Pedagogisch handelen
Pedagogiek als wetenschap
Pedagogie betekent ‘kinderleiding’ en verwijst naar de wetenschap én
praktijk van opvoeden en begeleiden van kinderen, waarbij opvoeders
verantwoordelijkheid dragen voor hun handelen.
Pedagogiek= oude Griekenland
Nu= wetenschappelijke theorie of studie van opvoeding
Kinderen socialiseren (waarden en normen aanleren)
Pedagogisch model
= Pedagogisch handelen – opvoedkundig handelen = handelen volgens de
inzichten uit de pedagogiek/opvoedkunde
Je moet altijd direct pedagogisch kunnen handelen
Een model helpt om de complexe werkelijkheid van opvoeden eenvoudiger
te begrijpen en bewustere keuzes te maken. Als leerkracht moet je *altijd
reageren* (ook door niet te reageren), snel kunnen handelen en je
aanpak *afstemmen op het individuele kind en de situatie*. Omdat
opvoeden complex is, helpt een model om vooraf na te
denken over mogelijke strategieën en hun gevolgen voor het
gedrag van leerlingen.
,Pedagogische principes
Zelfdeterminatie: 1.
Autonomie
2.
Verbondenheid
Het kind en zijn psychologische basisbehoeften
Hoe gepast gaan reageren in relatie met het kind?
Veilig leer- en leefklimaat in de klas
Stimulerend leer-en leefklimaat in de klas
Gestructureerd leer- en leefklimaat in de klas
= Het kind op zijn gemak stellen
Je gaat de leerlingen gaan motiveren
Extrinsieke motivatie= omgeving/beloning
Intrinsieke motivatie= uit jezelf iets graag willen
Het pedagogisch model vertrekt vanuit het creëren van een veilige
leeromgeving waarin het kind centraal staat met zijn unieke
mogelijkheden en noden.
Daarbij houdt de leerkracht rekening met de drie psychologische
basisbehoeften van kinderen:
1. Verbondenheid – kinderen willen zich aanvaard en veilig voelen.
, 2. Competentie – kinderen willen ervaren dat ze iets kunnen en
succes behalen.
3. Autonomie– kinderen willen keuzes kunnen maken en zelf
sturen. Door deze behoeften te respecteren, kan de leerkracht
passend reageren en het welzijn en de ontwikkeling van elk kind
versterken.
Een pedagogisch antwoord: de basishouding van een
leerkracht
Rondom het kind staan de basishoudingen van de leerkracht, die
helpen om de psychologische basisbehoeften van kinderen te
ondersteunen. Deze basishoudingen zijn:
Waarderen – het kind onvoorwaardelijk accepteren zoals het is en
kwaliteiten en talenten erkennen.
Ondersteunen – het kind helpen en begeleiden zodat het
vertrouwen krijgt in zichzelf.
Uitdagen – het kind stimuleren om te ontdekken, te experimenteren
en nieuwe stappen te zetten.
Vertrouwen – het kind laten voelen dat je in hem/haar
gelooft en ruimte geven om zelf keuzes te maken.
Samen zorgen deze houdingen voor een veilige leeromgeving
waarin ieder kind kan groeien.
Contexten waarbinnen pedagogisch handelen
plaatsvindt
Pedagogisch handelen vindt plaats binnen verschillende contexten
waarin een kind leeft, zoals thuis, de klas, school, peergroups en de buurt.
Deze contexten beïnvloeden hoe een kind zich gedraagt en ontwikkelt.
Voor leerkrachten is het belangrijk zich bewust te zijn van deze invloeden
en het kind in al deze omgevingen te leren kennen, zodat ze beter kunnen
begrijpen wat het nodig heeft en een sterke vertrouwensrelatie kunnen
opbouwen.
Samengevat per context:
Thuiscontext (gezin) – de eerste en belangrijkste
opvoedingsomgeving, in welke vorm dan ook.
, Peergroup – leeftijdsgenoten en groepen waar het kind deel van
uitmaakt en sociale vaardigheden leert.
Leerkracht – bouwt een pedagogische relatie op in de klas en
ondersteunt, waardeert, daagt uit en geeft vertrouwen.
School – een belangrijke opvoedingsomgeving met eigen regels en
waarden.
Buurt – sociale omgeving waar het kind opgroeit en contacten
heeft.
Deze contexten samen vormen de leefwereld van het kind.
Algemene context waarbinnen het opvoeden plaatsvindt
Het kind centraal
Het pedagogisch model vertrekt vanuit het idee dat het kind een
volwaardig persoon is met eigen gedachten, gevoelens en
mogelijkheden. Elk kind is uniek en heeft een eigen
persoonlijkheid en temperament. Daarom moet een leerkracht
rekening houden met verschillen tussen kinderen en een aanpak
kiezen die past bij het individu.
• Pedagogisch handelen = plaats- en tijdsgebonden
Psychologische basisbehoeften
Een positief pedagogisch klimaat ontstaat wanneer drie basisbehoeften
vervuld worden:
1. Verbondenheid – “Ik hoor erbij”
Kinderen hebben nood aan veiligheid, geborgenheid en positieve relaties.
Als zij zich geaccepteerd, begrepen en welkom voelen, durven ze zichzelf
zijn en ontwikkelen ze meer zelfvertrouwen.
De leerkracht bouwt verbondenheid op door:
Oprechte interesse te tonen en leerlingen echt te leren kennen,
Warme interacties te hebben (vriendelijke toon, aandacht voor
gevoelens),
Een veilige en respectvolle klaswerking te creëren.
Hechting en sociale ontwikkeling
Een veilige hechting met opvoeders vormt de basis voor het latere
omgaan met anderen.
Wanneer kinderen een betrouwbare band ervaren (thuis of op school):
Pedagogiek als wetenschap
Pedagogie betekent ‘kinderleiding’ en verwijst naar de wetenschap én
praktijk van opvoeden en begeleiden van kinderen, waarbij opvoeders
verantwoordelijkheid dragen voor hun handelen.
Pedagogiek= oude Griekenland
Nu= wetenschappelijke theorie of studie van opvoeding
Kinderen socialiseren (waarden en normen aanleren)
Pedagogisch model
= Pedagogisch handelen – opvoedkundig handelen = handelen volgens de
inzichten uit de pedagogiek/opvoedkunde
Je moet altijd direct pedagogisch kunnen handelen
Een model helpt om de complexe werkelijkheid van opvoeden eenvoudiger
te begrijpen en bewustere keuzes te maken. Als leerkracht moet je *altijd
reageren* (ook door niet te reageren), snel kunnen handelen en je
aanpak *afstemmen op het individuele kind en de situatie*. Omdat
opvoeden complex is, helpt een model om vooraf na te
denken over mogelijke strategieën en hun gevolgen voor het
gedrag van leerlingen.
,Pedagogische principes
Zelfdeterminatie: 1.
Autonomie
2.
Verbondenheid
Het kind en zijn psychologische basisbehoeften
Hoe gepast gaan reageren in relatie met het kind?
Veilig leer- en leefklimaat in de klas
Stimulerend leer-en leefklimaat in de klas
Gestructureerd leer- en leefklimaat in de klas
= Het kind op zijn gemak stellen
Je gaat de leerlingen gaan motiveren
Extrinsieke motivatie= omgeving/beloning
Intrinsieke motivatie= uit jezelf iets graag willen
Het pedagogisch model vertrekt vanuit het creëren van een veilige
leeromgeving waarin het kind centraal staat met zijn unieke
mogelijkheden en noden.
Daarbij houdt de leerkracht rekening met de drie psychologische
basisbehoeften van kinderen:
1. Verbondenheid – kinderen willen zich aanvaard en veilig voelen.
, 2. Competentie – kinderen willen ervaren dat ze iets kunnen en
succes behalen.
3. Autonomie– kinderen willen keuzes kunnen maken en zelf
sturen. Door deze behoeften te respecteren, kan de leerkracht
passend reageren en het welzijn en de ontwikkeling van elk kind
versterken.
Een pedagogisch antwoord: de basishouding van een
leerkracht
Rondom het kind staan de basishoudingen van de leerkracht, die
helpen om de psychologische basisbehoeften van kinderen te
ondersteunen. Deze basishoudingen zijn:
Waarderen – het kind onvoorwaardelijk accepteren zoals het is en
kwaliteiten en talenten erkennen.
Ondersteunen – het kind helpen en begeleiden zodat het
vertrouwen krijgt in zichzelf.
Uitdagen – het kind stimuleren om te ontdekken, te experimenteren
en nieuwe stappen te zetten.
Vertrouwen – het kind laten voelen dat je in hem/haar
gelooft en ruimte geven om zelf keuzes te maken.
Samen zorgen deze houdingen voor een veilige leeromgeving
waarin ieder kind kan groeien.
Contexten waarbinnen pedagogisch handelen
plaatsvindt
Pedagogisch handelen vindt plaats binnen verschillende contexten
waarin een kind leeft, zoals thuis, de klas, school, peergroups en de buurt.
Deze contexten beïnvloeden hoe een kind zich gedraagt en ontwikkelt.
Voor leerkrachten is het belangrijk zich bewust te zijn van deze invloeden
en het kind in al deze omgevingen te leren kennen, zodat ze beter kunnen
begrijpen wat het nodig heeft en een sterke vertrouwensrelatie kunnen
opbouwen.
Samengevat per context:
Thuiscontext (gezin) – de eerste en belangrijkste
opvoedingsomgeving, in welke vorm dan ook.
, Peergroup – leeftijdsgenoten en groepen waar het kind deel van
uitmaakt en sociale vaardigheden leert.
Leerkracht – bouwt een pedagogische relatie op in de klas en
ondersteunt, waardeert, daagt uit en geeft vertrouwen.
School – een belangrijke opvoedingsomgeving met eigen regels en
waarden.
Buurt – sociale omgeving waar het kind opgroeit en contacten
heeft.
Deze contexten samen vormen de leefwereld van het kind.
Algemene context waarbinnen het opvoeden plaatsvindt
Het kind centraal
Het pedagogisch model vertrekt vanuit het idee dat het kind een
volwaardig persoon is met eigen gedachten, gevoelens en
mogelijkheden. Elk kind is uniek en heeft een eigen
persoonlijkheid en temperament. Daarom moet een leerkracht
rekening houden met verschillen tussen kinderen en een aanpak
kiezen die past bij het individu.
• Pedagogisch handelen = plaats- en tijdsgebonden
Psychologische basisbehoeften
Een positief pedagogisch klimaat ontstaat wanneer drie basisbehoeften
vervuld worden:
1. Verbondenheid – “Ik hoor erbij”
Kinderen hebben nood aan veiligheid, geborgenheid en positieve relaties.
Als zij zich geaccepteerd, begrepen en welkom voelen, durven ze zichzelf
zijn en ontwikkelen ze meer zelfvertrouwen.
De leerkracht bouwt verbondenheid op door:
Oprechte interesse te tonen en leerlingen echt te leren kennen,
Warme interacties te hebben (vriendelijke toon, aandacht voor
gevoelens),
Een veilige en respectvolle klaswerking te creëren.
Hechting en sociale ontwikkeling
Een veilige hechting met opvoeders vormt de basis voor het latere
omgaan met anderen.
Wanneer kinderen een betrouwbare band ervaren (thuis of op school):