BESTUURSRECHT
DEEL I: BEGRIP, INDELING, FUNCTIES, KENMERKEN EN BRONNEN
HOOFDSTUK 1: BEGRIP BESTUURSRECHT
3 mogelijke wijzen van omschrijving
o formeel-juridische definitie
o definitie vanuit de relaties die beheerst worden door het bestuursrecht
o omschrijving vanuit de materiële bevoegdheid van het bestuur
Bestuursrecht organieke benadering
o = het bestuursrecht het geheel van rechtsregels mbt de organisatie, de
bevoegdheden en de werking van de organen die met de uitvoerende
macht zijn bekleed
Bestuursrecht functionele benadering
o = erkenning dat instellingen/organen die organiek tot de UM worden
gerekend, niet alleen een rol spelen binnen de tenuitvoerleggingsfunctie,
maar tevens binnen de wetgevende /normatieve functie én voor de
rechtshandhaving en geschiloplossing
Parastatalen
o = zijn tal van functioneel gedecentraliseerde besturen die eigen rechts
persoonlijkheid hebben en die dus losstaan van de Belgische staat,
gemeenschappen en gewesten en ook die zijn bekleed met een deel van
de uitvoerende macht
reglementen
o = besluiten die een algemenen abstracte rechtsregel formuleren die van
toepassing is op een onbepaald aantal personen en/of zaken
Regulatoren in de nutssectoren
o = bepaalde dienst wordt maar door één bedrijf verschaft (monopolie) naar
een vrije markt (meerdere spelers die met elkaar communiceren), is een
correcties op de vrije mededinging
o = authorité administratif independant
Openbare dienst
o = gaat over diensten die op algemene en voortdurende wijze ter
beschikking moeten staan van hele bevolking en waartoe iedereen effectief
toegang moet hebben
HOOFDSTUK 2: INDELING BESTUURSRECHT
Indeling
o Algemeen bestuursrecht
Globale, overkoepelende thema’s van bestuursrecht
Hoofdzakelijk belang rechtspraak Raad van State
o Bijzonder bestuursrecht
Specifieke, sectorale regelingen
1
, Toenemend belang rechtspraak bijzondere bestuurlijke
rechtscolleges
HOOFDSTUK 3: FUNCTIES VH BESTUURSRECHT
Functies van het bestuursrecht
o Legitimerende functie
bieden van rechtsbasis voor bestuur, gelet op legaliteitsbeginsel →
een bestuur moet altijd een grondslag vinden in de grondwet of in
een wetskrachtige norm alvorens het een beslissing kan nemen
bieden van rechtsbasis voor bestuur, gelet op legaliteitsbeginsel
o Waarborgfunctie
waarborgen voor bestuurden in hun relatie tot het bestuur,
waarborgen dat de overheid of het bestuur de beslissing zorgvuldig
gaat nemen, onze rechten gaat respecteren, welke die rechten zijn
en hoe we die kunnen aanvechten (democratie – rechtsstaat)
o Instrumentele functie
het bestuursrecht helpt het overheidsbeleid te realiseren
HOOFDSTUK 4: KENMERKEN VAN HET BESTUURSRECHT
AFD 1: AUTONOMIE EN EIGENHEID VAN HET BESTUURSRECHT
bestuursrecht wordt als uitzonderingsrecht gezien wegens
o 1) Prerogatieven van de overheid
de overheid geniet bepaalde prerogatieven (voorrechten) in haar
relatie tot ons als bestuurden (burgers), dat zijn een aantal dingen
die een overheid kan doen in die relatie die wij als burgers in onze
onderlinge relatie niet kunnen
o 2) Specifieke verplichtingen voor de overheid
o 3) Afwijkingen van het gemene recht
Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen (EBR)
o = rechtsfiguur die de ovh kan hanteren en die u en ik t.o.v. elkaar niet
kunnen hanteren
Eenzijdige: zonder instemming bestuurde
Bestuurlijke: uitgaande van een bestuur
Rechtshandeling: handeling die rechtsgevolgen beoogt of belet dat
rechtsgevolgen tot stand komen
Wetten van de openbare dienst
o Veranderlijkheidsbeginsel: ovh mag beleid naar toekomst toe ten alle tijden
veranderen
o Continuïteitsbeginsel: beginsel dat ovh kan inroepen om bepaalde zaken te
doen, die zij onder normale omstandigheden niet zou kunnen doen, om de
continuïteit vd dienst te kunnen vrijwaren en het verklaart ook het bestaan
van bepaalde rechtsfiguren
Not In My Backyard syndroom
o Noodzaak tot het vrijwaren van het algemeen belang
