Gedrag in organisaties Eindtentamen
Hoofdstuk 9
Wat is een groep?
Een groep bestaat uit 2 of meer individuen (interacting en interdependent)die samenkomen
om bepaalde doelen te bereiken.
Groepsfuncties
Functies Organisatie:
Complexe taken kunnen uitvoeren.
Creatieve ideeën bedenken.
Coördinatie tussen partijen.
Socialiseren en trainen van nieuwkomers
Functies Individu:
Verbondenheid (affiliatie).
Testen en delen van percepties van de wereld.
o Bevestigen zelfvertrouwen.
o Terugdringen onzekerheid
Gedeelde identiteit
Algemeen beeld van de groep als collectief geheel.
Iedereen hecht veel belang aan het groepsbeeld.
Onderscheidend, wijkt af van andere groepen.
Die identiteiten kunnen ontwikkeld worden door:
Relationele identificatie: connectie met anderen door onze rol
Collectieve identificatie: connectie met anderen door overeenkomstige karaktertrekken
van de groep.
Gevolg
Vereenzelviging: Ik = Wij
Ingroup bias: (beter dan anderen) kan gezien worden als een vorm van discriminatie.
Outgroup bias: de neiging om mensen buiten jouw groep, hetzij individuen of andere groepen,
als dezelfde te zien en ze te behandelen als minderwaardig.
Hieruit volgt dat als de robot de taak van de mens zou overnemen er minder vooroordelen
zullen zijn op de werkvloer, omdat de mensen als geheel dan een ingroup zouden zijn. Dit
noemen we een panhumanist social identity.
,Groepen zijn onontkoombaar
Formele groepen (gevormd van buitenaf)
Vaak besloten door de organisatie met vastgezette taken.
- Werkgroepen. Hiermee is vaak een betere connectie dan met de organisatie zelf.
Informele groepen (gevormd van binnenuit)
Gaat om het vervullen van social needs.
- Vriendengroepen.
Sociale netwerken: relaties tussen sociale entiteiten (individuen, groepen,
organisaties).
Social identity theorie:
Een perspectief dat overweegt wanneer en waarom individuen zichzelf zien als leden van een
groep. Een groep kan in dit geval ook jouw favoriete bedrijf zijn.
Een individu kan verschillende gevoelens hebben bij een organisatie. Een paar worden extra
uitgelicht:
Schadenfreude: genot door andermans ongeluk. Bijvoorbeeld bij concurrenten.
Punctuated Equilibrium Model
Verschillende stages:
. The first meeting sets the group’s direction.
2. The first phase of group activity is one of inertia and thus makes slower progress.
3. A transition takes place when the group has used up half its allotted time.
4. This transition initiates major changes.
5. A second phase of inertia follows the transition. Inertia= stilstand van de groep
6. The group’s last meeting is characterized by markedly accelerated activity.
Groepsrollen
• Groepsrol: De taakgerichte positie die je inneemt in de groep. Als je in veel
verschillende groepen zit, kun je dus veel verschillende rollen innemen.
• Rol perceptie – het eigen beeld van de rol die je hebt
• Rol verwachtingen – de verwachtingen die anderen van je hebben
Op werk gebeurd dit vaak door het perspectief van psychological contract:
een ongeschreven overeenkomst tussen werkgevers en werknemers die
wederzijdse belangen vaststelt. Als hieraan niet voldaan wordt, ontstaat er
onvrede.
• Rol conflict – ervaren conflict wanneer je verschillende onverenigbare rollen
hebt. Vaak door tijdtekort. Hierbij kunnen we ook te maken krijgen met een
interrole conflict: een situatie waarin de verschillende rollen van een individu
, uit verschillende groepen tegenover elkaar staan. Dit kan voor veel stress
zorgen bij werknemers.
Status (binnen en tussen groepen)
De sociale positie of rangorde die je in een groep geniet, of die een groep geniet tov andere
groepen
Volgens de status characteristics theory komt status van 1 van deze 3 bronnen:
1. De macht die een individu heeft over anderen
2. Het vermogen van een persoon om bij te dragen aan de doelen van de groep
3. De persoonlijke karaktertrekken van een individu
Enkele gevolgen:
Normen: individuen met een hoge status in een groep brengen kan een positief effect hebben,
maar als zo’n individu de normen verandert, werd het negatief. Hierbij is het ook van belang
om te beseffen dat een individu met hoge status niet alle macht heeft. Roddel kan de status
versterken of enorm verzwakken.
