Deel I – het recht als een geheel van gedragsregels
Algemene rechtsleer + rechtsvinding = rechtstheorie
- AR = wat is recht, wat zijn de functies en wat zijn de doelen van
recht? Ontologische vraag die te maken heeft met zijnsleer
- Rechtsvinding = epistomoligsche vraag = uitleggingsproces,
interpretatie van rechtsregels, …
Recht is een geheel van gedragsregelen (regels die zeggen hoe dat we
ons moeten gedragen in de maatschappij)
- Bevel of verbod, van verschillende intensiteit
o Bevel: bv vrouw hulpverlenen in nood, alimentatie betalen aan
je kinderen (onderhoudsplichtig) -> dit rechtssubject moet iets
doen (bevel).
o Verbod = je mag niet door het rood licht rijden….
o Verschillende intensiteit: geldt niet altijd direct voor iedereen
(bv regels in het huwelijk gelden niet voor mensen die niet
getrouwd zijn, die rechten en verplichtingen gelden enkel voor
gehuwden).
- Dwingende of aanvullende regels
o Aanvullende regels: je kunt er perfect van afwijken
o Dwingende regels: je kunt er niet van afwijken
Met een institutioneel en begripsmatig kader = formulering,
toepassing en afdwinging van de gedragsregels -> voor de regels te
kunnen toepassen
De regels zijn opgelegd door de maatschappij -> via wetgevende
organen (bv gentse gemeenteraad, vlaams parlement…) -> regels komen
uit onzelf en we leggen die onzelf op aangezien we via verkiezingen onze
volksvertegenwoordigers kiezen.
Met als doel: de ordening van de maatschappij -> in een maatschappij
zonder rechtsregels zou er chaos ontstaan.
1
,Kwaliteit van deze ordening
1. Rechtszekerheid
- Minimumvereisten die zouden moeten vervuld zijn:
o Voorspelbaarheid (nemo censetur ignorare legem =
niemand wordt geacht de wet niet te kennen = iedereen wordt
geacht de wet te kennen -> grote hypocritie -> totaal
onmogelijk (problematisch))
o Vastheid
o Algemeenheid -> weinig details (in B niet het geval, nu zelfs
moeilijk om algemene principes te zien in bepaalde
rechtstakken) -> in het burgerlijk recht met de hercodificatie is
dit wel verbeterd, duidelijke structuur en terug die
algemeenheid/kapstokstructuur terug.
o Onderlinge consistentie -> is vaak zoek, men wijzigt iets maar
vergeet andere regelgeving die ermee te maken hebben mee
te wijzigen.
2. Rechtvaardigheid = is evolutief, maar met een harde kern van
immer te respecteren waarden.
o bv. In het familierecht 40 jaar geleden; huwelijk is hoeksteen
van de samenleving en kinderen moeten binnen het huwelijk
geboren worden. Bastaardkinderen moeten bijna geen rechten
genieten omdat we moeten vermijden dat deze geboren
worden. Dit stond letterlijk in de wet. Dit is nu voor ons nu
ondenkbaar -> evolutief.
o Bv oog om oog, tand om tand -> recht op leven wordt nu niet
meer in vraag gesteld
3. Doeltreffendheid = middelen aangepast aan de doelstellingen ->
groot probleem in België.
Rechtsregelen worden gehandhaafd door of krachtens het
maatschappelijk gezag
- Uitvoerende macht -> bv KB’s
- Rechterlijke macht -> subjectieve rechten die geschonden worden te
handhaven
Initiatief tot handhaving is verschillend in privaat- en publiekrecht.
- Privaatrecht: burger moet zelf initiatief nemen voor vordering
o Uitzondering: alimentatie dat niet betaald wordt kun je wel
beroep doen op de overheid
2
, - Publiekrecht: in handen van de overheid
Continentaal recht is dus: een geheel van gedragsregelen en ermee
samenhangende institutionele voorschriften uitgevaardigd en
gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met
het oog op een rechtzekere, rechtvaardige en doeltreffende
ordenening van de maatschappij.
Objectief recht = een geheel van rechtsregels dat op een bepaald
ogenblik in een bepaalde maatschappij bestaat.
Subjectief recht = rechten van rechtssubjecten. Bepaalde juridische
bekrachtigde aanspraken jegens personen/zaken die zij stellen om die
rechten te effectueren/ ze hebben bepaalde doelstellingen. Die
doelstellingen zijn allemaal anders.
