SOCIALE PSY
1
, INTRO
- Vaak stellen we gedrag niet vrijwillig maar onder druk
Þ Bv. De prof vraagt om je papier te scheuren en jij doet dat.
- Je moet niet uit je comfortzone om iets te bereiken, de stretch zone is
meer dan genoeg
3 bestemmingen waar de prof ons naar toe wil brengen:
1. Van perspectief veranderen
Þ Negativity bias/ negativiteitsdenkfout
§ We zijn meer gericht op het negatieve dan positieve
o Onze hersenen zijn zo (voorouders moesten meer alert zijn)
o Door media wordt dit versterkt
2. Meer focus op gelijkenissen dan verschillen
Þ Focussen op verschillen kan zorgen voor angst
3. Aangeleerde hulploosheid laten verdwijnen
Þ We hebben geen beperking
Þ Dit is menselijk
HOOFDSTUK 1- KENNISMAKING MET SOCIALE PSY
- We hebben andere mensen nodig
- We zijn van alle wezens op aarde, het meest obsessief sociaal
Sociale deprivatie= geen sociale contacten (kan zorgen voor hallucinaties etc.).
Bv. Hongaarse weeshuizen (kan tot achterstand leiden), experiment met apen
Kleine apen werden voor een tijd geïsoleerd.
Na een tijd konden ze kiezen tussen 2 opties. Een
moeder van ijzerdraad (niet zacht) met voeding en een
zachte moeder zonder voeding. De apen kozen de
moeder met zachte vacht en geen eten.
Sociale paradox= een fenomeen waarbij mensen niet geneigd zijn om sociaal te zijn in verschillende
settings
Bv. De trein. Mensen spreken elkaar op de trein heel weinig aan.
Connectiekans= socialiseren d.m.v. bv. naast de persoon te zitten
2
, Invloed
Expliciet impliciet (in meeste gevallen)
Bv. Vragen om een papier te scheuren Bv. Door vriendengroepen
Intieme ruimte= voor heel dichte mensen
Bv. Gezin, vriendje
à amygdala= zorgt voor reguleren van emoties en gezond bewaren van
afstand
Þ Als het beschadigd is dan kan je bv. De afstand t.o.v. mensen
niet inschatten
1.1 STUDIEOBJECT VAN SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.1.1 GEBIEDSOMSCHRIJVING
Allport: de grondlegger van sociale psychologie
Sociale psychologie
- Intuïtieve en alledaagse kennis (het kiezen van vrienden, liefje)
- Het is wetenschappelijk
Þ Niet zoals chemie of fysica maar we kunnen een onderscheid maken tussen
wetenschappelijke psychologie en alledaagse kennis
- Empirische cyclus
1. Empirie
2. Hypothese
3. Concrete voorspelling
4. Gerichte observatie
a. Verschillende plekken, uren
5. (Eventuele bijgestelde hypotheses)
Onze hersenen willen controle à wachtverzachters
(daardoor hebben mensen ook meer geduld omdat ze weten wanneer er groen licht zal springen)
3
, Begrijpende (beschrijvende) methode= verzamelen van feiten (geen oorzaken, verbanden)
- Verkennen van je onderwerp (door observatie bv)
- Zelfbeschrijving
Correlationele methode= verbanden tussen 2 variabelen onderzoeken
- Correlatie =/ causatie
- +, - of geen correlatie
- Correlatiecoëfficiënt
- Correlatie tss. 2 variabelen kan op 3
verschillende manieren worden verklaard
Þ A ->B
§ Tv zorgt voor agressie
Þ B->A
§ Agressie zorgt voor het kijken van tv
Þ C -> A, B
§ Kinderen met gezinsproblemen kijken vaker naar tv en hebben vaker
agressieproblemen
Causale methode= oorzaak- gevolg verband
- Je kan niet o.b.v. correlatieonderzoek, causatie zien
- Kan onderzocht worden door manipulatie (experimentele methode -> wel conclusies en
causale verbanden verklaren)
Onafhankelijke variabele= variabele die we kiezen te meten
- Hoeveelheid water aan plantjes geven
Afhankelijke variabele= de mogelijke uitkomsten die door de onafhankelijke kunnen uitkomen
- Hoeveelheid groei in de periode van het onderzoek
à vooraleer je conclusies trekt, zorg ervoor dat andere storende factoren weg zijn.
We worden op 3 vlakken beïnvloed door andere
A. Hoe we ons voelen
B. Hoe we ons gedragen
C. Hoe we (over onszelf) denken
è Onzekerheden komen van de 3 factoren te samen.
3 soorten invloed
1. Fysiek/ feitelijk
4
1
, INTRO
- Vaak stellen we gedrag niet vrijwillig maar onder druk
Þ Bv. De prof vraagt om je papier te scheuren en jij doet dat.
- Je moet niet uit je comfortzone om iets te bereiken, de stretch zone is
meer dan genoeg
3 bestemmingen waar de prof ons naar toe wil brengen:
1. Van perspectief veranderen
Þ Negativity bias/ negativiteitsdenkfout
§ We zijn meer gericht op het negatieve dan positieve
o Onze hersenen zijn zo (voorouders moesten meer alert zijn)
o Door media wordt dit versterkt
2. Meer focus op gelijkenissen dan verschillen
Þ Focussen op verschillen kan zorgen voor angst
3. Aangeleerde hulploosheid laten verdwijnen
Þ We hebben geen beperking
Þ Dit is menselijk
HOOFDSTUK 1- KENNISMAKING MET SOCIALE PSY
- We hebben andere mensen nodig
- We zijn van alle wezens op aarde, het meest obsessief sociaal
Sociale deprivatie= geen sociale contacten (kan zorgen voor hallucinaties etc.).
Bv. Hongaarse weeshuizen (kan tot achterstand leiden), experiment met apen
Kleine apen werden voor een tijd geïsoleerd.
Na een tijd konden ze kiezen tussen 2 opties. Een
moeder van ijzerdraad (niet zacht) met voeding en een
zachte moeder zonder voeding. De apen kozen de
moeder met zachte vacht en geen eten.
Sociale paradox= een fenomeen waarbij mensen niet geneigd zijn om sociaal te zijn in verschillende
settings
Bv. De trein. Mensen spreken elkaar op de trein heel weinig aan.
Connectiekans= socialiseren d.m.v. bv. naast de persoon te zitten
2
, Invloed
Expliciet impliciet (in meeste gevallen)
Bv. Vragen om een papier te scheuren Bv. Door vriendengroepen
Intieme ruimte= voor heel dichte mensen
Bv. Gezin, vriendje
à amygdala= zorgt voor reguleren van emoties en gezond bewaren van
afstand
Þ Als het beschadigd is dan kan je bv. De afstand t.o.v. mensen
niet inschatten
1.1 STUDIEOBJECT VAN SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.1.1 GEBIEDSOMSCHRIJVING
Allport: de grondlegger van sociale psychologie
Sociale psychologie
- Intuïtieve en alledaagse kennis (het kiezen van vrienden, liefje)
- Het is wetenschappelijk
Þ Niet zoals chemie of fysica maar we kunnen een onderscheid maken tussen
wetenschappelijke psychologie en alledaagse kennis
- Empirische cyclus
1. Empirie
2. Hypothese
3. Concrete voorspelling
4. Gerichte observatie
a. Verschillende plekken, uren
5. (Eventuele bijgestelde hypotheses)
Onze hersenen willen controle à wachtverzachters
(daardoor hebben mensen ook meer geduld omdat ze weten wanneer er groen licht zal springen)
3
, Begrijpende (beschrijvende) methode= verzamelen van feiten (geen oorzaken, verbanden)
- Verkennen van je onderwerp (door observatie bv)
- Zelfbeschrijving
Correlationele methode= verbanden tussen 2 variabelen onderzoeken
- Correlatie =/ causatie
- +, - of geen correlatie
- Correlatiecoëfficiënt
- Correlatie tss. 2 variabelen kan op 3
verschillende manieren worden verklaard
Þ A ->B
§ Tv zorgt voor agressie
Þ B->A
§ Agressie zorgt voor het kijken van tv
Þ C -> A, B
§ Kinderen met gezinsproblemen kijken vaker naar tv en hebben vaker
agressieproblemen
Causale methode= oorzaak- gevolg verband
- Je kan niet o.b.v. correlatieonderzoek, causatie zien
- Kan onderzocht worden door manipulatie (experimentele methode -> wel conclusies en
causale verbanden verklaren)
Onafhankelijke variabele= variabele die we kiezen te meten
- Hoeveelheid water aan plantjes geven
Afhankelijke variabele= de mogelijke uitkomsten die door de onafhankelijke kunnen uitkomen
- Hoeveelheid groei in de periode van het onderzoek
à vooraleer je conclusies trekt, zorg ervoor dat andere storende factoren weg zijn.
We worden op 3 vlakken beïnvloed door andere
A. Hoe we ons voelen
B. Hoe we ons gedragen
C. Hoe we (over onszelf) denken
è Onzekerheden komen van de 3 factoren te samen.
3 soorten invloed
1. Fysiek/ feitelijk
4