Groep interactie: als mensen hoger op in de groep proberen te komen, worden ze assertiever.
Vaak promoten ze harmonie. Het is belangrijk om een goede status mix te hebben, zodat
duidelijk is wie welke rol binnen de groep inneemt.
Ongelijkheid: hiërarchie kan leiden tot negatieve emoties, omdat lagere status geassocieerd
wordt met minder presteren. Daarom is het belangrijk om wel een gevoel van gelijkheid te
creëren.
Stigmatisering: (negatief vooroordeel hebben). Als een individu een slechte status heeft,
omgang met een individu met een goede status ervoor zorgen dat de goede status naar
beneden gaat. Een slechte status is dus besmettelijk.
Groep status: als je als groep het idee hebt dat je beter bent dan de rest kan leiden tot
discriminatie van andere groepen. Ook het hebben van een bias ten opzichte van andere
groepen komt dan vaak voor.
• Formele macht
• Competentie (te ontwikkelen)
• Dominantie/sociaal gedrag (stabiel)
Dit brengt veel voor- en nadelen met zich mee.
Groepsgrootte: social loafing
Hoe groter de groep, hoe minder individuele inspanning.
Vaak meer voorkomend in individualistischere culturen. Hoe sterker de werk ethiek van een
individu hoe lager de kans dat een individu doet aan social loafing.
Verschillende manieren om social loafing te voorkomen:
1. Set group goals, so the group has a common purpose to strive toward.
2. Increase intergroup competition, which focuses on the shared group outcome.
3. Engage in peer evaluations.
4. Select members who have high motivation and prefer to work in groups.
5. Base group rewards in part on each member’s unique contributions, and structure
work so that each member’s contribution can be identified
, Waarom?
Expectancy theorie:
Leidt mijn bijdrage tot een betere prestatie?
Heeft een betere prestatie consequenties voor mij?
Normen
Acceptabele standaarden van gedrag in een groep die gedeeld worden door de groepsleden.
Vastgesteld door de sociale perceptie van de groep.
Gedeelde attitudes, meningen, gevoelens en acties die gedrag voorspellen: Norming.
Ontstaan door:
Expliciete statements.
Kritieke ervaringen.
Primacy effect.
Deze zijn niet altijd sociaal. Maatschappelijk deviant gedrag wordt vaak door
groepsnormen aangewakkerd. Dit heeft te maken met emoties. Dit is nadelig voor de
organisatie. Als de rest van je team niet aanwezig is, kom jij waarschijnlijk ook niet.
Ook kan een werknemer onjuist behandelt worden door supervisors of juist door
consumenten. Dit kan er toe leiden dat een werknemer van baan verandert.
• Productie
• Politiek
• Aggressie
• Bezit
Maar vaak leiden normen tot conformiteit (het aanpassen van jouw gedrag zodat deze past
binnen de normen van de groep), zoals blijkt uit het Asch Experiment. Dit houdt in dat veel
mensen meegaan met een fout antwoord als de meerderheid dit antwoord geeft. Er wordt dus
geconformeerd aan de groepsnorm. Anonimiteit kan ervoor zorgen dat mensen wel hun
mening durven te geven.
Mensen conformeren vaak aan hun reference group: belangrijke groep waarbij een individu
hoort, of hoopt te horen.
Ook kunnen er culturele verschillen zijn in normen. Hiermee moet een manager ook rekening
houden.
Waarom?
Informationele invloed
Sociale percepties valideren
• Anderen als bron van informatie over de werkelijkheid.
• Sterker in ambigue situaties.
Normatieve invloed
Affiliation behouden
• Anderen als bron van goedkeuring of afkeuring.
• Sterker naarmate groepscohesie (groupthink).
Groupthink is…
“A mode of thinking that people engage in when they are deeply involved in a cohesive in-
group, when members’ strivings for unanimity override their motivation to realistically
appraise alternative courses of action”. (Janis, 1972)
Hoofdstuk 9
Wat is een groep?
