HFD 3
3.1
● Er zijn verschillende indicatoren voor de economische ontwikkeling van regio´s:
- BBP/BRP per inwoner, uitgedrukt in koopkracht.
- VN-ontwikkelingsindex → welvaart, (bbp in koopkracht), scholingsniveau,
gezondheid (levensverwachting) en inkomen.
- Samenstelling van beroepsbevolking → het aandeel in de
beroepsbevolking is veelzeggend, maar uitkijken met de tertiaire sector in
ontwikkelingslanden.
- De arbeidsproductiviteit blijkt uit vergelijking van sectoren qua beroepsbevolking en
hun bijdrage aan het bbp.
● De verdeling van de beroepsbevolking van kernland Duitsland, perifeer land Egypte
en transitieland Tsjechië verschillen per primaire sector.
- De jaarlijkse overstromingen zorgen voor vruchtbaar land in Egypte.
- Het aandeel werkers in de landbouw daalt geleidelijk, wat zeer kenmerkend is voor
de landbouw: zeer arbeidsintensief, lage productiviteit per koopkracht, kleine
gemiddelde bedrijfsoppervlakte.
- Gevolg: het inkomen op het platteland ligt laag, maar de informele sector
is omvangrijk → economische overbevolking.
● Het regeringsbeleid in Egypte is gericht op economische hervormingen en
infrastructuur: keuze voor globalisering met economische zones.
- Economische groei door buitenlandse investeringen en exportoriëntatie, maar
toerisme wordt geplaagd door terrorisme.
- De positie van China als handelspartner neemt toe → vrijhandelszones en
loonkostenvoordelen.
- Het afbouwen van subsidies in de zwakke economische bevolkingsgroepen leidt tot
verarming = voedingsbodem voor politieke spanningen.
● Tsjechië is een land in overgang:
- Het ligt landlocked, en heeft een sterke industrie en goede exportpositie.
- In het Oostblok heerst er een planeconomie die gereguleerd wordt door de staat.
- Economische zwaartepunten zijn het noordwesten en Praag.
- Na de val van het IJzeren Gordijn kwam er een succesvolle overgang naar
de vrijemarkteconomie → centrale ligging, industriële traditie en technisch
geschoolde arbeidskrachten.
● Na de privatisering van de socialistische staatsbedrijven zijn veel
buitenlandse investeringen gevestigd → lage loonkosten en toegang tot de
Europese markt trekken veel Duitse bedrijven (auto-industrie).
- Na 2014 stegen de lonen, daalde de werkloosheid en ging het bbp/inwoner omhoog,
maar nog steeds problemen in de lage arbeidsproductiviteit en jeugdwerkloosheid.
- China en Taiwan investeren vooral in de assemblage-industrie vanwege de nabije
afzetmarkt in Europa.
● De verhouding tussen centrum en periferie in Tsjechië:
3.1
● Er zijn verschillende indicatoren voor de economische ontwikkeling van regio´s:
- BBP/BRP per inwoner, uitgedrukt in koopkracht.
- VN-ontwikkelingsindex → welvaart, (bbp in koopkracht), scholingsniveau,
gezondheid (levensverwachting) en inkomen.
- Samenstelling van beroepsbevolking → het aandeel in de
beroepsbevolking is veelzeggend, maar uitkijken met de tertiaire sector in
ontwikkelingslanden.
- De arbeidsproductiviteit blijkt uit vergelijking van sectoren qua beroepsbevolking en
hun bijdrage aan het bbp.
● De verdeling van de beroepsbevolking van kernland Duitsland, perifeer land Egypte
en transitieland Tsjechië verschillen per primaire sector.
- De jaarlijkse overstromingen zorgen voor vruchtbaar land in Egypte.
- Het aandeel werkers in de landbouw daalt geleidelijk, wat zeer kenmerkend is voor
de landbouw: zeer arbeidsintensief, lage productiviteit per koopkracht, kleine
gemiddelde bedrijfsoppervlakte.
- Gevolg: het inkomen op het platteland ligt laag, maar de informele sector
is omvangrijk → economische overbevolking.
● Het regeringsbeleid in Egypte is gericht op economische hervormingen en
infrastructuur: keuze voor globalisering met economische zones.
- Economische groei door buitenlandse investeringen en exportoriëntatie, maar
toerisme wordt geplaagd door terrorisme.
- De positie van China als handelspartner neemt toe → vrijhandelszones en
loonkostenvoordelen.
- Het afbouwen van subsidies in de zwakke economische bevolkingsgroepen leidt tot
verarming = voedingsbodem voor politieke spanningen.
● Tsjechië is een land in overgang:
- Het ligt landlocked, en heeft een sterke industrie en goede exportpositie.
- In het Oostblok heerst er een planeconomie die gereguleerd wordt door de staat.
- Economische zwaartepunten zijn het noordwesten en Praag.
- Na de val van het IJzeren Gordijn kwam er een succesvolle overgang naar
de vrijemarkteconomie → centrale ligging, industriële traditie en technisch
geschoolde arbeidskrachten.
● Na de privatisering van de socialistische staatsbedrijven zijn veel
buitenlandse investeringen gevestigd → lage loonkosten en toegang tot de
Europese markt trekken veel Duitse bedrijven (auto-industrie).
- Na 2014 stegen de lonen, daalde de werkloosheid en ging het bbp/inwoner omhoog,
maar nog steeds problemen in de lage arbeidsproductiviteit en jeugdwerkloosheid.
- China en Taiwan investeren vooral in de assemblage-industrie vanwege de nabije
afzetmarkt in Europa.
● De verhouding tussen centrum en periferie in Tsjechië: