en Maan
HOOFDSTUK 1: De Aardrotatie
1. WAARNEMINGEN
1.1. De zon overdag
Dagboog
schijnbare beweging wan de zon aan de hemelkoepel
Zon komt op in het OOSTEN
bereikt haar hoogste stand in het ZUIDEN (culminatie)
middag
gaat onder in het WESTEN
Culminatiehoogte (CH) punt waar de zon haar grootste hoogte
bereikt boven de horizon bereikt. Tijdens de middag, zon staat dan in het
ZUIDEN.
Zenit het punt loodrecht boven de waarnemer op de hemelkoepel
,50° noorderbreedte (N), verandert de dagboog elke dag een beetje:
20 maart + 23 september (lente – en herfstevening) dag en nacht
= 12u:
- Zon kom op OOSTEN
- Culmineert ZUIDEN, op 40° hoogte
- Gaat onder WESTEN
- EQUINOX
21 juni (begin zomer) dag > nacht (16u dag / 8u nacht):
- Zon komt op NOORDOOSTEN
- Culmineert 63°26’ in het ZUIDEN
- Gaat onder NOORDWEST
22 december (begin winter) dag < nacht (8u dag / 16u nacht):
- Zon komt op ZUIDOOST
- Culmineert 16° 34’ in het ZUIDEN
- Gaat onder ZUIDWESTEN
1.2. De sterrenhemel tijdens de nacht
De sterren vertonen, net als de zon, een schijnbare beweging aan de
hemelkoepel.
- Ze komen op in het oosten
- Gaan onder in het westen
Waarbij ze schijnbaar rond 1 centraal punt op de hemelkoepel bewegen
De Poolster:
Deze staat in het verlengde van de aardas.
2. VAN SCHIJNBEWEGING NAAR ECHTE BEWEGING
De zon beweegt schijnbaar van oost naar west
Als dat een schijnbeweging is voor ons op aarde, dan beweegt de
aarde in de tegenovergestelde richting.
Die beweging is de rotatie of dagelijkse wenteling van de aarde
om haar as.
Dat is de echte beweging de aardrotatie van west naar oost.
, - De denkbeeldige aardas loopt doorheen de Noord- en de Zuidpool
- De volledige omwenteling duurt 24 uur = dat is 1 etmaal
3. GEVOLGEN VAN DE AARDROTATIE
3.1. Plaatsbepaling op aarde
global positioning system gps
= breedte cirkel
0 – meridiaan 90°
II meridiaan NB
180° WL Evenaar 180° OL
90°
90° NB – 90°ZB 180° = 20.000 ZB
km
1° = 111,11km
1 mijl = 1,852 km
1 zee mijl = 1/60 van 1° 1 zeemijl = 1’ min
De breedteligging van een punt op aarde (fie) wordt bepaald door de hoek
tussen het evenaarsvlak en het gevraagde punt, gemeten vanuit het
middelpunt van het aarde.
De lengteligging van een punt (landa) wordt bepaald door de hoek tussen
het nul meridiaan vlak en het gevraagde punt, gemeten vanuit het
middelpunt van de aarde.