A. OPTION VALUATION MODEL AND SERVICE CONDITIONS
1. Which factors should the option pricing model take into account?
Volgens IFRS 2.B7 moet een optieprijsmodel bij het bepalen van de fair value van aandelenopties
rekening houden met alle factoren die een goed geïnformeerde, bereidwillige marktpartij zou
meenemen bij het vaststellen van de prijs.
De minimale factoren die altijd in het model moeten worden opgenomen (IFRS 2.B6) zijn:
- de uitoefenprijs van de optie
- de looptijd van de optie (contractuele looptijd of verwachte levensduur)
- de huidige koers van de onderliggende aandelen
- de verwachte volatiliteit van de aandelenkoers (IFRS 2.B11–B15)
- de verwachte dividenden op de aandelen (IFRS 2.B31–B36)
- het risicovrije rentepercentage gedurende de looptijd van de optie (IFRS 2.B37)
Daarnaast (IFRS 2.B8–B9) moet het model rekening houden met specifieke kenmerken van
werknemersopties, zoals:
- beperkingen op uitoefening (bijv. gedurende de vestingperiode)
- de mogelijkheid van vroegtijdige uitoefening door werknemers
- de verwachte levensduur van de optie, die vaak korter is dan de contractuele looptijd
(IFRS 2.B17–B21)
- de niet-overdraagbaarheid van de optie, die doorgaans leidt tot een lagere waarde.
Bij de bepaling van de fair value mag het model geen rekening houden met vesting conditions
(zoals het vereiste dienstverband tot 31 december 20x3), omdat deze worden verwerkt via de
verwachte uitoefening en niet via de waardering zelf (IFRS 2.19–21 en B7).
2. Why is this expectation important? Refer to the relevant provisions of IFRS 2.
[See also the lecture on Share-based payment, slides 12-15].
De verwachting dat 20% van de werknemers voor 31 december 20x3 vertrekt is belangrijk, omdat
dit direct invloed heeft op de schatting van het aantal opties dat naar verwachting zal vesten en
dus op het bedrag van de te erkennen kosten.
Volgens IFRS 2.19 en 2.20 moet een onderneming bij equity-settled share-based payments
rekening houden met vesting conditions, die bepalen of werknemers uiteindelijk recht krijgen op
de aandelen. In dit geval is de enige vesting condition een service condition: het vereiste dat de
werknemer tot het einde van de vestingperiode in dienst blijft.
- IFRS 2.20 bepaalt dat kosten worden toegerekend over de vestingperiode.
- IFRS 2.19–20 schrijven voor dat het bedrijf tijdens die periode een schatting moet maken
van het aantal equity-instrumenten dat uiteindelijk zal vesten en deze schatting indien
nodig moet bijstellen.
- Alleen het aantal opties dat uiteindelijk vestigt (dus werknemers die tot 31-12-20x3 in
dienst blijven) wordt uiteindelijk als kosten verwerkt.
De verwachting dat 20% vertrekt betekent dus dat Filip bij de initiële schatting slechts 80% van de
toegekende opties in de kostenopbouw mag meenemen. Bij elke balansdatum moet Filip deze
schatting actualiseren (IFRS 2.20), waarbij aanpassingen leiden tot correcties in de cumulatieve
kosten over de resterende vestingperiode.
, 3. Questions:
Calculate the annual costs related to the stock options during the vesting period
(20x1-20x3) if Filip’s expectations regarding the departures of the employees prove
correct. Use table 1 below.
Fill in the balance sheet item for the accumulated cost of the options (the ‘options
reserve’) at the end of each year (20x1-20x3) in table 1.
Give the journal entries for each year during the vesting period (20x1-20x3).
[See also the lecture on Share-based payment, sheet 12-15, 18 et seq].
FV bij grant date = 20 per optie (IFRS 2.B4)
Service condition (blijven tot 31-12-20x3)
600 medewerkers * 100 opties = 60.000 opties
Verwachting 20% vertrek, dan vesten 80% van 60.000 opties = 48.000 opties.
Totale compensatiekosten = 48k * 20 = 960k
Lineair toegerekend over 3 jaar (IFRS 2.19–20).
Year Calculation for the period Expense for the period Options reserve (cumulative)
20x1 1/3 * 960K 320k 320k
20x2 2/3 * 960K – 320K 320k 640k
20x3 3/3 * 960K – 640K 320k 960k
Journal entries (per jaar)
20x1
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
(IFRS 2.7–8)
20x2
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
20x3
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
Dr Eigen vermogen SBP reserve 960.000
Cr Aandelen/agio -960.000
Service/non-market vesting conditions worden niet in de grant-date FV verwerkt; je past het
aantal verwachte vestingen aan en boekt lineair over de vestingperiode (IFRS 2.19–21)
4. Questions:
1. Which factors should the option pricing model take into account?
Volgens IFRS 2.B7 moet een optieprijsmodel bij het bepalen van de fair value van aandelenopties
rekening houden met alle factoren die een goed geïnformeerde, bereidwillige marktpartij zou
meenemen bij het vaststellen van de prijs.
