JEUGDRECHT EN JEUGDCRIMINOLOGIE
Luik jeugdcriminologie
HOC 1: Waarom een apart jeugdrecht?
-18 = aparte categorie als volwassene → maatschappelijke categorisering (net als
andere apartzetting) = OTHERING
-> geen natuurlijke evidentie
-> historische constructie/systeem van apartzetting van jongeren (=specifiek
probleem)
Situering? Altijd al ‘probleem’ MAAR politiek – structureel beleid vanaf begin
19e eeuw dat aanloop geeft naar wet op de kinderbescherming van 1912
Van ‘ontdekking van het probleem jeugdcriminaliteit’ naar maatschappelijke
‘juridische apartstelling’
Fundamentele maatschappelijke veranderingen: context 19e eeuw
Kapitalisme, nazi-staat, consolidatie ‘onze wereld’, industrialisering (-> manier
van inkomst wordt loonarbeid), = proletariaat!! + eeuw van groei
(demografische en koloniolisme)
“keerzijde” kapitalisme = de kwetsbaarheid (armoede, honger) en
verpaupering waarbij snel een link wordt gemaakt tussen armoede en
criminaliteit,
Classes laborieuses = classes dangereuses
Moderniteit: opkomst burgerij zorgt voor een gezins- en kindbeeld/model →
filantropische bewegingen waar men zich gaat inzetten om ‘kind te redden’
Politieke en sociale bewegingen: vakbonden en politieke partijen inzetten vr
kind
+ specifieke ontwikkelingen 19e eeuw die zorgen voor de apartstelling van
minderjarigen
1. Ontdekking jeugdcriminaliteit via statistieken en sociale enquetes; focus op
kind wat gaat leiden tot hervorming van penitentiair systeem dat
oorspronkelijk gevangenisstraf centraal zette via correctionele straffen (maar
die gevangenissen als ‘school’ dienen waar ze meer crimineel gedrag
aanleren)
2. Sociale enquetes geven aan dat criminaliteit = deel van werkende klasse
3. Van straffen naar heropvoeden: minderjarige oordelen obv ‘oordeel des
onderscheids’ (besef van gedrag en consequenties) – strafduur anders bij
zelfde misdrijf want rechter oordeelt of kind dat ODO heeft
Men gaat hen naar heropvoedingsscholen sturen (die men in 2e helft 19e eeuw
gaat oprichten) & straffen gaan individualiseren = men moet een ‘goede
burger’ worden, wat er vaak voor zorgt dat men daar zat tot ze volwassen zijn
Centraal: SOCIAAL VERWEERDENKEN ( klassiek denken: vrije wil → mensen
straffen)
Logica = kind beschermen maar tegelijk ook maatschappij beschermen tegen gevaar
Straf: niet in functie van gedrag/vrije wil maar van de samenleving
Soc verweerdenken introducteerd volledige individualisering vd strafmaat,
(jongeren voor dezelfde md niet samen veroordeeld maar aparte, individuele
beoordeling) – het is de reactie op wat iemand is = geen gelijkheid/proportion.
Wet van de kinderbescherming 15 mei 1912 – Carton de Wiart (typische sociaal
verweerdenken als resultaat van 19e eeuwse visie)
, Centraal: belang van het kind (= belang van de samenleving)
o Vroeg ingrijpen = geen recidive later
o Strafrechtelijke verantwoordelijkheid: 16j
Kinder bescherming
o Maar beperkt! Enkel gerechtelijke bescherming
o Kinderrechter voor welke misdrijven optreden en welke straf
(maatregel)?
o Interventiegronden
De figuur van de ‘jeugddelinquent’
= zowel dader als SLO figuur (van omgeving, …) ≠ van normaal daderperspectief
= als symptoom van de situatie
Wie zijn de kinderen van de kinderbescherming? (maw de interventiegronden,
criteria)
Wangedrag (18 jaar): de stoute kinderen, niet luisteren, … → ouders
kunnen door deze wet gehoord worden door de kinderrechter (correction
paternelle)
Misdrijf omschreven feiten (16 jaar) = geen strafrechtelijke
verantwoordelijkheid of meerderjarigheid want hebben geen oordeel des
onderscheids → geen straffen maar maatregelen opleggen!!
Prostitutie, ontucht, handelingen of bezigheden die kunnen leiden tot
bedelarij, landloperij of latere delinquentie (tot 16 jaar) = predelinquentie
Landlopers en bedelaars (tot 18 jaar) = vroegere hangjongeren
Overtredingen leerplicht (6-14 jaar) = vroegere spijbelaars
Niet (!!) het “ongelukkige” kind (kind als slachtoffer niet in wet opgenomen)
CASUS ROSALIE (15j)
gaat over haar plaatsing in een kindertehuis in 1912 vanwege ouderlijke
verwaarlozing. Onderzoek naar haar familie en gedrag leidt tot
beschermingsmaatregelen, zoals observatie en plaatsing in een katholieke instelling.
Aanpassing van deze maatregelen hangt af van haar verbeterd gedrag.
Beschermingsmaatregelen richten zich op correctie, disciplinaire acties en plaatsing
in instellingen of bij gezinnen.
De typische kinder-straf-rechter
Alleenzetelende, gewone strafrechter die vaak niet gespecialiseerd is in omgang met
kinderen → krijgt nieuwe bevoegdheden en interventiegronden → kiest maatregelen
voor het kind die geen (straf)maat heeft, hij moet maat/misdrijf verbinden =
individualiseren
Welk soort kinderrechter je krijgt is dus van groot belang
Geheime rechtspraak MAAR probleem van transparantie (in bv motivering)
Welke ‘beschermingsmaatregelen’ kan die rechter dan opleggen?
Tav de minderjarige Tav de ouders
Berisping: morele les, een Ontzetting van ouderlijke macht,
herinnering aan de wet om het vervolgd voor gesbrek aan
dossier af te sluiten (maar ouderlijk gezag (kind geweer
werkelijk nooit afgesloten, pas bij geven)
volwassenheid)
Plaatsing (in een instelling):
‘weghalen uit milieu’
Terbeschikkingstelling van de
regering = justitiele controle
,= principes van de maatschappelijke reactie op de persoonlijkheid en het milieu,
NIET volledig op het misdrijf zelf = INDIVIDUALISERING!!
Rechter heeft vrije keuze
Rechter kan maatregel altijd aanpassen
Noodzaak van (invoering van) ‘deskundigen’
Dit noemen we het groeiend interventionisme
1. Meer ouders naar kinderrechter met een ouderlijke klacht
2. Interventiegrond ‘kind in gevaar’/kind als SLO wél op voorgrond, er komt een
groeiende awareness om dit kind een pleidooi te geven
3. Toenemende angst van subculturen in de naoorlogse context zorgt voor een
(te) grote toename in ingrijpen bij niet-delinquent gedrag (censuurwet,
zedelijke bescherming van de jeugd 1960) angst voor losgeslagen jeugd,
verstedelijking, ..
Hervorming wet 1912 in 1965! (context van interventionisme, nooit meer oorlog, ..)
= unaniem gestemde wet waardoor de wet van 1912 helemaal vernieuwd wordt:
Sociale jeugdbescherming: niet enkel gerechtelijk maar ook buitengerechtelijk
circuit (zie schema)
Nieuw sociaal verweer: na WOII extreme nadruk op rechten (van het kind)
Leeftijdgrens van strafrechtelijke verantwoordelijkheid gaat naar 18j (! Maar
rechter kan beslissen voor een uithandegeving waar die minderjarige
nogsteeds als volwassene kan veroordeeld worden
‘kind in gevaar’ nieuwe interventiegrond: de slachtofferkinderen ( maar!
dubbel want worden gezien als ‘gevaarlijke kinderen’)
Meer maatregelen van onder toezichtstelling (OTS): vrijheid, maar onder
voorwaarden, gecontroleerd
Ook maatregelen tav de ouders (opvoedingsbijstand)
, Veel hervormingen en nuances maar basisvisie in 1965 gelegd
Zowel buitengerechtelijk als gerechtelijk
Beschermingsrecht tav minderjarige en ouders, het ingrijpen in situaties
(gevaarstoestand of MOF (met dat misdrijf als symptoom van een gedrag) )
Nieuw beeld van de rechter Nieuw beeld jeugddelinquent
Kinderrechter wordt jeugdrechter: meer Grote gelaagdheid (die steeds groter
interventiebevoegdheid en word) → vele interventiegronden → zo
interventiegronden → meer kinderen in vroeg mog ingrijpen
het systeem = gelaagdheid legitimeerd nog meer en
vroeger ingrijpen
= 1 constant aanwezige rechter in elke
stap van procedure, van begin tot eind
Onderzoek
Ten gronde
Uitvoering
Geen onafhankelijke rechter (van
dossier) zeer betrokken & interventief,
kiest HOE & WAT
Perspectief 20e eeuw: kernvraagstukken van het JBR
Law in books (rechten en procedures) maar hoe gebeurt het in praktijk?
Luistert rechter ook echt?
Maatschappelijke en politieke context: jeugddelinquentie = gevoelig = snel
discours/gesprek over → moeilijk snel een antwoord op te bieden tenzij dat
JBR als repressief gaat optreden om ze ‘echt te straffen’
Jaren 80: jeugdbeschermingsrecht heeft vormgegeven aan staatshervorming
en het ‘afsplitsen’ van bevoegdheden
Luik jeugdcriminologie
HOC 1: Waarom een apart jeugdrecht?
-18 = aparte categorie als volwassene → maatschappelijke categorisering (net als
andere apartzetting) = OTHERING
-> geen natuurlijke evidentie
-> historische constructie/systeem van apartzetting van jongeren (=specifiek
probleem)
Situering? Altijd al ‘probleem’ MAAR politiek – structureel beleid vanaf begin
19e eeuw dat aanloop geeft naar wet op de kinderbescherming van 1912
Van ‘ontdekking van het probleem jeugdcriminaliteit’ naar maatschappelijke
‘juridische apartstelling’
Fundamentele maatschappelijke veranderingen: context 19e eeuw
Kapitalisme, nazi-staat, consolidatie ‘onze wereld’, industrialisering (-> manier
van inkomst wordt loonarbeid), = proletariaat!! + eeuw van groei
(demografische en koloniolisme)
“keerzijde” kapitalisme = de kwetsbaarheid (armoede, honger) en
verpaupering waarbij snel een link wordt gemaakt tussen armoede en
criminaliteit,
Classes laborieuses = classes dangereuses
Moderniteit: opkomst burgerij zorgt voor een gezins- en kindbeeld/model →
filantropische bewegingen waar men zich gaat inzetten om ‘kind te redden’
Politieke en sociale bewegingen: vakbonden en politieke partijen inzetten vr
kind
+ specifieke ontwikkelingen 19e eeuw die zorgen voor de apartstelling van
minderjarigen
1. Ontdekking jeugdcriminaliteit via statistieken en sociale enquetes; focus op
kind wat gaat leiden tot hervorming van penitentiair systeem dat
oorspronkelijk gevangenisstraf centraal zette via correctionele straffen (maar
die gevangenissen als ‘school’ dienen waar ze meer crimineel gedrag
aanleren)
2. Sociale enquetes geven aan dat criminaliteit = deel van werkende klasse
3. Van straffen naar heropvoeden: minderjarige oordelen obv ‘oordeel des
onderscheids’ (besef van gedrag en consequenties) – strafduur anders bij
zelfde misdrijf want rechter oordeelt of kind dat ODO heeft
Men gaat hen naar heropvoedingsscholen sturen (die men in 2e helft 19e eeuw
gaat oprichten) & straffen gaan individualiseren = men moet een ‘goede
burger’ worden, wat er vaak voor zorgt dat men daar zat tot ze volwassen zijn
Centraal: SOCIAAL VERWEERDENKEN ( klassiek denken: vrije wil → mensen
straffen)
Logica = kind beschermen maar tegelijk ook maatschappij beschermen tegen gevaar
Straf: niet in functie van gedrag/vrije wil maar van de samenleving
Soc verweerdenken introducteerd volledige individualisering vd strafmaat,
(jongeren voor dezelfde md niet samen veroordeeld maar aparte, individuele
beoordeling) – het is de reactie op wat iemand is = geen gelijkheid/proportion.
Wet van de kinderbescherming 15 mei 1912 – Carton de Wiart (typische sociaal
verweerdenken als resultaat van 19e eeuwse visie)
, Centraal: belang van het kind (= belang van de samenleving)
o Vroeg ingrijpen = geen recidive later
o Strafrechtelijke verantwoordelijkheid: 16j
Kinder bescherming
o Maar beperkt! Enkel gerechtelijke bescherming
o Kinderrechter voor welke misdrijven optreden en welke straf
(maatregel)?
o Interventiegronden
De figuur van de ‘jeugddelinquent’
= zowel dader als SLO figuur (van omgeving, …) ≠ van normaal daderperspectief
= als symptoom van de situatie
Wie zijn de kinderen van de kinderbescherming? (maw de interventiegronden,
criteria)
Wangedrag (18 jaar): de stoute kinderen, niet luisteren, … → ouders
kunnen door deze wet gehoord worden door de kinderrechter (correction
paternelle)
Misdrijf omschreven feiten (16 jaar) = geen strafrechtelijke
verantwoordelijkheid of meerderjarigheid want hebben geen oordeel des
onderscheids → geen straffen maar maatregelen opleggen!!
Prostitutie, ontucht, handelingen of bezigheden die kunnen leiden tot
bedelarij, landloperij of latere delinquentie (tot 16 jaar) = predelinquentie
Landlopers en bedelaars (tot 18 jaar) = vroegere hangjongeren
Overtredingen leerplicht (6-14 jaar) = vroegere spijbelaars
Niet (!!) het “ongelukkige” kind (kind als slachtoffer niet in wet opgenomen)
CASUS ROSALIE (15j)
gaat over haar plaatsing in een kindertehuis in 1912 vanwege ouderlijke
verwaarlozing. Onderzoek naar haar familie en gedrag leidt tot
beschermingsmaatregelen, zoals observatie en plaatsing in een katholieke instelling.
Aanpassing van deze maatregelen hangt af van haar verbeterd gedrag.
Beschermingsmaatregelen richten zich op correctie, disciplinaire acties en plaatsing
in instellingen of bij gezinnen.
De typische kinder-straf-rechter
Alleenzetelende, gewone strafrechter die vaak niet gespecialiseerd is in omgang met
kinderen → krijgt nieuwe bevoegdheden en interventiegronden → kiest maatregelen
voor het kind die geen (straf)maat heeft, hij moet maat/misdrijf verbinden =
individualiseren
Welk soort kinderrechter je krijgt is dus van groot belang
Geheime rechtspraak MAAR probleem van transparantie (in bv motivering)
Welke ‘beschermingsmaatregelen’ kan die rechter dan opleggen?
Tav de minderjarige Tav de ouders
Berisping: morele les, een Ontzetting van ouderlijke macht,
herinnering aan de wet om het vervolgd voor gesbrek aan
dossier af te sluiten (maar ouderlijk gezag (kind geweer
werkelijk nooit afgesloten, pas bij geven)
volwassenheid)
Plaatsing (in een instelling):
‘weghalen uit milieu’
Terbeschikkingstelling van de
regering = justitiele controle
,= principes van de maatschappelijke reactie op de persoonlijkheid en het milieu,
NIET volledig op het misdrijf zelf = INDIVIDUALISERING!!
Rechter heeft vrije keuze
Rechter kan maatregel altijd aanpassen
Noodzaak van (invoering van) ‘deskundigen’
Dit noemen we het groeiend interventionisme
1. Meer ouders naar kinderrechter met een ouderlijke klacht
2. Interventiegrond ‘kind in gevaar’/kind als SLO wél op voorgrond, er komt een
groeiende awareness om dit kind een pleidooi te geven
3. Toenemende angst van subculturen in de naoorlogse context zorgt voor een
(te) grote toename in ingrijpen bij niet-delinquent gedrag (censuurwet,
zedelijke bescherming van de jeugd 1960) angst voor losgeslagen jeugd,
verstedelijking, ..
Hervorming wet 1912 in 1965! (context van interventionisme, nooit meer oorlog, ..)
= unaniem gestemde wet waardoor de wet van 1912 helemaal vernieuwd wordt:
Sociale jeugdbescherming: niet enkel gerechtelijk maar ook buitengerechtelijk
circuit (zie schema)
Nieuw sociaal verweer: na WOII extreme nadruk op rechten (van het kind)
Leeftijdgrens van strafrechtelijke verantwoordelijkheid gaat naar 18j (! Maar
rechter kan beslissen voor een uithandegeving waar die minderjarige
nogsteeds als volwassene kan veroordeeld worden
‘kind in gevaar’ nieuwe interventiegrond: de slachtofferkinderen ( maar!
dubbel want worden gezien als ‘gevaarlijke kinderen’)
Meer maatregelen van onder toezichtstelling (OTS): vrijheid, maar onder
voorwaarden, gecontroleerd
Ook maatregelen tav de ouders (opvoedingsbijstand)
, Veel hervormingen en nuances maar basisvisie in 1965 gelegd
Zowel buitengerechtelijk als gerechtelijk
Beschermingsrecht tav minderjarige en ouders, het ingrijpen in situaties
(gevaarstoestand of MOF (met dat misdrijf als symptoom van een gedrag) )
Nieuw beeld van de rechter Nieuw beeld jeugddelinquent
Kinderrechter wordt jeugdrechter: meer Grote gelaagdheid (die steeds groter
interventiebevoegdheid en word) → vele interventiegronden → zo
interventiegronden → meer kinderen in vroeg mog ingrijpen
het systeem = gelaagdheid legitimeerd nog meer en
vroeger ingrijpen
= 1 constant aanwezige rechter in elke
stap van procedure, van begin tot eind
Onderzoek
Ten gronde
Uitvoering
Geen onafhankelijke rechter (van
dossier) zeer betrokken & interventief,
kiest HOE & WAT
Perspectief 20e eeuw: kernvraagstukken van het JBR
Law in books (rechten en procedures) maar hoe gebeurt het in praktijk?
Luistert rechter ook echt?
Maatschappelijke en politieke context: jeugddelinquentie = gevoelig = snel
discours/gesprek over → moeilijk snel een antwoord op te bieden tenzij dat
JBR als repressief gaat optreden om ze ‘echt te straffen’
Jaren 80: jeugdbeschermingsrecht heeft vormgegeven aan staatshervorming
en het ‘afsplitsen’ van bevoegdheden