100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting - Nederlands 3

Rating
-
Sold
-
Pages
20
Uploaded on
26-12-2025
Written in
2025/2026

Deze samenvatting bevat de inhoud van de slides + lesnotities.

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
December 26, 2025
Number of pages
20
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Nederlands 3
1) Woordenschat
Taalvaardigheidsonderwijs = publieks- en doelgericht schrijven, lezen, spreken en luisteren.

Woordenschat:
• is geen vaardigheid
• is een bouwsteen van de taal → zonder woordenschat geen taal

Taalvaardigheidsonderwijs is
• publieksgericht: als je schrijft, spreekt, leest, luistert, wordt er rekening gehouden met het publiek.
Vb. Je past jouw taal aan als je spreekt tegen een kind in vergelijking met een volwassene.
• doelgericht: er is altijd een bedoeling met de communicatie (vertellen, vragen, …)

Hoeveel % van de woorden moet je kennen om een tekst te begrijpen?
• 90-95% van de woorden begrijpen/kennen

Stellingen:
- De actieve woordenschatkennis van kinderen is groter dan de passieve woordenschatkennis.
Actieve woordenschatkennis: woorden die je zelf gebruikt
Passieve woordenschatkennis: woorden die je begrijpt als iemand ze gebruikt maar je gebruikt ze zelf niet.
Het moment dat je ze zelf moet gebruiken wordt het moeilijk.
Oneens. Als jij op reis bent kan het zijn dat je veel begrijpt, maar zelf produceren is moeilijk. Dit is ook zo bij
kleine kinderen, ze begrijpen veel voor ze zelf spreken.

• Kinderen van vier jaar begrijpen (passieve woordenschatkennis) zo’n 2000 woorden.
• Aan het einde van de lagere school begrijpen kinderen 15000 woorden
• Als je een verhaal leest vervang je moeilijke woorden beter door een woord dat de leerlingen kennen
• Als een leerling de betekenis van een woord niet kent, kan hij het het beste opzoeken in een woordenboek.
• Om de woordenschat van leerlingen uit te breiden zijn woordenschatlessen nodig.

Wat is woordverwerving?
= een natuurlijk proces waarbij je nieuwe woorden leert, net als nieuwe betekenisaspecten van reeds gekende
woorden. Dit begint bij de geboorte en stopt nooit.

Welke 3 ingrediënten zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van mondelinge taalvaardigheid:
• taalaanbod: omgeving waar taal wordt aangeboden
• spreekkansen: kansen krijgen om woorden te gebruiken, proberen, uit te spreken
• feedback: heb ik je begrepen, heb ik je niet begrepen? Vb. “Oekje, bedoel je een koekje?”

3 principes spelen een belangrijke rol in natuurlijke taalverwerving:
• labelen: kinderen leren dieren, voorwerpen, … in de vorm van concepten.
Vb. een vliegend zoemend dier = bij. Bij is het label, de woordvorm die bij het concept hoort.
• categoriseren: kinderen komen woorden tegen in nieuwe contexten. Binnen dezelfde categorie kennen ze
verschillende soorten. Vb. honingbij, solitaire bij, …
• netwerkopbouw: kinderen zien relaties tussen de concepten in verschillende contexten.
Vb. verbinden van bij met insect met hommel, zoemen, angel, …
Alle woorden in dat netwerk = mentale lexicon

De meeste woorden heb je geleerd in bepaalde contexten, niet via woordenschatlessen. We proberen dit in het
huidige onderwijs ook te doen. Je kan rijke dingen doen in de klas, zonder er een woordenschatles van te maken.

,Voorbeeld 3 principes:
• Labelen: kind heeft een roos ding met plat stuk, stokje aan, lusje aan. Het kind ontdekt dat je je er putten
mee kan graven. De hele dag wordt dat woord gebruikt: mag ik jouw schop?, gaan we met de schop graven?
• Categoriseren: kind komt in andere contexten: opa heeft een grote, houten schop. Mijn vriendje heeft een
rode schop. Ze zien er net iets anders uit maar hebben wel dezelfde elementen.
• Netwerkopbouw: Gaandeweg door de verschillende contexten gaat het kind een mentaal lexicon opbouw
van alle woorden die te linken zijn met schop vb. graven, spelen, …

Jij noemt alle fietsen fiets, iemand die heel gepassioneerd is in fietsen zal er meerder benamingen voor hebben
vb. gravel bike, BMX, … Het netwerk is groter, groter mentaal lexicon.

Wanneer ken je nu een woord?
• Je kent de betekenis (letterlijk, figuurlijk, tegenstellingen, …)
• Je kan de vorm veranderen (vervoegen, meervoudsvorm, …)
• Je kent relaties tussen woorden (woordveld opbouwen, …)


Samengevat:
• Vanaf 1 jaar: kinderen beginnen met labels te plakken. Alles is een bal (appelsien, deurknop). Ze bouwen een
categorie op (wat hoort erbij wat niet). Allerlaatst bouwen ze een netwerk op. Dit stopt nooit.
• Tussen de 3-4 jaar is de grootste opname van woorden. Op 4 jaar kennen kinderen 2000 woorden actief en
3000 woorden passief. (Er zijn grote individuele verschillen)
• Op het einde van de basisschool kennen kinderen idealiter 15000-17000. Hier zijn ook grote individuele
verschillen. Dit moet je hebben om succesvol door te stromen naar middelbaar.

