Sociaal ondernemen
Inhoudstafel
L E SS E N :
1 sociaal ondernemen (evolutie, modellen, uitdagingen, rollen
2 waarom sociaal ondernemen? (ontstaan, maatschapp. uitdagingen, SDG’s, idee-
ontwikkeling)
3 sociale marketing (markt-analyse, STP-model, gouden cirkel, profit vs non profit,
veranderingen)
OE F E N C O L L E G E S :
1: Stap 1: selectie maatschappelijke uitdagingen à één uitdaging kiezen (zie ppt 2) + koppelen aan een
doelgroep
Stap 2: probleem tree opstellen
Stap 3: passie en talenten; Kunnen we de talenten binnen onze groep verbinden met wat we willen doen?
Stap 4: ideeën
Stap 5: effecten
Stap 6: golden circle
L E E R PA D E N :
Vormen van sociaal ondernemen
Theory of change (TOC)
Businessmodelling
Financieel management
juridische structuur
presenteren/pitchen
GASTCOLLEGE:
Delia Seksuologe
Anyssa Vzw Kadee
Kris maatwerkbedrijf; beschutte werkplaats
,Sam Ghent Basketbal
Lessen:
Les 1:
Invloed maatschappij op ondernemen
Evolutie van managementmodellen
• Reductie van complexe werkelijkheid
• Afspiegeling van samenleving – tijd van nu en toen
• Constante vernieuwing (technologisch, industrieel,…)
• Levenslang leren (welke invloeden, waarden en normen heersen er op dat moment?)
The roaring twenties
• 1900 tot 1920 +-
• Leven vol contrasten;
Rijken werden rijker, hadden overvloed aan geld en rijkdom: rijker door uitbuiting gewone
werkmens
Arbeider: lage inkomsten, werken in fabriek, kinderarbeid,.. (kindersterfte), geen
veiligheidvoorschriften
• Grote gezinnen in kleine huisjes, gezamelijke slaapkamers; zware periode, geen vakbonden,…
• Veel uitvindingen: industriele revolutie
• Voorbeeld: Daens film
Henry Ford en het sociaal darwinisme
• Vestigde zijn aandacht op de loopband (fabriek) werk gebeurde sneller, van 93 dagen naar 93 min
zwaarder om tempo vol te houden
• Sociaal darwinisme (survival of the fittest); job kwijt zijn indien je niet snel genoeg mee kan draaien
want toch arbeiders op overvloed (gezin moeilijk om te overleven)
Verschillende modellen:
1. 1900-1925 rationeel-doelmodel
• Productiviteit en winst voorop = doel
• Rationeel economisch klimaat: rationeel beslissen (volgt het tempo niet? Te oud? ontslaan, geen
emotionele beslissingen)
• Harde bestuurder & producent
• Leidinggevenden hebben geen spijt, denken aan de winst
• 1 centrale vraag: hoe mensen nog meer effiecient inzetten? job werd zwaarder en zwaarder
,• Voorbeeld: ipv met 1 hand werken, 2 handen of zelfs voeten gebruiken, hoe sneller je werkt en
aanpast hoe beter
2. 1900-1925 Intern proces model
• Stabiliteit & continuïteit/zekerheid voorop = nodig om goed te kunnen werken
• Routines efficiëntie: wie heeft de leiding, wat is de dagplanning?
• Hiërarchische cultuur & structuur: controle en duidelijkheid door verschillende leidinggevenden
(productie, coordinator,..)
• Geen tijd voor twijfel en onduidelijkheid
• Deze tijd: ondernemen was hard en gericht op winst
• Driehoek als voorbeeld: staat voor stabiliteit
• Wereldoorlog zorgt voor beurscrash; rijken veel geld kwijt, dus ook fabrieken niet onderhouden en
werkloosheid
• Mensen die er toen werkten: oorlog meegemaakt, geen slaven meer willen zijn = vakbonden,
opstandigheid voor de socialisten
• Kinderarbeid afgeschaft, 6/7 werken,… van grote betekenis en zo ander klimaat
• Vrouwen zorgen voor het huishouden à maar door industriele revolutie; vergemalijking taken zoals
stofzuiger, frigo, wasmachine,..
• We kregen tijd voor iets anders, goed voor de economie (reizen maken, iets gaan uiteten,..)
3. 1926-1950 Human-Relationsmodel
• Inzet, samenhang & moreel voorop
• Lichtexperiment: kijken of licht een invloed had op het werken, maar niks mee te maken, waren
gewoon blij dat hen gevraagd werd hoe hun dag was meer betrokkenheid van mentor
• Fabrieken gaan mee met maatschappij; worden menselijker, emotionele band, niet meer zo streng
rekening houden met de werknemers
• Participatie – consensus – teamgerichtheid
• Werkenmers WILLEN werken, door maatschappelijke verschuiving
• Leidinggevende wordt mentor & stimulator
• Cirkel: verbondenheid, goed overeenkomen met collega’s, teams,..
, • Opnieuw een oorlog China vs Amerika; om ter beste technologische vooruitgang
• Maanlanding 1967; Neil Armstrong was de eerste – gezien via televisie, konden dat live volgen;
fenomenaal
• Jaren 70: olie werd niet meer geleverd; overheden in de schulden om fabrieken te sluiten à economie
daalt
• Bij de arbeiders thuis verandering televisie, info beschikbaar, computer
• Vervolg; meer op de hoogte over alles, geen onwetendheid meer
• Voorbeeld: Vietnam oorlog; beelden kon je bekijken, leefde meer mee, minder overwinningseuforie
• Maar ook à meer protest, opkomen voor rechten (ook vrouwenrechten)
• 1948: stemrecht voor vrouwen, geldde minder dan die van de man
• Marget: vrouwenrechten doorbroken, namen toe ook wat werken betreft
4. 1951-1975 Open-systeemmodel
• Aanpassingsvermogen & externe ondersteuning voorop
• Concurrentie, veel verranderingen leiden tot; snel moeten schakelen, innovatie (door
vooruitgang), flexibiliteit
• Leiddinggevende wordt innovator & bemiddelaar
• Amoebes: snelst veranderend organisme (wijst op flexibiliteit)
• Fabrieken pasen zich dus continu aan, werknemers ook bemiddelen (tussen noden werknemers en
vooruitgang) Innovatie volgen? Voldoende gesteund?
• Sovjet regime; erg dominant
• Val Berleinse muur: 1989 giga iets tussen oost en west, toenadering en overwinning kapitalisme
• 91’: Sovjet rijk uit mekaar
• Iedereen wilt continue uitbreiding tot op dag van vandaag
• Japan kwam met producten; speelde mee op wereldniveau
Inhoudstafel
L E SS E N :
1 sociaal ondernemen (evolutie, modellen, uitdagingen, rollen
2 waarom sociaal ondernemen? (ontstaan, maatschapp. uitdagingen, SDG’s, idee-
ontwikkeling)
3 sociale marketing (markt-analyse, STP-model, gouden cirkel, profit vs non profit,
veranderingen)
OE F E N C O L L E G E S :
1: Stap 1: selectie maatschappelijke uitdagingen à één uitdaging kiezen (zie ppt 2) + koppelen aan een
doelgroep
Stap 2: probleem tree opstellen
Stap 3: passie en talenten; Kunnen we de talenten binnen onze groep verbinden met wat we willen doen?
Stap 4: ideeën
Stap 5: effecten
Stap 6: golden circle
L E E R PA D E N :
Vormen van sociaal ondernemen
Theory of change (TOC)
Businessmodelling
Financieel management
juridische structuur
presenteren/pitchen
GASTCOLLEGE:
Delia Seksuologe
Anyssa Vzw Kadee
Kris maatwerkbedrijf; beschutte werkplaats
,Sam Ghent Basketbal
Lessen:
Les 1:
Invloed maatschappij op ondernemen
Evolutie van managementmodellen
• Reductie van complexe werkelijkheid
• Afspiegeling van samenleving – tijd van nu en toen
• Constante vernieuwing (technologisch, industrieel,…)
• Levenslang leren (welke invloeden, waarden en normen heersen er op dat moment?)
The roaring twenties
• 1900 tot 1920 +-
• Leven vol contrasten;
Rijken werden rijker, hadden overvloed aan geld en rijkdom: rijker door uitbuiting gewone
werkmens
Arbeider: lage inkomsten, werken in fabriek, kinderarbeid,.. (kindersterfte), geen
veiligheidvoorschriften
• Grote gezinnen in kleine huisjes, gezamelijke slaapkamers; zware periode, geen vakbonden,…
• Veel uitvindingen: industriele revolutie
• Voorbeeld: Daens film
Henry Ford en het sociaal darwinisme
• Vestigde zijn aandacht op de loopband (fabriek) werk gebeurde sneller, van 93 dagen naar 93 min
zwaarder om tempo vol te houden
• Sociaal darwinisme (survival of the fittest); job kwijt zijn indien je niet snel genoeg mee kan draaien
want toch arbeiders op overvloed (gezin moeilijk om te overleven)
Verschillende modellen:
1. 1900-1925 rationeel-doelmodel
• Productiviteit en winst voorop = doel
• Rationeel economisch klimaat: rationeel beslissen (volgt het tempo niet? Te oud? ontslaan, geen
emotionele beslissingen)
• Harde bestuurder & producent
• Leidinggevenden hebben geen spijt, denken aan de winst
• 1 centrale vraag: hoe mensen nog meer effiecient inzetten? job werd zwaarder en zwaarder
,• Voorbeeld: ipv met 1 hand werken, 2 handen of zelfs voeten gebruiken, hoe sneller je werkt en
aanpast hoe beter
2. 1900-1925 Intern proces model
• Stabiliteit & continuïteit/zekerheid voorop = nodig om goed te kunnen werken
• Routines efficiëntie: wie heeft de leiding, wat is de dagplanning?
• Hiërarchische cultuur & structuur: controle en duidelijkheid door verschillende leidinggevenden
(productie, coordinator,..)
• Geen tijd voor twijfel en onduidelijkheid
• Deze tijd: ondernemen was hard en gericht op winst
• Driehoek als voorbeeld: staat voor stabiliteit
• Wereldoorlog zorgt voor beurscrash; rijken veel geld kwijt, dus ook fabrieken niet onderhouden en
werkloosheid
• Mensen die er toen werkten: oorlog meegemaakt, geen slaven meer willen zijn = vakbonden,
opstandigheid voor de socialisten
• Kinderarbeid afgeschaft, 6/7 werken,… van grote betekenis en zo ander klimaat
• Vrouwen zorgen voor het huishouden à maar door industriele revolutie; vergemalijking taken zoals
stofzuiger, frigo, wasmachine,..
• We kregen tijd voor iets anders, goed voor de economie (reizen maken, iets gaan uiteten,..)
3. 1926-1950 Human-Relationsmodel
• Inzet, samenhang & moreel voorop
• Lichtexperiment: kijken of licht een invloed had op het werken, maar niks mee te maken, waren
gewoon blij dat hen gevraagd werd hoe hun dag was meer betrokkenheid van mentor
• Fabrieken gaan mee met maatschappij; worden menselijker, emotionele band, niet meer zo streng
rekening houden met de werknemers
• Participatie – consensus – teamgerichtheid
• Werkenmers WILLEN werken, door maatschappelijke verschuiving
• Leidinggevende wordt mentor & stimulator
• Cirkel: verbondenheid, goed overeenkomen met collega’s, teams,..
, • Opnieuw een oorlog China vs Amerika; om ter beste technologische vooruitgang
• Maanlanding 1967; Neil Armstrong was de eerste – gezien via televisie, konden dat live volgen;
fenomenaal
• Jaren 70: olie werd niet meer geleverd; overheden in de schulden om fabrieken te sluiten à economie
daalt
• Bij de arbeiders thuis verandering televisie, info beschikbaar, computer
• Vervolg; meer op de hoogte over alles, geen onwetendheid meer
• Voorbeeld: Vietnam oorlog; beelden kon je bekijken, leefde meer mee, minder overwinningseuforie
• Maar ook à meer protest, opkomen voor rechten (ook vrouwenrechten)
• 1948: stemrecht voor vrouwen, geldde minder dan die van de man
• Marget: vrouwenrechten doorbroken, namen toe ook wat werken betreft
4. 1951-1975 Open-systeemmodel
• Aanpassingsvermogen & externe ondersteuning voorop
• Concurrentie, veel verranderingen leiden tot; snel moeten schakelen, innovatie (door
vooruitgang), flexibiliteit
• Leiddinggevende wordt innovator & bemiddelaar
• Amoebes: snelst veranderend organisme (wijst op flexibiliteit)
• Fabrieken pasen zich dus continu aan, werknemers ook bemiddelen (tussen noden werknemers en
vooruitgang) Innovatie volgen? Voldoende gesteund?
• Sovjet regime; erg dominant
• Val Berleinse muur: 1989 giga iets tussen oost en west, toenadering en overwinning kapitalisme
• 91’: Sovjet rijk uit mekaar
• Iedereen wilt continue uitbreiding tot op dag van vandaag
• Japan kwam met producten; speelde mee op wereldniveau