belichten, lezer laten nadenken
- activeren ; activerende teksten aansporen tot handelen
- amuseren ; amuserende teksten vermaken
2. Subjectieve en objectieve teksten:
- In subjectieve teksten komt nadrukkelijk de mening van de schrijver naar voren
- In objectieve teksten is het doel vooral om informatie te verschaffen (controleerbare feiten)
- Soms is een auteur zich er niet van bewust dat hij een persoonlijk waardeoordeel uitspreekt
- Je moet altijd proberen de intentie te achterhalen (wat wilt de schrijver bereiken?)
- Als een schrijver zijn uitspraken als feitelijke informatie presenteert terwijl het zijn eigen mening is
noem je dit schijnobjectiviteit
B) Publiekgerichtheid
4. Overzicht publiekgerichtheid:
Bij publiekgerichtheid houdt je rekening met de volgende dingen:
- Toon
- Voorkennis
- Taalgebruik
Doe je dit niet, dan is de kans groot dat je je doel als auteur of spreker niet bereikt.
, 5. Publiek in kaart brengen:
Het soort publiek kun je in vier categorieën onderverdelen:
- Bepaald
(Duidelijke kenmerken)
- Onbepaald
(Onduidelijke kenmerken)
- Een individu
(Je weet wie het is)
- Een groep
Publiekgericht schrijven betekent dat je je publiek zo goed mogelijk moet kennen.
10. Onderwerp en hoofdgedachte:
- Een tekst gaat altijd over een onderwerp (= tekstbeschrijving in een of meerdere (z.n.) woorden)
- Van een tekst(gedeelte) moet je de hoofdgedachte kunnen bepalen (= een korte zin over de
belangrijkste uitspraak of het doel van de schrijver)
11. Hoofdstructuur: drie delen:
Elk deel van een tekst heeft een eigen functie in de gehele tekst en kan uit meer dan een alinea
bestaan. Het middenstuk bestaat meestal uit meerdere alinea’s terwijl de inleiding en het slot
meestal uit een alinea bestaan.
Functies
Inleiding - belangstelling wekken
- onderwerp introduceren
- hoofdgedachte formuleren
- opbouw aankondigen
- aanleiding noemen
- welwillend stemmen
Middenstuk (Hoofdgedachte uitwerken in deelonderwerpen)
- per deelonderwerp een alinea
- per alinea (of groepje alinea’s) een kernzin
Slot - samenvatting
- conclusie
- aanbeveling
- afweging
- oproep
_______________________________________________________________________________________
A) Teksten indelen
1. Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen:
Teksten hebben meestal een doel. Schrijvers willen dat de boodschap bij de lezers doordringt.
Tekstdoelen:
- informeren ; informerende teksten gegevens verstrekken
- uiteenzetten ; uiteenzettende teksten uitleggen hoe iets in elkaar zit
- overtuigen ; betogende teksten betogen, een pleidooi houden
- beschouwen ; beschouwende teksten van verschillende kanten belichten, lezer laten nadenken
- activeren ; activerende teksten aansporen tot handelen
- amuseren ; amuserende teksten vermaken
2. Subjectieve en objectieve teksten:
- In subjectieve teksten komt nadrukkelijk de mening van de schrijver naar voren
- In objectieve teksten is het doel vooral om informatie te verschaffen (controleerbare feiten)
- Soms is een auteur zich er niet van bewust dat hij een persoonlijk waardeoordeel uitspreekt
- Je moet altijd proberen de intentie te achterhalen (wat wilt de schrijver bereiken?)
- Als een schrijver zijn uitspraken als feitelijke informatie presenteert terwijl het zijn eigen mening is
noem je dit schijnobjectiviteit
B) Publiekgerichtheid
4. Overzicht publiekgerichtheid:
Bij publiekgerichtheid houdt je rekening met de volgende dingen:
- Toon
- Voorkennis
- Taalgebruik
Doe je dit niet, dan is de kans groot dat je je doel als auteur of spreker niet bereikt.
, 5. Publiek in kaart brengen:
Het soort publiek kun je in vier categorieën onderverdelen:
- Bepaald
(Duidelijke kenmerken)
- Onbepaald
(Onduidelijke kenmerken)
- Een individu
(Je weet wie het is)
- Een groep
Publiekgericht schrijven betekent dat je je publiek zo goed mogelijk moet kennen.
10. Onderwerp en hoofdgedachte:
- Een tekst gaat altijd over een onderwerp (= tekstbeschrijving in een of meerdere (z.n.) woorden)
- Van een tekst(gedeelte) moet je de hoofdgedachte kunnen bepalen (= een korte zin over de
belangrijkste uitspraak of het doel van de schrijver)
11. Hoofdstructuur: drie delen:
Elk deel van een tekst heeft een eigen functie in de gehele tekst en kan uit meer dan een alinea
bestaan. Het middenstuk bestaat meestal uit meerdere alinea’s terwijl de inleiding en het slot
meestal uit een alinea bestaan.
Functies
Inleiding - belangstelling wekken
- onderwerp introduceren
- hoofdgedachte formuleren
- opbouw aankondigen
- aanleiding noemen
- welwillend stemmen
Middenstuk (Hoofdgedachte uitwerken in deelonderwerpen)
- per deelonderwerp een alinea
- per alinea (of groepje alinea’s) een kernzin
Slot - samenvatting
- conclusie
- aanbeveling
- afweging
- oproep