Grafiek

Wat zie je op de grafiek en wat zijn mogelijke verklaringen?
• X-as: de leeftijd.
• Y-as: aantal woorden die kinderen kennen.
• Rode lijn autochtone kinderen (Nederlands)
• Allochtone kinderen (thuistaal anders dan Nederlands)




Vaststellingen:
• Er is een kloof tussen autochtone en allochtone kinderen. Het gaat over meer dan het dubbele aan
woordenschat. Allochtone kinderen hebben een kleiner taalaanbod in het Nederlands. In de thuistaal zullen
ze ook woorden kennen. Ze verwerven in twee talen woorden, waardoor het wordt verdeelt.
De kloof blijft en vergroot.
• De lijn van woorden leren gaat stijl omhoog. Voor de ene groep is dat op een ander moment dan de andere
groep. Het stijgt wel op hetzelfde moment (6000 woorden) Hoe komt dat?
Vanaf 7-8 jaar kan je redelijk vloeiend lezen. Je komt via verhalen met meer woorden en andere woorden in
contact. Bij allochtone kinderen profiteren ze daar later van en de stijging is minder stijl. Er is een cruciale
grens van 6000 woorden = basiswoordenschat. Als je deze kent, heb je genoeg bagage om aangeboden
teksten te begrijpen en kan je uit de tekst de nieuwe woorden leren. Vandaar de grote stijging bij autochtone
kinderen.
• Waarom is de stijging niet zo stijl bij de allochtonen?
Tegen dan zitten we in een vierde leerjaar. De teksten zijn te moeilijk voor allochtone kinderen terwijl die
teksten voor autochtone kinderen basis zijn.

Samenvatting: Er is een exponentiële groei door taalaanbod, kinderen leren technisch lezen en halen nieuwe
woorden uit teksten. Ze moeten eerst 6000 woorden (basiswoordenschat) bezitten voor deze groei.

, Veel kinderen horen te weinig woorden.
Er zit een enorm verschil in taalaanbod. Dit hangt samen met socio-economische waarde van een gezin.
• Een kind met ongeschoolde/laaggeschoolde ouder horen ongeveer 615 woorden/u
• Een kind uit een gezin met ouders met een redelijke opleiding hoort 1251 woorden/u
• Een kind uit een gezin met hoogopgeleide ouders hoort 2153 woorden/u

Conclusie: grote kloven tussen kinderen ontstaan. Zeker als we dit berekenen op jaarbasis.

De kwaliteit en kwantiteit binnen de taalontwikkeling van kinderen:
• Kwantiteit: kinderen die anderstalig zijn, bezitten veel minder Nederlandse woordenschat
• Kwaliteit: Woordenschataanbod → de dingen die worden gezegd bij laaggeschoolde ouders gaan vaak over
het hier en nu. Vb. doe je jas aan. Hooggeschoolde ouders gebruiken diverse woorden, complexe zinnen.
Vb. Het zal straks regenen, we zullen jouw regenjas meenemen.

Het is net de complexe/abstracte taal die we als leerkracht aanbieden aan kinderen
Vb. Je laat mijn hart sneller slaan - je laat mijn hartspier snel bloed pompen vanuit mijn vasculair systeem (school).

Waarom inzetten op woordverwerving?
Woorden zijn de bouwstenen van taal:
• Belangrijk voor alle leergebieden: leer je over elektriciteit, nieuwe woorden: stroom, kortsluiting, …
• Verklaart voor een groot deel verschillen in (school)resultaten: kinderen met rijke woordenschat doen het
beter op school. Vb. je moet bij wiskunde een rekenprobleem oplossen, je moet de taal goed begrijpen voor
we de formule kunnen toepassen.
• Er zijn grote verschillen tussen leerlingen

Woordenschat uitbreiden:
• Verbreden: nieuw woord aanleren
• Verdiepen: Vb. spoor, je kent een treinspoor, nu leer je over sporen van een varen.
Vb. je kent een wortel (groente) en je leert bij wiskunde ook over een wortel.

Samenhang tussen woordverwerving en andere talige vaardigheden:
• Rijke woordenschat = voorspeller voor leesbegrip (90% van woorden in tekst voor tekstbegrip)
• Wie veel leest, kent meer woorden en schrijft beter.
• Wie veel leest, hanteert rijkere woordenschat bij spreken.

DAT en CAT
Waar moet ik op inzetten als leerkracht? Welke woorden moet ik aanleren? → CAT
• DAT is de basis en de schooltaal (CAT) wordt eraan toegevoegd.

Dagelijks algemeen taalgebruik Cognitief academisch taalgebruik
- Eenvoudig taalgebruik - Algemene school- en instructietaal
- Concreet vb. doe je jas aan - Algemene en specifieke vaktaal
- Geïntegreerd

= de basis, komt vanuit natuurlijke interactie


Specifieke vaktaal: stroomkring
Algemene vaktaal: kringloop (kan binnen verschillende vakken vallen)
Algemene school en instructietaal: rangschikken, ordenen, verklaren, illustreren
$18.77
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
FT123

Get to know the seller

Seller avatar
FT123 Odisee Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
8
Member since
2 year
Number of followers
2
Documents
8
Last sold
1 day ago
FT123

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions