Algemene Economie (micro)
Hoofdstuk 1:
Economische agent = identiteit die bepaalde keuze maakt
Homo economicus : individu dat rationeel is en optimale beslissingen maakt
iedereen verlangens <> onvoldoende middelen (schaarste)
→ keuze maken (geld, tijd, …)
3 deelproblemen
● allocatie: wat, hoeveel en hoe produceren
● distributie: voor wie produceren
● stabilisatie: niets willen verspillen
Verschil micro- en macro-economie:
● micro-economie : individuele economische agenten
○ allocatie- en distributieproblemen
○ vb accijnsverhoging (minder roken)
○ vb jobbonus (meer werken)
→ invloed individuele beslissingsprocessen
● macro-economie
○ grotere vragen op globaal niveau
○ niet elk deeltje begrijpen maar grote wetten en abstracties individuele
agenten
○ vb renteverlenging, inflatie, …
Opportuniteitskost (schaduwkost)
● waarde van wat je laat schieten bij maken van een keuze
● vb extra studeren dan kost is studiegeld en schaduwkost is geld dat je kon verdient
hebben tijdens het werken
3 dominante economische systemen
● centraal geleide economie
○ centraal comité maakt plan allocatie groot domein
○ vb Noord-Korea
○ nadelen
■ complex dus centraal orgaan moet over alles kennis hebben (interne
consistentie)
■ gebrek aan efficiëntie en competitie geen prikkel tot verbetering
■ vaak overmatige focus op kapitaalgoederen ipv consumptiegoederen
(belang van burgers lager)
● markteconomie
○ vraag en aanbod
○ vrije prijsvorming : evenwicht
→ 3 functies
■ prijs geeft info over schaarste/nut
1
, ■ info geeft juist eprikkels aan productenten (is duurder dus zal zelf
maken en goedkoper verkopen of iets anders kopen)
■ bepaalt primair inkomensverdeling (automatisch bepaald)
○ gedecentraliseerd
○ streven allemaal eigen belang na (evenwicht)
→ specifiek en onrealistische omstandigheden
■ bij monopolie signaalfunctie verstoren, uitbuiting grote marktmacht
■ publieke goederen te laag aanbod (ik doe uitvinding, iemand anders
maakt kopie → overheid ingrijpen met patenten)
■ zaken met negatieve effecten te veel aanbod (vb vliegtuigreizen)
■ inkomensverdeling kan zeer ongelijk zijn
● gemengde economie
→ correcties op vrije markt
○ belastingen
○ maximumprijzen
○ anti-kartel maatregel (grote bedrijven mogen niet fuseren)
○ belasting op vervuiling
Methodologische aspecten
● marginaal denken: kleine veranderingen
→ 1 eenheid veranderen, wat zijn de effecten?
● positief en normatief analyse: kijken naar feiten (hoe de wereld is) en hoe hij zou
moeten zijn
● statisch en dynamische analyse: situatie begrijpen op 1 moment vs langere
tijdsperioden
● inductief en deductief: eerst kijken dan verklaren en eerst theorie en zo verklaren
Hoofdstuk 2:
De markt = ontmoeting van vragers en aanbieders
→ voorwaarde perfecte marktwerking
● niemand grote marktmacht
● vrije toe- en uittreding (makkelijk nieuw bedrijf opstarten)
● niet te veel differentiatie (homogene goederen)
● iedereen perfecte info
marktvraag = totale (gewenste) hoeveelheid dat alle consumenten bereid zijn te kopen
vraagfunctie xv = xv(px, y, u, pz, pw, …, n, a)
● xv is een goed
● px is prijs
● y is inkomen consument
● u is smaak/voorkeur
● pz is prijzen andere goederen
● n is aantal consumenten
● a is andere factoren
2
, partiële vraagfunctie xv=xv( px | y, u, pz, …, n, a)
→ alle andere factoren constant gehouden
→ vraag van goed in functie van prijs van goed
→ dalende functie
xv = a - bpx
● -b is de helling
● a is het intercept (x als prijs is 0)
wet van de vraag (negatief verband x en y)
→ hoe duurder, hoe minder vraag (meestal)
verschuiving vraagcurve : andere determinanten zijn gewijzigd
beweging op vraagcurve : verandering van vraag x
marktaanbod = totale hoeveelheid dat alle producenten in totaal bereid zijn te verkopen
aanbodfunctie xa = xa (px, r, w, …, pz, pw, …, t, n, a)
● xa is een goed
● px is prijs goed
● r, w, … zijn prijzen complimenten en substituten
● t is productietechnologie
● n is aantal producenten
● a is andere factoren
partiële aanbodfunctie xa = xa (px | r, w, …, pz, pw, …, t, n, a)
→ al de rest constant gehouden
→ stijgende functie
xa = c + dpx
● d is rico
● c is intercept
wet van aanbod (positief verband x en y)
→ hoe duurder, hoe meer producenten aan die prijs willen verkopen
Markt in evenwicht als xv = xa
→ evenwichtshoeveelheid met evenwichtsprijs
3
Hoofdstuk 1:
Economische agent = identiteit die bepaalde keuze maakt
Homo economicus : individu dat rationeel is en optimale beslissingen maakt
iedereen verlangens <> onvoldoende middelen (schaarste)
→ keuze maken (geld, tijd, …)
3 deelproblemen
● allocatie: wat, hoeveel en hoe produceren
● distributie: voor wie produceren
● stabilisatie: niets willen verspillen
Verschil micro- en macro-economie:
● micro-economie : individuele economische agenten
○ allocatie- en distributieproblemen
○ vb accijnsverhoging (minder roken)
○ vb jobbonus (meer werken)
→ invloed individuele beslissingsprocessen
● macro-economie
○ grotere vragen op globaal niveau
○ niet elk deeltje begrijpen maar grote wetten en abstracties individuele
agenten
○ vb renteverlenging, inflatie, …
Opportuniteitskost (schaduwkost)
● waarde van wat je laat schieten bij maken van een keuze
● vb extra studeren dan kost is studiegeld en schaduwkost is geld dat je kon verdient
hebben tijdens het werken
3 dominante economische systemen
● centraal geleide economie
○ centraal comité maakt plan allocatie groot domein
○ vb Noord-Korea
○ nadelen
■ complex dus centraal orgaan moet over alles kennis hebben (interne
consistentie)
■ gebrek aan efficiëntie en competitie geen prikkel tot verbetering
■ vaak overmatige focus op kapitaalgoederen ipv consumptiegoederen
(belang van burgers lager)
● markteconomie
○ vraag en aanbod
○ vrije prijsvorming : evenwicht
→ 3 functies
■ prijs geeft info over schaarste/nut
1
, ■ info geeft juist eprikkels aan productenten (is duurder dus zal zelf
maken en goedkoper verkopen of iets anders kopen)
■ bepaalt primair inkomensverdeling (automatisch bepaald)
○ gedecentraliseerd
○ streven allemaal eigen belang na (evenwicht)
→ specifiek en onrealistische omstandigheden
■ bij monopolie signaalfunctie verstoren, uitbuiting grote marktmacht
■ publieke goederen te laag aanbod (ik doe uitvinding, iemand anders
maakt kopie → overheid ingrijpen met patenten)
■ zaken met negatieve effecten te veel aanbod (vb vliegtuigreizen)
■ inkomensverdeling kan zeer ongelijk zijn
● gemengde economie
→ correcties op vrije markt
○ belastingen
○ maximumprijzen
○ anti-kartel maatregel (grote bedrijven mogen niet fuseren)
○ belasting op vervuiling
Methodologische aspecten
● marginaal denken: kleine veranderingen
→ 1 eenheid veranderen, wat zijn de effecten?
● positief en normatief analyse: kijken naar feiten (hoe de wereld is) en hoe hij zou
moeten zijn
● statisch en dynamische analyse: situatie begrijpen op 1 moment vs langere
tijdsperioden
● inductief en deductief: eerst kijken dan verklaren en eerst theorie en zo verklaren
Hoofdstuk 2:
De markt = ontmoeting van vragers en aanbieders
→ voorwaarde perfecte marktwerking
● niemand grote marktmacht
● vrije toe- en uittreding (makkelijk nieuw bedrijf opstarten)
● niet te veel differentiatie (homogene goederen)
● iedereen perfecte info
marktvraag = totale (gewenste) hoeveelheid dat alle consumenten bereid zijn te kopen
vraagfunctie xv = xv(px, y, u, pz, pw, …, n, a)
● xv is een goed
● px is prijs
● y is inkomen consument
● u is smaak/voorkeur
● pz is prijzen andere goederen
● n is aantal consumenten
● a is andere factoren
2
, partiële vraagfunctie xv=xv( px | y, u, pz, …, n, a)
→ alle andere factoren constant gehouden
→ vraag van goed in functie van prijs van goed
→ dalende functie
xv = a - bpx
● -b is de helling
● a is het intercept (x als prijs is 0)
wet van de vraag (negatief verband x en y)
→ hoe duurder, hoe minder vraag (meestal)
verschuiving vraagcurve : andere determinanten zijn gewijzigd
beweging op vraagcurve : verandering van vraag x
marktaanbod = totale hoeveelheid dat alle producenten in totaal bereid zijn te verkopen
aanbodfunctie xa = xa (px, r, w, …, pz, pw, …, t, n, a)
● xa is een goed
● px is prijs goed
● r, w, … zijn prijzen complimenten en substituten
● t is productietechnologie
● n is aantal producenten
● a is andere factoren
partiële aanbodfunctie xa = xa (px | r, w, …, pz, pw, …, t, n, a)
→ al de rest constant gehouden
→ stijgende functie
xa = c + dpx
● d is rico
● c is intercept
wet van aanbod (positief verband x en y)
→ hoe duurder, hoe meer producenten aan die prijs willen verkopen
Markt in evenwicht als xv = xa
→ evenwichtshoeveelheid met evenwichtsprijs
3