De minimale factoren die altijd in het model moeten worden opgenomen (IFRS 2.B6) zijn:
- de uitoefenprijs van de optie
- de looptijd van de optie (contractuele looptijd of verwachte levensduur)
- de huidige koers van de onderliggende aandelen
- de verwachte volatiliteit van de aandelenkoers (IFRS 2.B11–B15)
- de verwachte dividenden op de aandelen (IFRS 2.B31–B36)
- het risicovrije rentepercentage gedurende de looptijd van de optie (IFRS 2.B37)
Daarnaast (IFRS 2.B8–B9) moet het model rekening houden met specifieke kenmerken van
werknemersopties, zoals:
- beperkingen op uitoefening (bijv. gedurende de vestingperiode)
- de mogelijkheid van vroegtijdige uitoefening door werknemers
- de verwachte levensduur van de optie, die vaak korter is dan de contractuele looptijd
(IFRS 2.B17–B21)
- de niet-overdraagbaarheid van de optie, die doorgaans leidt tot een lagere waarde.
Bij de bepaling van de fair value mag het model geen rekening houden met vesting conditions
(zoals het vereiste dienstverband tot 31 december 20x3), omdat deze worden verwerkt via de
verwachte uitoefening en niet via de waardering zelf (IFRS 2.19–21 en B7).
2. Why is this expectation important? Refer to the relevant provisions of IFRS 2.
[See also the lecture on Share-based payment, slides 12-15].
De verwachting dat 20% van de werknemers voor 31 december 20x3 vertrekt is belangrijk, omdat
dit direct invloed heeft op de schatting van het aantal opties dat naar verwachting zal vesten en
dus op het bedrag van de te erkennen kosten.
Volgens IFRS 2.19 en 2.20 moet een onderneming bij equity-settled share-based payments
rekening houden met vesting conditions, die bepalen of werknemers uiteindelijk recht krijgen op
de aandelen. In dit geval is de enige vesting condition een service condition: het vereiste dat de
werknemer tot het einde van de vestingperiode in dienst blijft.
- IFRS 2.20 bepaalt dat kosten worden toegerekend over de vestingperiode.
- IFRS 2.19–20 schrijven voor dat het bedrijf tijdens die periode een schatting moet maken
van het aantal equity-instrumenten dat uiteindelijk zal vesten en deze schatting indien
nodig moet bijstellen.
- Alleen het aantal opties dat uiteindelijk vestigt (dus werknemers die tot 31-12-20x3 in
dienst blijven) wordt uiteindelijk als kosten verwerkt.
De verwachting dat 20% vertrekt betekent dus dat Filip bij de initiële schatting slechts 80% van de
toegekende opties in de kostenopbouw mag meenemen. Bij elke balansdatum moet Filip deze
schatting actualiseren (IFRS 2.20), waarbij aanpassingen leiden tot correcties in de cumulatieve
kosten over de resterende vestingperiode.
, 3. Questions:
Calculate the annual costs related to the stock options during the vesting period
(20x1-20x3) if Filip’s expectations regarding the departures of the employees prove
correct. Use table 1 below.
Fill in the balance sheet item for the accumulated cost of the options (the ‘options
reserve’) at the end of each year (20x1-20x3) in table 1.
Give the journal entries for each year during the vesting period (20x1-20x3).
[See also the lecture on Share-based payment, sheet 12-15, 18 et seq].
FV bij grant date = 20 per optie (IFRS 2.B4)
Service condition (blijven tot 31-12-20x3)
600 medewerkers * 100 opties = 60.000 opties
Verwachting 20% vertrek, dan vesten 80% van 60.000 opties = 48.000 opties.
Totale compensatiekosten = 48k * 20 = 960k
Lineair toegerekend over 3 jaar (IFRS 2.19–20).
Year Calculation for the period Expense for the period Options reserve (cumulative)
20x1 1/3 * 960K 320k 320k
20x2 2/3 * 960K – 320K 320k 640k
20x3 3/3 * 960K – 640K 320k 960k
Journal entries (per jaar)
20x1
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
(IFRS 2.7–8)
20x2
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
20x3
Dr Personeelskosten 320.000
Cr Eigen vermogen SBP reserve -320.000
Dr Eigen vermogen SBP reserve 960.000
Cr Aandelen/agio -960.000
Service/non-market vesting conditions worden niet in de grant-date FV verwerkt; je past het
aantal verwachte vestingen aan en boekt lineair over de vestingperiode (IFRS 2.19–21)
4. Questions: