Inleiding
Het goederenrecht gaat over de juridische relatie tussen personen en goederen. Het
goederenrecht is geregeld in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek.
7.1 Goederen
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Zaken zijn de voor menselijke
beheersing vatbare stoffelijke objecten.
- Het moet vatbaar zijn. De mens moet het kunnen beheersen.
- Het moet een stoffelijk object zijn, het moet tastbaar zijn.
De term zaken is op te splitsen in roerende en onroerende zaken.
onroerende zaak:
- de grond
- de nog niet gewonnen delfstoffen
- de met de grond verenigde beplantingen
- gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd
Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Denk aan fiets, fles, telefoon etc.
Bepalen of iets een onroerende zaak is:
- Is het gebouw naar zijn aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te
blijven?
- Wat is de bedoeling van de bouwer?
- Is het feit dat het gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven naar buiten
toe kenbaar?
Vermogensrechten
Vermogensrechten zijn rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander
recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor vertrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel.
- overdraagbaar zijn
- ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
- verkregen zijn in ruil versterkt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
Geregistreerde goederen
Zijn de goederen waarbij voor de overdracht daarvan inschrijving in de daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is. Doe als je een registergoed wilt verkopen
moet daarvan wel een inschrijving zijn van in het register. Bijv grond en gebouwen.
, De goederen waarbij geen inschrijving in het register nodig is, zijn de niet-
registergoederen. Alle roerende zaken behalve uitzondering in het boek.
7.2 Eigendom
Eigendom is het meest omvattend recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Eigendom is een recht dat alleen op zaken kan rusten en niet op vermogensrechten. Het
eigendomrecht is een absoluut recht. Dat wil zeggen dat dit recht geldt tegenover
eenieder. Andere moeten het recht van de eigenaar respecteren.
Recht van revindicatie – De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van eenieder die
haar zonder recht houdt, op te eisen.
7.3 Bezit en Houderschap
Personen kunnen ook andere posities hebben ten opzichte van goederen, ook wel
goederenrechtelijke posities genoemd.
Bezit
Volgens art. 3:107 lid 1 BW is bezit het houden van een goed voor zichzelf. Begrippen
eigenaar en bezitter vallen meestal samen.
Diefstal
Bij diefstal worden de begrippen eigenaar en bezitter van elkaar gescheiden. Pas
wanneer de eigenaar zijn fiets terugkrijgt, krijgt hij ook het bezit weer terug.
Bezit kan onmiddelijk zijn. In dat geval wordt de betreffende persoon onmiddelijk
bezitter genoemd. Art.3:107 lid 2 BW bezit is onmiddelijk wanneer iemand bezit zonder
dat een ander het goed voor hem houdt.
Bezit kan ook middelijk zijn. Art 3:107 lid 3 BW Bezit is middelijk wanneer iemand bezit
door middel van een ander die het goed voor hem houdt. (als iemand het bijv leent).
Houderschap
Iemand is houder van een goed wanneer hij het goed voor een ander houdt.
Ook houderschap kan onmiddelijk en middelijk zijn. Art. 3:107 lid 4 BW. Als iemand een
goed leent van iemand is de persoon die het leent onmiddelijk houder en als die
persoon het dan weer uitleent aan iemand anders dan is hij middelijk houder.
Interversie van houderschap
Wanneer ik iets van iemand leen ben ik de houder. Ik kan mezelf geen bezitter maken
door tijdens houderschap te besluiten door dat iets toch voor mezelf te houden. Art.
3:111 BW Wanneer ik ben begonnen als houder, blijf ik ook houder. Behalve als de