THEORETISCHE
ORTHOPEDAGOGIEK
NICKY DIRKX
HOGENT
1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
,1
,Inhoud
HS1: ORTHOPEDAGOGISCH HANDELEN IS AGOGISCH HANDELEN
1. INLEIDING ................................................................................................................................ 4
2. DE BEGRIPPEN AGOGIE(K) EN ‘THEORY OF CHANGING’ ............................................................ 4
3. 3 SLEUTELBEGRIPPEN VAN HET AGOGISCH HANDELEN ............................................................ 5
4. RICHTINGGEVENDE KENMERKEN AGOGISCH HANDELEN ......................................................... 5
5. PROFESSIONALISERING VAN HET AGOGISCH HANDELEN ......................................................... 6
6. NIVEAUS VAN VERANDERINGSPROCESSEN .............................................................................. 6
HS2: WAT IS ORTHOPEDAGOGISCH HANDELEN?
1. WHAT’S IN A NAME ................................................................................................................... 8
2. DE WORTELS VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK ............................................................................... 9
3. DEFINITIES VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK .................................................................................. 9
4. 2 BELANGRIJKE VERSCHUIVINGEN MBT HET OBJECT VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK.................. 10
5. DE VERRUIMING VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK ........................................................................ 11
5.1. VAN HET ORTHOPEDAGOGISCHE NAAR HET ORTHO(PED)AGOGISCHE ............................. 11
5.2 VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP NAAR EEN HANDICAPSITUATIE ................................. 11
6. HET ORTHO(PED)AGOGISCH WERKVELD ................................................................................ 11
7. COMPETENTIES EN ROLLEN.................................................................................................... 11
HS3: DE 5 BRILLEN
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 13
2. BRIL 1: UITSTOTING EN SEGREGATIE ....................................................................................... 14
2.1 PREHISTORIE EN OUDEHEID: SURVIVAL OF THE FITTEST .................................................... 14
2.2 IN DE MIDDELEEUWEN ...................................................................................................... 14
2.3 NIEUWE TIJD: OP ZOEK NAAR DE HOMO UNIVERSALIS ....................................................... 15
3. BRIL 2: LIEFDADIGHEID & BEVOOGDING: SUKKELAARS, ONGELUKKIGEN EN MINDERVALIDEN 16
3.1 DE MIDDELEEUWEN: IEDERS LOT IS DOOR GOD VASTGELEGD........................................... 16
4. BRIL 3: MEDISCH MODEL: HET DEFECTPARADIGMA: PATIËNTEN MET DEFECTEN ..................... 17
1.1 DE VERLICHTING (NIEUWSTE OF MODERNE TIJD (1780 – 1945)) .......................................... 18
1.2 HISTORISCHE TERUGVAL .................................................................................................. 20
5. BRIL 4: HET NORMALISATIEPARADIGMA EN INTEGRATIE .......................................................... 20
5.1 NORMALISATIE .................................................................................................................. 21
5.2 INTEGRATIE ....................................................................................................................... 22
6. BRIL 5: HET BURGERSCHAPSPARADIGMA ............................................................................... 23
6.1 VAN EEN INDIVIDUEEL NAAR EEN SOCIAAL BEGRIP VAN HANDICAP .................................. 23
6.2 VAN INTEGRATIE NAAR INCLUSIE....................................................................................... 25
6.3 HET BURGERSCHAPSPARADIGMA ..................................................................................... 25
2
,7. SAMENGEVAT ......................................................................................................................... 28
HS4: ONDERZOEK IN DE ORTHOPEDAGOGIE
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 29
2. DRIE VERSCHILLENDE MANIEREN VAN ONDERZOEK ............................................................... 29
2.1 DE GEESTESWETENSCHAPPELIJKE STROMING: PRAKTISCH ............................................... 29
2.2 DE EMPIRISCH – ANALYTISCHE STROMING: TECHNISCH.................................................... 32
2.3 DE KRITISCHE ORTHOPEDAGOGIEK: EMANCIPAOTORISCHE STROMING ............................ 35
HS5: ORTHOPEDAGOGISCHE GRONDSTUKKEN
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 38
1.1 WIM TER HORST ................................................................................................................ 38
1.2 DE GEWONE OPVOEDING IN HET GEWONE LEVEN ............................................................ 38
1.3 DIALOOG CENTRAAL IN DE OPVOEDING ............................................................................ 39
1.4 DE 9 GRONDVORMEN ....................................................................................................... 39
1.5 KUNSTGREEP .................................................................................................................... 39
2. DE OPVOEDERS ...................................................................................................................... 39
2.1 HEEFT HET KIND WEL ECHTE OPVOEDERS? ....................................................................... 39
3. HET KIND ................................................................................................................................ 41
4. DE OMGEVING........................................................................................................................ 42
5. DE WERKELIJKHEID ACHTER DE OMGEVING ............................................................................ 42
HS6: EEN ABC
1. DE A VAN AANSLUITEN ........................................................................................................... 43
2. DE D VAN DESTIGMATISEREN.................................................................................................. 44
3. DE F VAN FOUTEN DURVEN TOEGEVEN ................................................................................... 44
4. DE H VAN HERSTEL ................................................................................................................. 45
5. DE J VAN JA, TEAMWORK! ........................................................................................................ 46
6. DE M VAN MIDDELENGEBRUIK ................................................................................................ 46
7. DE P VAN PROFESSIONELE NABIJHEID .................................................................................... 50
8. DE U VAN UNIVERSAL DESIGN ................................................................................................ 50
GASTCOLLEGE & DOCU'S
PARADIGMA ............................................................................................................................... 51
MOGILINO, 2007 ........................................................................................................................ 54
2 JAAR LATER .............................................................................................................................. 54
UNICEF WORDT INGESCHAKELD ................................................................................................ 55
3
, HS1: ORTHOPEDAGOGISCH
HANDELEN IS AGOGISCH HANDELEN
1. INLEIDING
pedagogie: het ondersteunen/begeleiden van kinderen
Elke orthopedagoog is een agoog, maar niet elke agoog is een orthopedagoog.
2. DE BEGRIPPEN AGOGIE(K) EN ‘THEORY OF CHANGING’
agogos: de gids/de bestuurder/hij die leidt
agein: leiden/voeren/ergens heen brengen
agogie: de intentionele, niet wederkerige beïnvloeding door 1 of meerdere personen gericht op
een wenselijk geachte wijziging, door de cliënt ervaren als welzijnsbevordering
Een agoog is een ‘veranderaar’, iemand die anderen begeleidt om hen door middel van hun eigen
handelen tot gedragsveranderingen te laten komen.
“De agoog geeft steeds opnieuw vorm aan het alledaagse, juist voor die mensen voor wie het alledaagse
niet zo gewoon is.”
agogiek: een verzamelnaam voor de leer van het leiden, begeleiden van mensen, ongeacht hun
leeftijd, op een beroepsmatige manier – Koffeman
agogiek: de leer die aanwijzingen en richtlijnen geeft voor de manier waarop individuele
personen, groepen, organisaties en samenlevingsverbanden kunnen worden begeleid in
veranderingsprocessen. Het gaat er daarbij om, dat die begeleiding plaatsvindt vanuit de
situatie waarin de betrokkenen zich bevinden en dat zij mogelijkheden krijgen aangereikt om
zoveel mogelijk zelf te handelen teneinde tot de gewenste verandering te komen - Winkelaar
agogische beroepen: opbouwwerkers, jeugdhulpverleners, psychologen, MS-werkers,…
“When you can’t change the direction of the wind, adjust your sails.”
- Harriet Jackson Brown Jr.
Agogen richten zich op veranderingsprocessen die heel bewust en doelgericht worden opgezet.
--> expliciet de bedoeling om iemand te veranderen
extra
Getuigenissen werken niet; ze hebben een tegenovergesteld effect.
Bvb. mensen weten dat roken slecht is door de campagnes en de afbeeldingen op de
verpakkingen, maar toch doen ze het
Unplugged is evidence based. Bij jongvolwassene heeft dat effect; gedrag kan nog voorkomen of
aangepast worden.
theory of change: veranderingen ten gevolge van spontane veranderingsprocessen
theory of changing: veranderingsprocessen die bewust en doelgericht worden opgezet met het
oog op verandering
4
, 3. 3 SLEUTELBEGRIPPEN VAN HET AGOGISCH HANDELEN
VERANDEREN
doel agoog = het handelen van mensen veranderen
Gaat over het doen veranderen, gelinkt aan de theory of changing.
Betreft het beïnvloeden in een richting die de betrokkene zelf wenst, waardoor de
zelfbeschikking en de autonomie worden vergroot.
Iemand perfect hebben gaat niet; we gaan uit van het idee van de ‘eeuwig durende opvoeding’.
HANDELEN
gedrag: wat mensen concreet doen, wat je ziet en dus kan observeren
handelen: gaat over wat mensen bewust doen (gedachten, gevoelens, intenties)
Als je wilt ‘doen veranderen’ is het belangrijk naar het handelen te kijken: naar de motieven, de
redenen en de betekenissen.
Als hulpverlener ga je dan, via dialoog, op zoek naar de betekenis die achter zichtbaar gedrag
kan schuilgaan.
EMANCIPATIE/EMPOWERMENT
Het is jouw doel om mensen te leren zichzelf te veranderen.
“Geef een man een vis en je voedt hem voor een dag. Leer een man hoe te vissen, en hij kan
zichzelf een leven lang voeden.”
Een ‘expert’ lost het niet op, maar zal het vermogen om het zelf aan te pakken versterken.
4. RICHTINGGEVENDE KENMERKEN AGOGISCH HANDELEN
PSYCHOSOCIALE VERANDERING
psyche: slaat op alles wat je bezighoudt, wat je denkt, voelt en wilt
sociaal: slaat op de onderlinge verhoudingen tussen mensen
DOELGERICHT
Een verandering komt niet toevallig tot stand, maar is vooraf bedacht en gepland.
SYSTEMATISCH
Er wordt stap voor stap via een planmatige manier aan verandering gewerkt.
BEWUST
Over elke stap wordt bewust en goed nagedacht.
GEWENST DOOR BETROKKENEN
Idealiter staan alle betrokkenen achter de verandering. Maar kan ook onder dwang gebeuren.
NIET WEDERZIJDS
Een asymmetrische relatie; iemand wilt veranderen en iemand helpt bij de verandering.
BEROEPSMATIG
Je neemt een professionele houding in.
5
ORTHOPEDAGOGIEK
NICKY DIRKX
HOGENT
1STE BACHELOR ORTHOPEDAGOGIE
,1
,Inhoud
HS1: ORTHOPEDAGOGISCH HANDELEN IS AGOGISCH HANDELEN
1. INLEIDING ................................................................................................................................ 4
2. DE BEGRIPPEN AGOGIE(K) EN ‘THEORY OF CHANGING’ ............................................................ 4
3. 3 SLEUTELBEGRIPPEN VAN HET AGOGISCH HANDELEN ............................................................ 5
4. RICHTINGGEVENDE KENMERKEN AGOGISCH HANDELEN ......................................................... 5
5. PROFESSIONALISERING VAN HET AGOGISCH HANDELEN ......................................................... 6
6. NIVEAUS VAN VERANDERINGSPROCESSEN .............................................................................. 6
HS2: WAT IS ORTHOPEDAGOGISCH HANDELEN?
1. WHAT’S IN A NAME ................................................................................................................... 8
2. DE WORTELS VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK ............................................................................... 9
3. DEFINITIES VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK .................................................................................. 9
4. 2 BELANGRIJKE VERSCHUIVINGEN MBT HET OBJECT VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK.................. 10
5. DE VERRUIMING VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK ........................................................................ 11
5.1. VAN HET ORTHOPEDAGOGISCHE NAAR HET ORTHO(PED)AGOGISCHE ............................. 11
5.2 VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP NAAR EEN HANDICAPSITUATIE ................................. 11
6. HET ORTHO(PED)AGOGISCH WERKVELD ................................................................................ 11
7. COMPETENTIES EN ROLLEN.................................................................................................... 11
HS3: DE 5 BRILLEN
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 13
2. BRIL 1: UITSTOTING EN SEGREGATIE ....................................................................................... 14
2.1 PREHISTORIE EN OUDEHEID: SURVIVAL OF THE FITTEST .................................................... 14
2.2 IN DE MIDDELEEUWEN ...................................................................................................... 14
2.3 NIEUWE TIJD: OP ZOEK NAAR DE HOMO UNIVERSALIS ....................................................... 15
3. BRIL 2: LIEFDADIGHEID & BEVOOGDING: SUKKELAARS, ONGELUKKIGEN EN MINDERVALIDEN 16
3.1 DE MIDDELEEUWEN: IEDERS LOT IS DOOR GOD VASTGELEGD........................................... 16
4. BRIL 3: MEDISCH MODEL: HET DEFECTPARADIGMA: PATIËNTEN MET DEFECTEN ..................... 17
1.1 DE VERLICHTING (NIEUWSTE OF MODERNE TIJD (1780 – 1945)) .......................................... 18
1.2 HISTORISCHE TERUGVAL .................................................................................................. 20
5. BRIL 4: HET NORMALISATIEPARADIGMA EN INTEGRATIE .......................................................... 20
5.1 NORMALISATIE .................................................................................................................. 21
5.2 INTEGRATIE ....................................................................................................................... 22
6. BRIL 5: HET BURGERSCHAPSPARADIGMA ............................................................................... 23
6.1 VAN EEN INDIVIDUEEL NAAR EEN SOCIAAL BEGRIP VAN HANDICAP .................................. 23
6.2 VAN INTEGRATIE NAAR INCLUSIE....................................................................................... 25
6.3 HET BURGERSCHAPSPARADIGMA ..................................................................................... 25
2
,7. SAMENGEVAT ......................................................................................................................... 28
HS4: ONDERZOEK IN DE ORTHOPEDAGOGIE
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 29
2. DRIE VERSCHILLENDE MANIEREN VAN ONDERZOEK ............................................................... 29
2.1 DE GEESTESWETENSCHAPPELIJKE STROMING: PRAKTISCH ............................................... 29
2.2 DE EMPIRISCH – ANALYTISCHE STROMING: TECHNISCH.................................................... 32
2.3 DE KRITISCHE ORTHOPEDAGOGIEK: EMANCIPAOTORISCHE STROMING ............................ 35
HS5: ORTHOPEDAGOGISCHE GRONDSTUKKEN
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 38
1.1 WIM TER HORST ................................................................................................................ 38
1.2 DE GEWONE OPVOEDING IN HET GEWONE LEVEN ............................................................ 38
1.3 DIALOOG CENTRAAL IN DE OPVOEDING ............................................................................ 39
1.4 DE 9 GRONDVORMEN ....................................................................................................... 39
1.5 KUNSTGREEP .................................................................................................................... 39
2. DE OPVOEDERS ...................................................................................................................... 39
2.1 HEEFT HET KIND WEL ECHTE OPVOEDERS? ....................................................................... 39
3. HET KIND ................................................................................................................................ 41
4. DE OMGEVING........................................................................................................................ 42
5. DE WERKELIJKHEID ACHTER DE OMGEVING ............................................................................ 42
HS6: EEN ABC
1. DE A VAN AANSLUITEN ........................................................................................................... 43
2. DE D VAN DESTIGMATISEREN.................................................................................................. 44
3. DE F VAN FOUTEN DURVEN TOEGEVEN ................................................................................... 44
4. DE H VAN HERSTEL ................................................................................................................. 45
5. DE J VAN JA, TEAMWORK! ........................................................................................................ 46
6. DE M VAN MIDDELENGEBRUIK ................................................................................................ 46
7. DE P VAN PROFESSIONELE NABIJHEID .................................................................................... 50
8. DE U VAN UNIVERSAL DESIGN ................................................................................................ 50
GASTCOLLEGE & DOCU'S
PARADIGMA ............................................................................................................................... 51
MOGILINO, 2007 ........................................................................................................................ 54
2 JAAR LATER .............................................................................................................................. 54
UNICEF WORDT INGESCHAKELD ................................................................................................ 55
3
, HS1: ORTHOPEDAGOGISCH
HANDELEN IS AGOGISCH HANDELEN
1. INLEIDING
pedagogie: het ondersteunen/begeleiden van kinderen
Elke orthopedagoog is een agoog, maar niet elke agoog is een orthopedagoog.
2. DE BEGRIPPEN AGOGIE(K) EN ‘THEORY OF CHANGING’
agogos: de gids/de bestuurder/hij die leidt
agein: leiden/voeren/ergens heen brengen
agogie: de intentionele, niet wederkerige beïnvloeding door 1 of meerdere personen gericht op
een wenselijk geachte wijziging, door de cliënt ervaren als welzijnsbevordering
Een agoog is een ‘veranderaar’, iemand die anderen begeleidt om hen door middel van hun eigen
handelen tot gedragsveranderingen te laten komen.
“De agoog geeft steeds opnieuw vorm aan het alledaagse, juist voor die mensen voor wie het alledaagse
niet zo gewoon is.”
agogiek: een verzamelnaam voor de leer van het leiden, begeleiden van mensen, ongeacht hun
leeftijd, op een beroepsmatige manier – Koffeman
agogiek: de leer die aanwijzingen en richtlijnen geeft voor de manier waarop individuele
personen, groepen, organisaties en samenlevingsverbanden kunnen worden begeleid in
veranderingsprocessen. Het gaat er daarbij om, dat die begeleiding plaatsvindt vanuit de
situatie waarin de betrokkenen zich bevinden en dat zij mogelijkheden krijgen aangereikt om
zoveel mogelijk zelf te handelen teneinde tot de gewenste verandering te komen - Winkelaar
agogische beroepen: opbouwwerkers, jeugdhulpverleners, psychologen, MS-werkers,…
“When you can’t change the direction of the wind, adjust your sails.”
- Harriet Jackson Brown Jr.
Agogen richten zich op veranderingsprocessen die heel bewust en doelgericht worden opgezet.
--> expliciet de bedoeling om iemand te veranderen
extra
Getuigenissen werken niet; ze hebben een tegenovergesteld effect.
Bvb. mensen weten dat roken slecht is door de campagnes en de afbeeldingen op de
verpakkingen, maar toch doen ze het
Unplugged is evidence based. Bij jongvolwassene heeft dat effect; gedrag kan nog voorkomen of
aangepast worden.
theory of change: veranderingen ten gevolge van spontane veranderingsprocessen
theory of changing: veranderingsprocessen die bewust en doelgericht worden opgezet met het
oog op verandering
4
, 3. 3 SLEUTELBEGRIPPEN VAN HET AGOGISCH HANDELEN
VERANDEREN
doel agoog = het handelen van mensen veranderen
Gaat over het doen veranderen, gelinkt aan de theory of changing.
Betreft het beïnvloeden in een richting die de betrokkene zelf wenst, waardoor de
zelfbeschikking en de autonomie worden vergroot.
Iemand perfect hebben gaat niet; we gaan uit van het idee van de ‘eeuwig durende opvoeding’.
HANDELEN
gedrag: wat mensen concreet doen, wat je ziet en dus kan observeren
handelen: gaat over wat mensen bewust doen (gedachten, gevoelens, intenties)
Als je wilt ‘doen veranderen’ is het belangrijk naar het handelen te kijken: naar de motieven, de
redenen en de betekenissen.
Als hulpverlener ga je dan, via dialoog, op zoek naar de betekenis die achter zichtbaar gedrag
kan schuilgaan.
EMANCIPATIE/EMPOWERMENT
Het is jouw doel om mensen te leren zichzelf te veranderen.
“Geef een man een vis en je voedt hem voor een dag. Leer een man hoe te vissen, en hij kan
zichzelf een leven lang voeden.”
Een ‘expert’ lost het niet op, maar zal het vermogen om het zelf aan te pakken versterken.
4. RICHTINGGEVENDE KENMERKEN AGOGISCH HANDELEN
PSYCHOSOCIALE VERANDERING
psyche: slaat op alles wat je bezighoudt, wat je denkt, voelt en wilt
sociaal: slaat op de onderlinge verhoudingen tussen mensen
DOELGERICHT
Een verandering komt niet toevallig tot stand, maar is vooraf bedacht en gepland.
SYSTEMATISCH
Er wordt stap voor stap via een planmatige manier aan verandering gewerkt.
BEWUST
Over elke stap wordt bewust en goed nagedacht.
GEWENST DOOR BETROKKENEN
Idealiter staan alle betrokkenen achter de verandering. Maar kan ook onder dwang gebeuren.
NIET WEDERZIJDS
Een asymmetrische relatie; iemand wilt veranderen en iemand helpt bij de verandering.
BEROEPSMATIG
Je neemt een professionele houding in.
5