Privaatrecht = horizontale verhouding tussen burgers onderling. Op voet
van gelijkheid.
Publiekrecht = rechtsverhouding tussen de overheden en de overheid en
de burgers. Verticale verhouding. Ongelijke voet
Materieel recht = inhoud
Formeel recht = handhaving van de inhoud (handhavingsrecht).
Bronnen van Belgisch privaatrecht (art 1.1 BW)
- Oud BW en BW
- Bijzondere wetten -> privaatrecht gecodificeerd buiten het BW
- Gewoonte = bestendig gebruik dat zijn bindende kracht ontleent aan
de algemene overtuiging
- Algemene rechtsbeginselen
3
, Vb vervaging onderscheidt privaat en publiekrecht. Nu is privaatrecht
vaker internationaal en europees geregeld via verordeningen en
richtlijnen, dus publiekrechtelijke elementen. Onze hedendaagse
rechtsorde is meergelaagd.
Rechtssubject = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten
meebrengt
- Natuurlijke personen
- Rechtspersonen
Rechtsfeiten = een feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt. Dit
gebeurt, statisch, overkomt u eigenlijk. Deze rechtsgevolgen zijn niet
gewild.
- Bv een bestuurder rijdt door een rood licht -> boete krijgen ->
gebeurt niet doelbewust met een boete te kunnen krijgen
- Bv je wordt geboren
Rechtshandeling = gaat uit van de mens (menselijke wilsverklaring) die
wordt afgelegd met de bedoeling rechtsgevolgen tot stand te brengen.
(Art 1.3, eerste lid BW). Je wilt bepaalde rechtsgevolgen
teweegbrengen.
- Bv een overeenkomst sluiten (materiële)
- Bv uitvoeren van een juridische procedure (proces)
Deel II - rechtssubjecten
(Juridische) persoonlijkheid = het geheel van rechten en plichten van
een rechtssubject.
- Staat vd persoon
- Bekwaamheid vd persoon
Staat van de persoon = het geheel van bepaalde hoedanigheden van
een persoon die zijn rechtspositie in de maatschappij en de familie
bepalen en hem onderscheiden van andere personen (art 6, §2 oud BW).
(Onderscheid mbt het bezit en de uitoefening van rechten)
4
Algemene rechtsleer + rechtsvinding = rechtstheorie
- AR = wat is recht, wat zijn de functies en wat zijn de doelen van
recht? Ontologische vraag die te maken heeft met zijnsleer
- Rechtsvinding = epistomoligsche vraag = uitleggingsproces,
interpretatie van rechtsregels, …
Recht is een geheel van gedragsregelen (regels die zeggen hoe dat we
ons moeten gedragen in de maatschappij)
- Bevel of verbod, van verschillende intensiteit
o Bevel: bv vrouw hulpverlenen in nood, alimentatie betalen aan
je kinderen (onderhoudsplichtig) -> dit rechtssubject moet iets
doen (bevel).
o Verbod = je mag niet door het rood licht rijden….
o Verschillende intensiteit: geldt niet altijd direct voor iedereen
(bv regels in het huwelijk gelden niet voor mensen die niet
getrouwd zijn, die rechten en verplichtingen gelden enkel voor
gehuwden).
- Dwingende of aanvullende regels
o Aanvullende regels: je kunt er perfect van afwijken
o Dwingende regels: je kunt er niet van afwijken
Met een institutioneel en begripsmatig kader = formulering,
toepassing en afdwinging van de gedragsregels -> voor de regels te
kunnen toepassen
De regels zijn opgelegd door de maatschappij -> via wetgevende
organen (bv gentse gemeenteraad, vlaams parlement…) -> regels komen
uit onzelf en we leggen die onzelf op aangezien we via verkiezingen onze
volksvertegenwoordigers kiezen.
Met als doel: de ordening van de maatschappij -> in een maatschappij
zonder rechtsregels zou er chaos ontstaan.
1
,Kwaliteit van deze ordening
1. Rechtszekerheid
- Minimumvereisten die zouden moeten vervuld zijn:
o Voorspelbaarheid (nemo censetur ignorare legem =
niemand wordt geacht de wet niet te kennen = iedereen wordt
geacht de wet te kennen -> grote hypocritie -> totaal
onmogelijk (problematisch))
o Vastheid
o Algemeenheid -> weinig details (in B niet het geval, nu zelfs
moeilijk om algemene principes te zien in bepaalde
rechtstakken) -> in het burgerlijk recht met de hercodificatie is
dit wel verbeterd, duidelijke structuur en terug die
algemeenheid/kapstokstructuur terug.
o Onderlinge consistentie -> is vaak zoek, men wijzigt iets maar
vergeet andere regelgeving die ermee te maken hebben mee
te wijzigen.