Een groep bestaat uit 2 of meer individuen (interacting en interdependent)die samenkomen
om bepaalde doelen te bereiken.
Groepsfuncties
Functies Organisatie:
Complexe taken kunnen uitvoeren.
Creatieve ideeën bedenken.
Coördinatie tussen partijen.
Socialiseren en trainen van nieuwkomers
Functies Individu:
Verbondenheid (affiliatie).
Testen en delen van percepties van de wereld.
o Bevestigen zelfvertrouwen.
o Terugdringen onzekerheid
Gedeelde identiteit
Algemeen beeld van de groep als collectief geheel.
Iedereen hecht veel belang aan het groepsbeeld.
Onderscheidend, wijkt af van andere groepen.
Die identiteiten kunnen ontwikkeld worden door:
Relationele identificatie: connectie met anderen door onze rol
Collectieve identificatie: connectie met anderen door overeenkomstige karaktertrekken
van de groep.
Gevolg
Vereenzelviging: Ik = Wij
Ingroup bias: (beter dan anderen) kan gezien worden als een vorm van discriminatie.
Outgroup bias: de neiging om mensen buiten jouw groep, hetzij individuen of andere groepen,
als dezelfde te zien en ze te behandelen als minderwaardig.
Hieruit volgt dat als de robot de taak van de mens zou overnemen er minder vooroordelen
zullen zijn op de werkvloer, omdat de mensen als geheel dan een ingroup zouden zijn. Dit
noemen we een panhumanist social identity.
,Groepen zijn onontkoombaar
Formele groepen (gevormd van buitenaf)
Vaak besloten door de organisatie met vastgezette taken.
- Werkgroepen. Hiermee is vaak een betere connectie dan met de organisatie zelf.
Informele groepen (gevormd van binnenuit)
Gaat om het vervullen van social needs.
- Vriendengroepen.
Sociale netwerken: relaties tussen sociale entiteiten (individuen, groepen,
organisaties).
Social identity theorie:
Een perspectief dat overweegt wanneer en waarom individuen zichzelf zien als leden van een
groep. Een groep kan in dit geval ook jouw favoriete bedrijf zijn.
Een individu kan verschillende gevoelens hebben bij een organisatie. Een paar worden extra
uitgelicht:
Schadenfreude: genot door andermans ongeluk. Bijvoorbeeld bij concurrenten.
Punctuated Equilibrium Model
Verschillende stages:
. The first meeting sets the group’s direction.
2. The first phase of group activity is one of inertia and thus makes slower progress.
3. A transition takes place when the group has used up half its allotted time.
4. This transition initiates major changes.
5. A second phase of inertia follows the transition. Inertia= stilstand van de groep
6. The group’s last meeting is characterized by markedly accelerated activity.
Groepsrollen
• Groepsrol: De taakgerichte positie die je inneemt in de groep. Als je in veel
verschillende groepen zit, kun je dus veel verschillende rollen innemen.
• Rol perceptie – het eigen beeld van de rol die je hebt
• Rol verwachtingen – de verwachtingen die anderen van je hebben
Op werk gebeurd dit vaak door het perspectief van psychological contract:
een ongeschreven overeenkomst tussen werkgevers en werknemers die
wederzijdse belangen vaststelt. Als hieraan niet voldaan wordt, ontstaat er
onvrede.
• Rol conflict – ervaren conflict wanneer je verschillende onverenigbare rollen
hebt. Vaak door tijdtekort. Hierbij kunnen we ook te maken krijgen met een
interrole conflict: een situatie waarin de verschillende rollen van een individu
, uit verschillende groepen tegenover elkaar staan. Dit kan voor veel stress
zorgen bij werknemers.
Status (binnen en tussen groepen)
De sociale positie of rangorde die je in een groep geniet, of die een groep geniet tov andere
groepen
Volgens de status characteristics theory komt status van 1 van deze 3 bronnen:
1. De macht die een individu heeft over anderen
2. Het vermogen van een persoon om bij te dragen aan de doelen van de groep
3. De persoonlijke karaktertrekken van een individu
Enkele gevolgen:
Normen: individuen met een hoge status in een groep brengen kan een positief effect hebben,
maar als zo’n individu de normen verandert, werd het negatief. Hierbij is het ook van belang
om te beseffen dat een individu met hoge status niet alle macht heeft. Roddel kan de status
versterken of enorm verzwakken.
Groep interactie: als mensen hoger op in de groep proberen te komen, worden ze assertiever.
Vaak promoten ze harmonie. Het is belangrijk om een goede status mix te hebben, zodat
duidelijk is wie welke rol binnen de groep inneemt.
Ongelijkheid: hiërarchie kan leiden tot negatieve emoties, omdat lagere status geassocieerd
wordt met minder presteren. Daarom is het belangrijk om wel een gevoel van gelijkheid te
creëren.
Stigmatisering: (negatief vooroordeel hebben). Als een individu een slechte status heeft,
omgang met een individu met een goede status ervoor zorgen dat de goede status naar
beneden gaat. Een slechte status is dus besmettelijk.
Groep status: als je als groep het idee hebt dat je beter bent dan de rest kan leiden tot
discriminatie van andere groepen. Ook het hebben van een bias ten opzichte van andere
groepen komt dan vaak voor.
• Formele macht
• Competentie (te ontwikkelen)
• Dominantie/sociaal gedrag (stabiel)
Dit brengt veel voor- en nadelen met zich mee.
Groepsgrootte: social loafing
Hoe groter de groep, hoe minder individuele inspanning.
Vaak meer voorkomend in individualistischere culturen. Hoe sterker de werk ethiek van een
individu hoe lager de kans dat een individu doet aan social loafing.
Verschillende manieren om social loafing te voorkomen:
1. Set group goals, so the group has a common purpose to strive toward.
2. Increase intergroup competition, which focuses on the shared group outcome.
3. Engage in peer evaluations.
4. Select members who have high motivation and prefer to work in groups.
5. Base group rewards in part on each member’s unique contributions, and structure
work so that each member’s contribution can be identified
, Waarom?
Expectancy theorie:
Leidt mijn bijdrage tot een betere prestatie?
Heeft een betere prestatie consequenties voor mij?
Normen
Acceptabele standaarden van gedrag in een groep die gedeeld worden door de groepsleden.
Vastgesteld door de sociale perceptie van de groep.
Gedeelde attitudes, meningen, gevoelens en acties die gedrag voorspellen: Norming.
Ontstaan door:
Expliciete statements.
Kritieke ervaringen.
Primacy effect.
Deze zijn niet altijd sociaal. Maatschappelijk deviant gedrag wordt vaak door
groepsnormen aangewakkerd. Dit heeft te maken met emoties. Dit is nadelig voor de
organisatie. Als de rest van je team niet aanwezig is, kom jij waarschijnlijk ook niet.
Ook kan een werknemer onjuist behandelt worden door supervisors of juist door
consumenten. Dit kan er toe leiden dat een werknemer van baan verandert.
• Productie
• Politiek
• Aggressie
• Bezit
Maar vaak leiden normen tot conformiteit (het aanpassen van jouw gedrag zodat deze past
binnen de normen van de groep), zoals blijkt uit het Asch Experiment. Dit houdt in dat veel
mensen meegaan met een fout antwoord als de meerderheid dit antwoord geeft. Er wordt dus
geconformeerd aan de groepsnorm. Anonimiteit kan ervoor zorgen dat mensen wel hun
mening durven te geven.
Mensen conformeren vaak aan hun reference group: belangrijke groep waarbij een individu
hoort, of hoopt te horen.
Ook kunnen er culturele verschillen zijn in normen. Hiermee moet een manager ook rekening
houden.
Waarom?
Informationele invloed
Sociale percepties valideren
• Anderen als bron van informatie over de werkelijkheid.
• Sterker in ambigue situaties.
Normatieve invloed
Affiliation behouden
• Anderen als bron van goedkeuring of afkeuring.
• Sterker naarmate groepscohesie (groupthink).
Groupthink is…
“A mode of thinking that people engage in when they are deeply involved in a cohesive in-
group, when members’ strivings for unanimity override their motivation to realistically
appraise alternative courses of action”. (Janis, 1972)