Indeling in het plantenrijk : eenzaadlobbigen.
-> eenzaadlobbigen of monocotylen
I-> kiem in zaad -> 1 zaadlob
-> bloemenbekleedsels staan in kransen van 3
-> bladeren zijn parallel of kromnervig
-> bezitten geen houtachtige stengel en geen hoofdwortel
-> bv = grassen (Gramineae of poaceae)
Morfologie: indeling in het plantenrijk:
Tweezaadlobbigen of dicotylen
• Kiem heeft 2 zaadlobben
• Bloembekleedsels verspreid in kransen van 2,4 of 5
• Bladeren meestal veer- handnervig
• Meestal hout/ kruidachtige stengels
,Plantkundige basiskenmerken:
Grasland:
Bloeiwijze:
• Bloemen zijn zeer klein
• Tweeslachtig, zelden eenslachtig
• 1-3 meeldraden en meestal 2 stijlen
• Omgeven door 2 schutbladachtigen kroonkafjes
• In tot aar of pluimvormige bloeiwijzen verenigde aartjes
• Elk aartje omgeven door 2 kelkkafjes
,Betekenis Poaceae/ Gramineae:
Grasland,gazon,graasweides,..:
• Poaceae ( ook wel Gramineae)
• Zeer gekende planten vr voedselvoorzieningen -> rijst, maïs, graangewassen
• Grassen worden door herkauwers omgezet -> hoogwaardige voedingsproducten
( melk, vlees) = deze wijze worden voor mens niet te cultiveren gronden benut =
niet door mens te gebruiken of verdelen tot direct voedsel.
Situering grassen:
• Morfologie blaadjes -> breed/smal, lang/kort, behaard/onbehaard?
• Betredingsgevoeligheid
• Maaitolerantie
• Bloeiwijze belangrijk-> esthetisch = hoe bloeiwijze eruitziet
• Groeisnelheid/ontwikkeling
• Hoe reageren planten op bemesting?
Omstandigheden en uitbating bepalen verschijningsvorm/soorten:
• Gras = voedingsstoffen -> koeien, schapen, geiten, paarden. In –extensief
uitgebaat grasland.
• Gras onderdeel als gazon -> siergazon, speelgazon, golfterrein/voetbalveld.
• Gras als indicatorplant in -> natuurgebied, extensief uitgebaat grasland
Grasland:
Seizoensvariatie grasland
• Sterke groeipiek voorjaar ( mei-juni)
• Verminderde zomergroei
L-> veebezetting aanpassen zomergroei + maaien
• Weidegrassen 1 cyclus/jaar + generatiewissel half mei – juni
• Voorjaars/zomerspruiten
L-> elke spruit doorloopt eigen cyclus met bloei op bepaald moment.
• Voorjaarsgras metabolisch verschillend van najaarsgras
• Generatiewisseling: overlapping -> midzomerdepressie/ zomersterfte
, Grassen voor maaien:
• Engels raaigras:
L> grazen/maaien
-> lange duur
-> weidegras uitstek, types beter geschikt zijn voor maaien/intensieve uitbating =
bemesting/hoogproductief
-> smakelijk voor dieren
• Italiaans raaigras :
L> vooral maaien
-> korte duur ( 1-2jaar)
->maaien -> in te kuilen
-> zeer smakelijk
• Westerworlds raaigras:
L> vooral maaien
-> zeer kort (< 1j)
-> intensief, ook als groendbemester
Grasland: maaien en kuilen:
• Wintervoorraad
• Vers gras : 15-17% droge stof
• Maaien, schudden
• Koeien -> 30-45% droge stof -> inkuilen
• Paarden -> 55-75% droge stof-> voordroog
• Oprapen & inkuilen -> grote sleufsilo’s/gewikkelde balen
• Via trekker kuil aandrukken
• Afdekken plastiek folie = afsluiten van lucht
• Verankeren via aarde, banden, zandzakken