100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Introductie financieel management (Trim 1, Fase 1)

Rating
-
Sold
-
Pages
17
Uploaded on
16-12-2025
Written in
2025/2026

Samenvatting bestaat uit info uit slides, notities uit de lessen, voorbeelden en gecorrigeerde stellingen.

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
December 16, 2025
Number of pages
17
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Geldstromen in een bedrijf
Een bedrijf heeft inkomende en uitgaande geldstromen.



I. Inkomende geldstromen
Waar haalt een bedrijf geld vandaan?
Externe middelen
1. Eigen vermogen
o Bestaat uit kapitaal (inbreng van aandeelhouders) en inbreng
buiten kapitaal.
o Aandeelhouders hebben recht op dividend (winstuitkering, beslist
door de algemene vergadering).
o Aandeelhouders kunnen hun inbreng niet zomaar terugvragen,
enkel hun aandelen verkopen.
2. Vreemd vermogen (schulden)
o Lenen bij banken of andere investeerders.
o Verplicht tot terugbetaling en vaste vergoeding (rente).

Interne middelen
 Worden gecreëerd door de eigen bedrijfsactiviteiten.
 Winst: wanneer totale opbrengsten (TO) > totale kosten (TK).
 Verlies: TO < TK.
 Starters hebben vaak negatieve interne middelen en zijn dan afhankelijk
van externe financiering.
Faillissement = ontstaat wanneer het bedrijf zijn schulden niet meer kan
betalen (staking van betaling) en geen nieuwe investeerders vindt →
cashprobleem, niet noodzakelijk verlies.



II. Uitgaande geldstromen
Waar geeft een bedrijf geld aan uit?
Uitgaven aan externe middelen
 Vergoeding eigen vermogen = dividend
 Terugbetaling schulden (leningkapitaal)
 Vergoeding schulden = rente

Uitgaven aan interne middelen
Kosten (OPEX) = uitgaven die op korte termijn inkomsten genereren (bv. lonen,
huur, grondstoffen).
Investeringen (CAPEX) = uitgaven die op lange termijn opbrengsten opleveren
(bv. machines, gebouwen).

,Niet alle uitgaven zijn kosten. Investeringen leveren immers toekomstige
opbrengsten op.



III. Drie financiële basisdocumenten
1. Balans – overzicht van activa (bezittingen) en passiva (financiering).
2. Resultatenrekening (P&L) – toont kosten en opbrengsten.
3. Kasstromentabel (cashflow) – geeft werkelijke inkomende en uitgaande
geldstromen weer.


Kernstellingen
o Aandeelhouders beslissen over winstverdeling → Waar
o Bedrijf met verlies gaat failliet → Niet altijd waar (kan cash hebben)
o Aandeelhouder kan investering terugvragen → Niet waar
o Niet alle uitgaven zijn kosten → Waar



Balans
IV. Principe van de balans
 Passief: waar komt het geld vandaan? (investeerders → eigen of vreemd
vermogen)
 Actief: waar gaat het geld naartoe? (investeringen in bezittingen)
 Evenwicht: Actief = Passief — het geld dat binnenkomt wordt volledig
geïnvesteerd.


V. Opbouw van het passief (financiering)
Eigen vermogen (EV)
 Extern eigen vermogen
Kapitaal / Inbreng = geld van aandeelhouders (≠ cash).
Uitgiftepremies = meerprijs die nieuwe aandeelhouders betalen bij
kapitaalsverhoging.
Herwaarderingsmeerwaarden = stijging van waarde van activa (bv. gebouw
→ passief stijgt ook).
 Intern eigen vermogen
o Winstverwerking door Algemene Vergadering (AV):

1. Dividend = winst wordt uitgekeerd → geld verlaat het bedrijf.
2. Reserves = winst blijft in bedrijf om groei te financieren.

, 3. Overgedragen resultaat = winst of verlies waarvan
beslissing wordt uitgesteld.
Bij verlies daalt het intern eigen vermogen.
💬 Stellingen:
 “Een bedrijf met veel kapitaal heeft veel cash” → ❌ Niet waar
 “Een bedrijf met veel reserves heeft veel geld” → ❌ Niet waar

Vreemd vermogen (VV) of schulden
 Lange termijn (>1 jaar): leningen, hypotheken.
 Korte termijn (<1 jaar): leverancierskrediet, belastingen, btw-schuld.
 Voorzieningen: toekomstige, nog niet betaalde kosten (tussen EV en VV).
💬 Stelling: “Voor sommige schulden betaal je geen interest.” → ✅ Waar (bv.
leveranciers).



VI. Opbouw van het actief (investeringen)
Vaste activa
 Immaterieel: software, licenties, goodwill.
 Materieel: gebouwen, machines, computers → afschrijvingen over jaren.
 Financieel: deelnemingen in andere bedrijven (dochterondernemingen).
💬 Stelling: “Er zijn bedrijven zonder gebouwen of computers.” → ✅ Waar
Vlottend actief
 Voorraden: “voorraad eet cash”, risico op waardevermindering.
 Vorderingen: klanten moeten nog betalen → risico op cashproblemen.
 Cash: liquide middelen (kas, bank, beleggingen KT).
 Werkingskapitaal = voorraad + vorderingen – leveranciers

💬 Stellingen:
 “Een bedrijf met veel cash heeft geen cashproblemen.” → ✅ Waar
 “De meeste bedrijven geven gratis leningen (aan klanten).” → ✅ Waar


VII. Gezonde balans
Een financieel gezonde onderneming heeft:
1. Positief intern eigen vermogen (winst).
2. Intern EV dat groeit doorheen de jaren.
3. Intern EV > 10% van het totale passief.

💬 Stelling: “Om de gezondheid te beoordelen, kijk je eerst naar het intern eigen
vermogen.” → ✅ Waar
💬 Stelling: “Een bedrijf met veel activa is gezond.” → ❌ Niet altijd waar.
$12.65
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
flora161107

Get to know the seller

Seller avatar
flora161107 Thomas More Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1
Member since
2 weeks
Number of followers
0
Documents
6
Last sold
1 week ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions