Maw verhouding
1.1 sociale ongelijkheid
Seksverschillen: door genetische factoren veroorzaakte verschillen
Geslachtsverschillen: De sociaal gevormde verschillen in sekse
Vermogen: het bezit dat iemand heeft
Status: de waardering en behandeling van personen op grond van hun maatschappelijke
positie een leefstijl
Drie vormen van ongelijkheid:
1. Ongelijke verdeling van (politieke) macht
2. Ongelijke verdeling van bezit
3. Ongelijke verdeling van status
1.2 sociale stratificatie
Sociale stratificatie: een verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale
ongelijkheid bestaat
Sociale mobiliteit: het stijgen of dalen op de sociale ladder
Gesloten samenleving: een maatschappij waarin de leden nauwelijks of geen kansen hebben
om te stijgen op de maatschappelijke ladder
Kastenmaatschappij: maatschappij waarin je in een bepaalde kaste (sociale klasse) wordt
geboren en waar je niet meer uitkomt
Open samenleving: de kansen om te stijgen op de maatschappelijke ladder groter zijn
1.3 positietoewijzing en positieverwerving
Maatschappelijke positie: de plaats die iemand inneemt ten opzichte van anderen.
Positietoewijzing: verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep
op een bepaalde positie terechtkomt.
Positieverwerving: het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage
van een persoon of de groep waartoe hij behoort.
1.4 maatschappelijke positie en de gevolgen
Vier terreinen wat maatschappelijke gevolgen voor mensen hebben
1. Onderwijs
2. Gezondheid
3. Politiek
4. Cultuur
Cultureel kapitaal: culturele competities waaronder kennis, houdingen, opvattingen en
smaak.
2.1 macht
Microniveau: individueel
Mesoniveau: groepsniveau
Macroniveau: samenleving, nationaal of internationaal
Interpersoonlijke: tussen enkele mensen
Organisatiegraad: het % werknemers binnen een bepaalde bedrijfstak of beroepsgroep dat
lid is van een vakbond.
Formele macht: macht die formeel is afgesproken en vastgelegd
Informele macht: de macht die iemand krijgt door zijn uitstraling
1. Charisma: de persoonlijkheid en het vermogen dat iemand heeft om andere mensen
onmiddellijk van zijn gelijk te overtuigen
2. Superieure vaardigheden of kennis
Traditie
1.1 sociale ongelijkheid
Seksverschillen: door genetische factoren veroorzaakte verschillen
Geslachtsverschillen: De sociaal gevormde verschillen in sekse
Vermogen: het bezit dat iemand heeft
Status: de waardering en behandeling van personen op grond van hun maatschappelijke
positie een leefstijl
Drie vormen van ongelijkheid:
1. Ongelijke verdeling van (politieke) macht
2. Ongelijke verdeling van bezit
3. Ongelijke verdeling van status
1.2 sociale stratificatie
Sociale stratificatie: een verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale
ongelijkheid bestaat
Sociale mobiliteit: het stijgen of dalen op de sociale ladder
Gesloten samenleving: een maatschappij waarin de leden nauwelijks of geen kansen hebben
om te stijgen op de maatschappelijke ladder
Kastenmaatschappij: maatschappij waarin je in een bepaalde kaste (sociale klasse) wordt
geboren en waar je niet meer uitkomt
Open samenleving: de kansen om te stijgen op de maatschappelijke ladder groter zijn
1.3 positietoewijzing en positieverwerving
Maatschappelijke positie: de plaats die iemand inneemt ten opzichte van anderen.
Positietoewijzing: verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep
op een bepaalde positie terechtkomt.
Positieverwerving: het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage
van een persoon of de groep waartoe hij behoort.
1.4 maatschappelijke positie en de gevolgen
Vier terreinen wat maatschappelijke gevolgen voor mensen hebben
1. Onderwijs
2. Gezondheid
3. Politiek
4. Cultuur
Cultureel kapitaal: culturele competities waaronder kennis, houdingen, opvattingen en
smaak.
2.1 macht
Microniveau: individueel
Mesoniveau: groepsniveau
Macroniveau: samenleving, nationaal of internationaal
Interpersoonlijke: tussen enkele mensen
Organisatiegraad: het % werknemers binnen een bepaalde bedrijfstak of beroepsgroep dat
lid is van een vakbond.
Formele macht: macht die formeel is afgesproken en vastgelegd
Informele macht: de macht die iemand krijgt door zijn uitstraling
1. Charisma: de persoonlijkheid en het vermogen dat iemand heeft om andere mensen
onmiddellijk van zijn gelijk te overtuigen
2. Superieure vaardigheden of kennis
Traditie