2. Rechtvaardigheid = is evolutief, maar met een harde kern van
immer te respecteren waarden.
o bv. In het familierecht 40 jaar geleden; huwelijk is hoeksteen
van de samenleving en kinderen moeten binnen het huwelijk
geboren worden. Bastaardkinderen moeten bijna geen rechten
genieten omdat we moeten vermijden dat deze geboren
worden. Dit stond letterlijk in de wet. Dit is nu voor ons nu
ondenkbaar -> evolutief.
o Bv oog om oog, tand om tand -> recht op leven wordt nu niet
meer in vraag gesteld
3. Doeltreffendheid = middelen aangepast aan de doelstellingen ->
groot probleem in België.
Rechtsregelen worden gehandhaafd door of krachtens het
maatschappelijk gezag
- Uitvoerende macht -> bv KB’s
- Rechterlijke macht -> subjectieve rechten die geschonden worden te
handhaven
Initiatief tot handhaving is verschillend in privaat- en publiekrecht.
- Privaatrecht: burger moet zelf initiatief nemen voor vordering
o Uitzondering: alimentatie dat niet betaald wordt kun je wel
beroep doen op de overheid
2
, - Publiekrecht: in handen van de overheid
Continentaal recht is dus: een geheel van gedragsregelen en ermee
samenhangende institutionele voorschriften uitgevaardigd en
gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met
het oog op een rechtzekere, rechtvaardige en doeltreffende
ordenening van de maatschappij.
Objectief recht = een geheel van rechtsregels dat op een bepaald
ogenblik in een bepaalde maatschappij bestaat.
Subjectief recht = rechten van rechtssubjecten. Bepaalde juridische
bekrachtigde aanspraken jegens personen/zaken die zij stellen om die
rechten te effectueren/ ze hebben bepaalde doelstellingen. Die
doelstellingen zijn allemaal anders.
Privaatrecht = horizontale verhouding tussen burgers onderling. Op voet
van gelijkheid.
Publiekrecht = rechtsverhouding tussen de overheden en de overheid en
de burgers. Verticale verhouding. Ongelijke voet
Materieel recht = inhoud
Formeel recht = handhaving van de inhoud (handhavingsrecht).
Bronnen van Belgisch privaatrecht (art 1.1 BW)
- Oud BW en BW
- Bijzondere wetten -> privaatrecht gecodificeerd buiten het BW
- Gewoonte = bestendig gebruik dat zijn bindende kracht ontleent aan
de algemene overtuiging
- Algemene rechtsbeginselen
3
, Vb vervaging onderscheidt privaat en publiekrecht. Nu is privaatrecht
vaker internationaal en europees geregeld via verordeningen en
richtlijnen, dus publiekrechtelijke elementen. Onze hedendaagse
rechtsorde is meergelaagd.
Rechtssubject = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten
meebrengt
- Natuurlijke personen
- Rechtspersonen
Rechtsfeiten = een feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt. Dit
gebeurt, statisch, overkomt u eigenlijk. Deze rechtsgevolgen zijn niet
gewild.
- Bv een bestuurder rijdt door een rood licht -> boete krijgen ->
gebeurt niet doelbewust met een boete te kunnen krijgen
- Bv je wordt geboren
Rechtshandeling = gaat uit van de mens (menselijke wilsverklaring) die
wordt afgelegd met de bedoeling rechtsgevolgen tot stand te brengen.
(Art 1.3, eerste lid BW). Je wilt bepaalde rechtsgevolgen
teweegbrengen.
- Bv een overeenkomst sluiten (materiële)
- Bv uitvoeren van een juridische procedure (proces)
Deel II - rechtssubjecten
(Juridische) persoonlijkheid = het geheel van rechten en plichten van
een rechtssubject.
- Staat vd persoon
- Bekwaamheid vd persoon
Staat van de persoon = het geheel van bepaalde hoedanigheden van
een persoon die zijn rechtspositie in de maatschappij en de familie
bepalen en hem onderscheiden van andere personen (art 6, §2 oud BW).
(Onderscheid mbt het bezit en de uitoefening van rechten)
4