2
,AFD 2: MEERGELAAGDHEID VAN HET BESTUURSRECHT (MULTILEVEL
GOVERNANCE)
= de evolutie naar een grotere betrokkenheid van diverse niet statelijke of semi-statelijke
actoren in de publieke besluitvorming & de evolutie naar méér politieke niveaus met een
invloed op het bestuursrecht (internationaal, supranationaal, Europees, nationaal,
deelstatelijk, lokaal, …)
Opmars Europees bestuursrecht - drieledige betekenis:
1. Bestuursrecht van de instellingen van de EU
2. EU-wetgeving die nationale recht beïnvloedt, bv. Dienstenrichtlijn,
overheidsopdrachtenregelgeving,… →harmonisering bestuursrecht
3. Gemeenschappelijke regels en beginselen van Europese landen →
harmonisering BR
HOOFDSTUK 5: BRONNEN VAN HET BESTUURSRECHT
AFD1: METAPRINCIPES OF WAARDEN
= waarden die op zichzelf geen positief recht zijn, maar die het bestuursrecht of de
bronnen van het bestuursrecht voeden (metaconstitutionele principes + principes van
good governance)
(Meta)constitutionele principes
o Constitutionalism: staatsmachten bestaan en functioneren maar bij gratie
van Constitutie – scheiding der machten
o Rechtsstaatbeginsel (rule of law): overheid is ondergeschikt aan het recht,
handelen moet gesteund zijn op een rechtsgrondslag
o Democratie: representatieve, directe, participatieve, deliberatieve
democratie
Principes van good governance
o = Geen hard recht waarvan je naleving kan claimen voor rechter: het ziojn
ethische waarden (moraal), beleidsdoelstellingen met een interpretatieve
en inspirerende waarde
Rekenschapsbeginsel (accountability): moet verantwoording
afgelegd worden over de uit oefening van bestuurlijke
bevoegdheden
Participatiebeginsel: overheid moet burgers horen
Transparantiebeginsel: open overheid, overheid moet doorzichtig
zijn en tonen waarmee ze bezig is en moet openstaan voor kritiek
Integriteitsbeginsel: besturen, hun mandatarissen en hun
personeelsleden moeten steeds on bevoordeeld en zonder
belangenvermenging handelen
Effectiviteitsbeginsel: de overheid moet handelen met het oog op
het effectief verwerven van haar doelstellingen
AFD2: BRONNEN POSITIEF BESTUURSRECHT
= formele rechtsbronnen waarop je je kan beroepen bij rechter en die je bij de rechter
ook kan afdwingen
Internationaal en supranationaal recht
3
, Grondwet
Bijzondere (meerderheids)wetten
Wetten, decreten en ordonnanties
Beginselen van behoorlijk bestuur
Reglementen (besluiten/verordeningen)
o = besluiten met algemene strekking die abstracte rechtsregel formuleren,
bedoeld om in onbepaald aantal gevallen te w toegepast, wetgeving in
materiële zin van het woord
Pseudo-wetgeving (omzendbrieven)
= verzamelnaam vr heel wat documenten die verschillende benamingen kunnen
krijgen
Rechtspraak
Gewoonte
Billijkheid
DEEL II: BESLUITVORMINGSINSTRUMENTARIUM
H1: INLEIDING: PUBLIEK- VS PRIVAATRECHTELIJKE ACTIEMIDDELEN VAN DE
OVERHEID
beschikt de overheid over allerlei instrumenten
o 1 rechtshandelingen
= handelingen die beogen rechtsgevolgen te creëren of dat juist te
vermijden
o 2 feitelijke handelingen
= beogen geen rechtsgevolgen, maar kunnen wel rechtsgevolgen
hebben
o 3 pseudowetgeving (soft law)
= dat is eenzijdig en publiekrechtelijk instrument en in beginsel
geen RH
H2: DE EENZIJDIGE BESTUURLIJKE RECHTSHANDELING (EBR) EN DE
PSEUDOWETGEVING
= een eenzijdige handeling, uitgaande van een bestuur, die de rechtstoestand van de
bestuurde wijzigt, dan wel belet dat deze wordt gewijzigd
EBR
o Eenzijdig
o Bestuurlijk
o Rechtshandeling
EENZIJDIGE
De instemming van de bestuurde is niet vereist
o Nuancering 1: “gradaties v eenzijdigheid” nrgeleng de
betrokkenheid/inbreng v besturde
Pâques: drie types EBR:
1. Décisions exécutoires: het initiatief voor deze beslissingen
gaat uit van het bestuur
2. Autorisations de police: het initiatief komt van de burger
3. Acte unilatéral, relation consensuelle mais non
contractuelle: het initiatief komt van de burger
4
DEEL I: BEGRIP, INDELING, FUNCTIES, KENMERKEN EN BRONNEN
HOOFDSTUK 1: BEGRIP BESTUURSRECHT
3 mogelijke wijzen van omschrijving
o formeel-juridische definitie
o definitie vanuit de relaties die beheerst worden door het bestuursrecht
o omschrijving vanuit de materiële bevoegdheid van het bestuur
Bestuursrecht organieke benadering
o = het bestuursrecht het geheel van rechtsregels mbt de organisatie, de
bevoegdheden en de werking van de organen die met de uitvoerende
macht zijn bekleed
Bestuursrecht functionele benadering
o = erkenning dat instellingen/organen die organiek tot de UM worden
gerekend, niet alleen een rol spelen binnen de tenuitvoerleggingsfunctie,
maar tevens binnen de wetgevende /normatieve functie én voor de
rechtshandhaving en geschiloplossing
Parastatalen
o = zijn tal van functioneel gedecentraliseerde besturen die eigen rechts
persoonlijkheid hebben en die dus losstaan van de Belgische staat,
gemeenschappen en gewesten en ook die zijn bekleed met een deel van
de uitvoerende macht
reglementen
o = besluiten die een algemenen abstracte rechtsregel formuleren die van
toepassing is op een onbepaald aantal personen en/of zaken
Regulatoren in de nutssectoren
o = bepaalde dienst wordt maar door één bedrijf verschaft (monopolie) naar
een vrije markt (meerdere spelers die met elkaar communiceren), is een
correcties op de vrije mededinging
o = authorité administratif independant
Openbare dienst
o = gaat over diensten die op algemene en voortdurende wijze ter
beschikking moeten staan van hele bevolking en waartoe iedereen effectief
toegang moet hebben
HOOFDSTUK 2: INDELING BESTUURSRECHT
Indeling
o Algemeen bestuursrecht
Globale, overkoepelende thema’s van bestuursrecht
Hoofdzakelijk belang rechtspraak Raad van State
o Bijzonder bestuursrecht
Specifieke, sectorale regelingen
1
, Toenemend belang rechtspraak bijzondere bestuurlijke
rechtscolleges
HOOFDSTUK 3: FUNCTIES VH BESTUURSRECHT
Functies van het bestuursrecht
o Legitimerende functie
bieden van rechtsbasis voor bestuur, gelet op legaliteitsbeginsel →
een bestuur moet altijd een grondslag vinden in de grondwet of in
een wetskrachtige norm alvorens het een beslissing kan nemen
bieden van rechtsbasis voor bestuur, gelet op legaliteitsbeginsel
o Waarborgfunctie
waarborgen voor bestuurden in hun relatie tot het bestuur,
waarborgen dat de overheid of het bestuur de beslissing zorgvuldig
gaat nemen, onze rechten gaat respecteren, welke die rechten zijn
en hoe we die kunnen aanvechten (democratie – rechtsstaat)
o Instrumentele functie
het bestuursrecht helpt het overheidsbeleid te realiseren
HOOFDSTUK 4: KENMERKEN VAN HET BESTUURSRECHT
AFD 1: AUTONOMIE EN EIGENHEID VAN HET BESTUURSRECHT
bestuursrecht wordt als uitzonderingsrecht gezien wegens
o 1) Prerogatieven van de overheid
de overheid geniet bepaalde prerogatieven (voorrechten) in haar
relatie tot ons als bestuurden (burgers), dat zijn een aantal dingen
die een overheid kan doen in die relatie die wij als burgers in onze
onderlinge relatie niet kunnen
o 2) Specifieke verplichtingen voor de overheid
o 3) Afwijkingen van het gemene recht
Eenzijdige bestuurlijke rechtshandelingen (EBR)
o = rechtsfiguur die de ovh kan hanteren en die u en ik t.o.v. elkaar niet
kunnen hanteren
Eenzijdige: zonder instemming bestuurde
Bestuurlijke: uitgaande van een bestuur
Rechtshandeling: handeling die rechtsgevolgen beoogt of belet dat
rechtsgevolgen tot stand komen
Wetten van de openbare dienst
o Veranderlijkheidsbeginsel: ovh mag beleid naar toekomst toe ten alle tijden
veranderen
o Continuïteitsbeginsel: beginsel dat ovh kan inroepen om bepaalde zaken te
doen, die zij onder normale omstandigheden niet zou kunnen doen, om de
continuïteit vd dienst te kunnen vrijwaren en het verklaart ook het bestaan
van bepaalde rechtsfiguren
Not In My Backyard syndroom
o Noodzaak tot het vrijwaren van het algemeen belang
