1VRK4: Anatomie, Fysiologie Gezonde mens – Module 2
Zenuwstelsel
Indeling
zenuwstelsel
Functionele indeling Ø Somatisch deel: betrokken bij vrijwillige acties
zenuwstelsel Ø Autonoom deel: controle voeren over grote verscheidenheid aan onvrijwillige functies
Anatomische indeling Ø Centraal zenuwstelsel (CZS)
zenuwstelsel - Medulla spinalis
- Hersenstam
g Medulla oblongata (verlengde merg)
g Pons
g Cerebellum
g Mesencephalon
- Diencephalon: thalamus en hypothalamus
- Cerebrum (grote hersenen)
Ø Perifeer zenuwstelsel (PZS)
- nervi spinalis (32 paar)
- Nervi cranialis (12 paar)
- Sympathische grensstreng: truncus sympathicus
Fysiologische indeling Ø Indeling naar soort integratie
zenuwstelsel Ø Indeling naar hiërarchie
Ø Indeling naar richting van signaal
Indeling naar soort Ø Vegetatief – autonoom – onwillekeurig
integratie - Zorgen voor instandhouding lichaam dmv controle
- 2 afzonderlijke stelsels (OS/PS) en coördinatie ertussen
Ø Willekeurig – animaal zenuwstelsel
- Regelt wisselwerking individu en omgeving
Indeling naar hiërarchie Ø Basaal niveau
- Contact tussen spieren, zenuwen en ruggenmerg
- Reflexen
- Medulla spinalis en medulla oblongata
- Vanaf geboorte aanwezig
Ø Hoger niveau
- Contact met hersenen vanaf pons en hoger gelegen delen à mesencephalon, cerebellum,
cerebrum
- Na geboorte verder ontwikkelen
1
, Indeling naar richting van Ø Afferente zenuwen
signaal - Van PZS naar CZS
- Voor CZS opstijgende banen
Ø Efferente zenuwen
- Van CZS naar PZS
- Voor CZS afdalende banen
Ø Schakelbanen
- Tussen 2 zenuwen in CZS
Bouw van ‘zenuw’
Soorten zenuwcellen Ø Neuronen = geleidingscellen = zenuwcellen
Ø Gliacellen = neurogliacellen = steuncellen
Ø Verhouding 1/10
Bouw van neuron
Cellichaam Ø Cellichaam met: celkern, nucleoli, ER, golgi-apparaat
Ø Uitlopers: hol vol cytoplasma
- Verschillende korte = dendrieten
- 1 lange = neuriet
Dendrieten Ø Vertakte uitlopers à eindigen in gespecialiseerde sensorische receptoren (of synaps vormen
met naburige neuronen)
Ø Niet gemyeliniseerd à heeft geen steuncellen
Ø Functie
- Signalen ontvangen van andere zenuwcellen
- Signaal doorgeven aan cellichaam
Neurieten Ø Lange uitloper neuron à bestaat uit: axon + myelineschede (isolerende functie) en
telodendriën + eindknopjes
Ø Heeft steuncellen à cellen van Schwann/gliacel in CZS
Ø Functie
- Leiden signaal van cellichaam af naar telodendriën
Lokalisatie neuronen in Ø Algemeen: gelokaliseerd in CZS (grijze stof)
lichaam Ø Behalve cellichamen van meest primaire sensorische neuronen en terminale effectorneuronen
autonoom stelsel à gegroepeerd in ganglia die op bepaalde plaatsen in periferie van lichaam
gelegen zijn
Ø Cfr memo-technisch schema
W —————————————<AC p
PS —————————< AC n —<AC m
OS ——< AC n ———————<NOR a b
Verschillende soorten Ø Motorische neuronen
Neuronen Ø Sensorische neuronen
Ø Schakelneuronen
2
,Soorten zenuwcellen Ø Neuronen = geleidingscellen = zenuwcellen
Ø Gliacellen = neurogliacellen = steuncellen
- Perifeer zenuwstelsel
g Cellen van Schwann
- Centraal zenuwstelsel
g Astrocyt
g Oligodendrocyt
g Microgliacel
Bouw gliacellen Ø Gliacellen in perifeer zenuwstelsel = Cellen van Schwann
- Myelineschede individueel axon gevormd door meerdere Schwanncellen
- Tussen Schwanncellen onderbreking in myelineschede = “knopen van Ranvier”
- Actiepotentiaal zal sprongsgewijze van ene knoop naar andere voortbewegen
= saltatorische geleiding
g Afstand knoop van Ranvier evenredigheid tot diameter van axon (0,3-2 mm bij
grootste vezels)
g Saltatorische geleiding gebeurt met hogere snelheid en minder energieverlies dan
gewone progressieve geleiding à meer efficiënt
Ø Gliacellen in centraal zenuwstelsel
- Astrocyt
g Even groot als neuron met grootste aantal stervormige uitlopers
g Voetjes op einde uitlopers staan in verbinding met: wand neuronen en wand
capillairen
g Functie: uitwisseling stoffen tussen zenuwen en bloedbaan
- Oligodendrocyt
g Kleine cel met weinig vertakte uitlopers
g Functie: vorming myelineschede
- Microgliacel
g Kleinste cel met korte vertakte uitlopers
g Bewegen als spinnetjes met uitlopers tussen zenuwweefsel door
g Functie: fagocyterend
Myelinisatie naar gelang Ø Thv perifeer zenuwstelsel: alle axonen omgeven door gespecialiseerde cellen
lokalisatie in lichaam (Schwanncellen) à wijze waarop = afhankelijk van diameter van axon
- Axonen kleine diameter à enkel omgeven door cytoplasma Schwanncel (vezels niet-
gemyeliniseerd)
- Axonen grote diameter à omgeven door aantal concentrische lagen plasmamembraan
Schwanncel: geheel van lagen vormt myelineschede (vezels gemyeliniseerd)
Ø Thv centraal zenuwstelsel: myelinisatie op gelijkaardige manier à oligodendrocyten die
myelineschede vormen
- Bij gemyeliniseerde vezels geleidingssnelheid hoger dan bij ongemyeliniseerde vezels
met eenzelfde axondiameter
Definities bij anatomie van zenuwstelsel
Witte stof Ø Witte stof
Grijze stof - Bevat gemyeliniseerde neurieten
- Myeline geeft witte kleur
- Functie: geleidingswegen opgebouwd uit neuriet omgeven door cel van Schwann of
oligodendrocyt
Ø Grijze stof
- Verkleuring zenuwstelsel à plaats cellichamen en dendrieten
- Functie: schakelcentra
3
, Nervus en Ø Zenuw = nervus
Tractus - Bestaat uit honderden axonen
- Behoort tot perifeer zenuwstelsel
- Witte stof
- Bevat zowel afferente als efferente zenuwen
- = gemende zenuw
- Structuur nervus
g Endoneurium: bindweefselmantel rond myeline
g Perineurium: bindweefselmantel rond groep zenuwvezels = zenuwbundel
g Epineurium: bindweefselmantel rond meerdere zenuwbundels = zenuw
Ø Tractus = baan
- Bundel gemyeliniseerde axonen in CZS
- Behoort tot centraal zenuwstelsel
- Witte stof
- Soorten tractus
g Ascenderende = opstijgende banen
g Descenderende = afdalende banen
- Korte banen in m. spinalis
- Associatiebanen in cerebrum
- Commissuren in cerebrum
Nucleus en Ø Nucleus = kern
Ganglion - Verzameling zenuwcellichamen en dendrieten binnen centraal zenuwstelsel
- Grijze stof
Ø Ganglion = zenuwknoop
- Zenuwcellichamen buiten centraal zenuwstelsel
- Grijze stof
- Enkel bij autonoom zenuwstelsel
g Ganglia OS: paravertebrale ganglia à liggen binnen wervelkanaal (verbonden als
grensstreng)
g Ganglia PS: dicht bij doelorgaan
Fysiologie van zenuwstelsel
Prikkels en actiepotentialen Prikkel: stimulus
Rustpotentiaal à actiepotentiaal
Prikkel: permeabiliteit natrium stijgt
Natrium influx: depolarisatie
Voortschrijding naar naburige cellen
Kalium efflux: repolarisatie
Prikkelvorming in Ø Signalen
zenuwstelsel - Uit buitenwereld
- Uit lichaam zelf
Ø Opgevangen door
- Perifere sensorische neuronen
- Dendrieten
- Zintuig
Ø Worden overgedragen aan andere cellen
Actiepotentiaal in neuron Ø Alles of niets principe: ‘je hebt het of je hebt het niet’
Ø Drempel van respons
Prikkelgeleiding Ø Voortgeleiding actiepotentiaal komt tot stand door: ladingstransport binnen cel
Ø Inwendige cel positief à veroorzaakt: transport van lading in lengterichting van axon
Ø Refractaire periode verhindert dat actiepotentiaal terugkeert
Geleidingssnelheid Ø Saltatoire impulsgeleiding duurt steeds even lang
Ø Afhankelijk: hoever insnoeringen van Ranvier van elkaar liggen gaat geleidingsnelheid dalen
Ø Dunne vezels: zonder myeline 1,5 tot 2 m/s
Ø Dikste vezels: 90 m/s
Impulsoverdracht Ø Neuromusculaire transmissie
- Motorische eindplaat
- Neurotransmitter: acetylcholine
4
Zenuwstelsel
Indeling
zenuwstelsel
Functionele indeling Ø Somatisch deel: betrokken bij vrijwillige acties
zenuwstelsel Ø Autonoom deel: controle voeren over grote verscheidenheid aan onvrijwillige functies
Anatomische indeling Ø Centraal zenuwstelsel (CZS)
zenuwstelsel - Medulla spinalis
- Hersenstam
g Medulla oblongata (verlengde merg)
g Pons
g Cerebellum
g Mesencephalon
- Diencephalon: thalamus en hypothalamus
- Cerebrum (grote hersenen)
Ø Perifeer zenuwstelsel (PZS)
- nervi spinalis (32 paar)
- Nervi cranialis (12 paar)
- Sympathische grensstreng: truncus sympathicus
Fysiologische indeling Ø Indeling naar soort integratie
zenuwstelsel Ø Indeling naar hiërarchie
Ø Indeling naar richting van signaal
Indeling naar soort Ø Vegetatief – autonoom – onwillekeurig
integratie - Zorgen voor instandhouding lichaam dmv controle
- 2 afzonderlijke stelsels (OS/PS) en coördinatie ertussen
Ø Willekeurig – animaal zenuwstelsel
- Regelt wisselwerking individu en omgeving
Indeling naar hiërarchie Ø Basaal niveau
- Contact tussen spieren, zenuwen en ruggenmerg
- Reflexen
- Medulla spinalis en medulla oblongata
- Vanaf geboorte aanwezig
Ø Hoger niveau
- Contact met hersenen vanaf pons en hoger gelegen delen à mesencephalon, cerebellum,
cerebrum
- Na geboorte verder ontwikkelen
1
, Indeling naar richting van Ø Afferente zenuwen
signaal - Van PZS naar CZS
- Voor CZS opstijgende banen
Ø Efferente zenuwen
- Van CZS naar PZS
- Voor CZS afdalende banen
Ø Schakelbanen
- Tussen 2 zenuwen in CZS
Bouw van ‘zenuw’
Soorten zenuwcellen Ø Neuronen = geleidingscellen = zenuwcellen
Ø Gliacellen = neurogliacellen = steuncellen
Ø Verhouding 1/10
Bouw van neuron
Cellichaam Ø Cellichaam met: celkern, nucleoli, ER, golgi-apparaat
Ø Uitlopers: hol vol cytoplasma
- Verschillende korte = dendrieten
- 1 lange = neuriet
Dendrieten Ø Vertakte uitlopers à eindigen in gespecialiseerde sensorische receptoren (of synaps vormen
met naburige neuronen)
Ø Niet gemyeliniseerd à heeft geen steuncellen
Ø Functie
- Signalen ontvangen van andere zenuwcellen
- Signaal doorgeven aan cellichaam
Neurieten Ø Lange uitloper neuron à bestaat uit: axon + myelineschede (isolerende functie) en
telodendriën + eindknopjes
Ø Heeft steuncellen à cellen van Schwann/gliacel in CZS
Ø Functie
- Leiden signaal van cellichaam af naar telodendriën
Lokalisatie neuronen in Ø Algemeen: gelokaliseerd in CZS (grijze stof)
lichaam Ø Behalve cellichamen van meest primaire sensorische neuronen en terminale effectorneuronen
autonoom stelsel à gegroepeerd in ganglia die op bepaalde plaatsen in periferie van lichaam
gelegen zijn
Ø Cfr memo-technisch schema
W —————————————<AC p
PS —————————< AC n —<AC m
OS ——< AC n ———————<NOR a b
Verschillende soorten Ø Motorische neuronen
Neuronen Ø Sensorische neuronen
Ø Schakelneuronen
2
,Soorten zenuwcellen Ø Neuronen = geleidingscellen = zenuwcellen
Ø Gliacellen = neurogliacellen = steuncellen
- Perifeer zenuwstelsel
g Cellen van Schwann
- Centraal zenuwstelsel
g Astrocyt
g Oligodendrocyt
g Microgliacel
Bouw gliacellen Ø Gliacellen in perifeer zenuwstelsel = Cellen van Schwann
- Myelineschede individueel axon gevormd door meerdere Schwanncellen
- Tussen Schwanncellen onderbreking in myelineschede = “knopen van Ranvier”
- Actiepotentiaal zal sprongsgewijze van ene knoop naar andere voortbewegen
= saltatorische geleiding
g Afstand knoop van Ranvier evenredigheid tot diameter van axon (0,3-2 mm bij
grootste vezels)
g Saltatorische geleiding gebeurt met hogere snelheid en minder energieverlies dan
gewone progressieve geleiding à meer efficiënt
Ø Gliacellen in centraal zenuwstelsel
- Astrocyt
g Even groot als neuron met grootste aantal stervormige uitlopers
g Voetjes op einde uitlopers staan in verbinding met: wand neuronen en wand
capillairen
g Functie: uitwisseling stoffen tussen zenuwen en bloedbaan
- Oligodendrocyt
g Kleine cel met weinig vertakte uitlopers
g Functie: vorming myelineschede
- Microgliacel
g Kleinste cel met korte vertakte uitlopers
g Bewegen als spinnetjes met uitlopers tussen zenuwweefsel door
g Functie: fagocyterend
Myelinisatie naar gelang Ø Thv perifeer zenuwstelsel: alle axonen omgeven door gespecialiseerde cellen
lokalisatie in lichaam (Schwanncellen) à wijze waarop = afhankelijk van diameter van axon
- Axonen kleine diameter à enkel omgeven door cytoplasma Schwanncel (vezels niet-
gemyeliniseerd)
- Axonen grote diameter à omgeven door aantal concentrische lagen plasmamembraan
Schwanncel: geheel van lagen vormt myelineschede (vezels gemyeliniseerd)
Ø Thv centraal zenuwstelsel: myelinisatie op gelijkaardige manier à oligodendrocyten die
myelineschede vormen
- Bij gemyeliniseerde vezels geleidingssnelheid hoger dan bij ongemyeliniseerde vezels
met eenzelfde axondiameter
Definities bij anatomie van zenuwstelsel
Witte stof Ø Witte stof
Grijze stof - Bevat gemyeliniseerde neurieten
- Myeline geeft witte kleur
- Functie: geleidingswegen opgebouwd uit neuriet omgeven door cel van Schwann of
oligodendrocyt
Ø Grijze stof
- Verkleuring zenuwstelsel à plaats cellichamen en dendrieten
- Functie: schakelcentra
3
, Nervus en Ø Zenuw = nervus
Tractus - Bestaat uit honderden axonen
- Behoort tot perifeer zenuwstelsel
- Witte stof
- Bevat zowel afferente als efferente zenuwen
- = gemende zenuw
- Structuur nervus
g Endoneurium: bindweefselmantel rond myeline
g Perineurium: bindweefselmantel rond groep zenuwvezels = zenuwbundel
g Epineurium: bindweefselmantel rond meerdere zenuwbundels = zenuw
Ø Tractus = baan
- Bundel gemyeliniseerde axonen in CZS
- Behoort tot centraal zenuwstelsel
- Witte stof
- Soorten tractus
g Ascenderende = opstijgende banen
g Descenderende = afdalende banen
- Korte banen in m. spinalis
- Associatiebanen in cerebrum
- Commissuren in cerebrum
Nucleus en Ø Nucleus = kern
Ganglion - Verzameling zenuwcellichamen en dendrieten binnen centraal zenuwstelsel
- Grijze stof
Ø Ganglion = zenuwknoop
- Zenuwcellichamen buiten centraal zenuwstelsel
- Grijze stof
- Enkel bij autonoom zenuwstelsel
g Ganglia OS: paravertebrale ganglia à liggen binnen wervelkanaal (verbonden als
grensstreng)
g Ganglia PS: dicht bij doelorgaan
Fysiologie van zenuwstelsel
Prikkels en actiepotentialen Prikkel: stimulus
Rustpotentiaal à actiepotentiaal
Prikkel: permeabiliteit natrium stijgt
Natrium influx: depolarisatie
Voortschrijding naar naburige cellen
Kalium efflux: repolarisatie
Prikkelvorming in Ø Signalen
zenuwstelsel - Uit buitenwereld
- Uit lichaam zelf
Ø Opgevangen door
- Perifere sensorische neuronen
- Dendrieten
- Zintuig
Ø Worden overgedragen aan andere cellen
Actiepotentiaal in neuron Ø Alles of niets principe: ‘je hebt het of je hebt het niet’
Ø Drempel van respons
Prikkelgeleiding Ø Voortgeleiding actiepotentiaal komt tot stand door: ladingstransport binnen cel
Ø Inwendige cel positief à veroorzaakt: transport van lading in lengterichting van axon
Ø Refractaire periode verhindert dat actiepotentiaal terugkeert
Geleidingssnelheid Ø Saltatoire impulsgeleiding duurt steeds even lang
Ø Afhankelijk: hoever insnoeringen van Ranvier van elkaar liggen gaat geleidingsnelheid dalen
Ø Dunne vezels: zonder myeline 1,5 tot 2 m/s
Ø Dikste vezels: 90 m/s
Impulsoverdracht Ø Neuromusculaire transmissie
- Motorische eindplaat
- Neurotransmitter: acetylcholine
4