2
,AFD 2: MEERGELAAGDHEID VAN HET BESTUURSRECHT (MULTILEVEL
GOVERNANCE)
= de evolutie naar een grotere betrokkenheid van diverse niet statelijke of semi-statelijke
actoren in de publieke besluitvorming & de evolutie naar méér politieke niveaus met een
invloed op het bestuursrecht (internationaal, supranationaal, Europees, nationaal,
deelstatelijk, lokaal, …)
Opmars Europees bestuursrecht - drieledige betekenis:
1. Bestuursrecht van de instellingen van de EU
2. EU-wetgeving die nationale recht beïnvloedt, bv. Dienstenrichtlijn,
overheidsopdrachtenregelgeving,… →harmonisering bestuursrecht
3. Gemeenschappelijke regels en beginselen van Europese landen →
harmonisering BR
HOOFDSTUK 5: BRONNEN VAN HET BESTUURSRECHT
AFD1: METAPRINCIPES OF WAARDEN
= waarden die op zichzelf geen positief recht zijn, maar die het bestuursrecht of de
bronnen van het bestuursrecht voeden (metaconstitutionele principes + principes van
good governance)
(Meta)constitutionele principes
o Constitutionalism: staatsmachten bestaan en functioneren maar bij gratie
van Constitutie – scheiding der machten
o Rechtsstaatbeginsel (rule of law): overheid is ondergeschikt aan het recht,
handelen moet gesteund zijn op een rechtsgrondslag
o Democratie: representatieve, directe, participatieve, deliberatieve
democratie
Principes van good governance
o = Geen hard recht waarvan je naleving kan claimen voor rechter: het ziojn
ethische waarden (moraal), beleidsdoelstellingen met een interpretatieve
en inspirerende waarde
Rekenschapsbeginsel (accountability): moet verantwoording
afgelegd worden over de uit oefening van bestuurlijke
bevoegdheden
Participatiebeginsel: overheid moet burgers horen
Transparantiebeginsel: open overheid, overheid moet doorzichtig
zijn en tonen waarmee ze bezig is en moet openstaan voor kritiek
Integriteitsbeginsel: besturen, hun mandatarissen en hun
personeelsleden moeten steeds on bevoordeeld en zonder
belangenvermenging handelen
Effectiviteitsbeginsel: de overheid moet handelen met het oog op
het effectief verwerven van haar doelstellingen
AFD2: BRONNEN POSITIEF BESTUURSRECHT
= formele rechtsbronnen waarop je je kan beroepen bij rechter en die je bij de rechter
ook kan afdwingen
Internationaal en supranationaal recht
3
, Grondwet
Bijzondere (meerderheids)wetten
Wetten, decreten en ordonnanties
Beginselen van behoorlijk bestuur
Reglementen (besluiten/verordeningen)
o = besluiten met algemene strekking die abstracte rechtsregel formuleren,
bedoeld om in onbepaald aantal gevallen te w toegepast, wetgeving in
materiële zin van het woord
Pseudo-wetgeving (omzendbrieven)
= verzamelnaam vr heel wat documenten die verschillende benamingen kunnen
krijgen
Rechtspraak
Gewoonte
Billijkheid
DEEL II: BESLUITVORMINGSINSTRUMENTARIUM
H1: INLEIDING: PUBLIEK- VS PRIVAATRECHTELIJKE ACTIEMIDDELEN VAN DE
OVERHEID
beschikt de overheid over allerlei instrumenten
o 1 rechtshandelingen
= handelingen die beogen rechtsgevolgen te creëren of dat juist te
vermijden
o 2 feitelijke handelingen
= beogen geen rechtsgevolgen, maar kunnen wel rechtsgevolgen
hebben
o 3 pseudowetgeving (soft law)
= dat is eenzijdig en publiekrechtelijk instrument en in beginsel
geen RH
H2: DE EENZIJDIGE BESTUURLIJKE RECHTSHANDELING (EBR) EN DE
PSEUDOWETGEVING
= een eenzijdige handeling, uitgaande van een bestuur, die de rechtstoestand van de
bestuurde wijzigt, dan wel belet dat deze wordt gewijzigd
EBR
o Eenzijdig
o Bestuurlijk
o Rechtshandeling
EENZIJDIGE
De instemming van de bestuurde is niet vereist
o Nuancering 1: “gradaties v eenzijdigheid” nrgeleng de
betrokkenheid/inbreng v besturde
Pâques: drie types EBR:
1. Décisions exécutoires: het initiatief voor deze beslissingen
gaat uit van het bestuur
2. Autorisations de police: het initiatief komt van de burger
3. Acte unilatéral, relation consensuelle mais non
contractuelle: het initiatief komt van de burger
4