2025-
2026
Kinderen in interactie
EBAKO AO
SHANNON SLEURS
Inhoud
Doelstellingen
Leerdoelen bij de inleiding
Kinderen in interactie syllabus samenvatting
Kleuterleerkracht het naslagwerk van kwaliteitsvol onderwijs samenvatting
Mindmap per hoofdstuk
,Doelstellingen
1. De principes van taalontwikkelend lesgeven toepassen en talensensibilisering
integreren
Taalontwikkelend lesgeven betekent dat de leraar voortdurend kansen creëert om taal te
leren en te gebruiken. Dit kan in alle momenten van de kleuterklas, niet enkel tijdens
taallessen. Bijvoorbeeld bij routines zoals fruit eten of jas aantrekken, kan de leerkracht
rijke taal aanbieden door woorden specifiek te benoemen, vragen te stellen en kinderen
te stimuleren hun ervaringen te verwoorden. Talensensibilisering houdt in dat je ook
aandacht hebt voor de thuistaal van kleuters en die koppelt aan het Nederlands,
bijvoorbeeld door een kind zijn woord voor “appel” in zijn thuistaal te laten zeggen en dit
te verbinden met het Nederlandse woord. Zo ervaren kleuters dat meerdere talen
waardevol zijn en worden ze gestimuleerd hun taalvaardigheid te vergroten.
2. Een authentieke, empathische en accepterende houding aannemen in relatie
met lerenden
Een leerkracht bouwt een sterke relatie op door zichzelf te tonen, oprecht interesse te
tonen en elk kind te accepteren zoals het is. Tijdens dialogisch lezen kan dit bijvoorbeeld
door geduldig te luisteren naar wat een kleuter zegt over een prent, ook als het antwoord
afwijkt van het verwachte verhaal. Door empathie te tonen en vragen te stellen zoals
“Waarom denk jij dat dat zo is?” voelt het kind zich gezien en erkend.
3. Vertrouwen in de mogelijkheden van elke lerende
Kleuters hebben uiteenlopende vaardigheden en tempo. Een leraar toont vertrouwen
door kinderen zelf keuzes en taken te laten uitvoeren, bijvoorbeeld bij het uitkiezen van
fruit of het openen van een doosje. In plaats van meteen te helpen, kan de leraar vragen:
“Wat probeer je te doen? Hoe kan ik je helpen?” Dit stimuleert zelfstandigheid en het
geloof in eigen kunnen.
4. Signalen van welbevinden en betrokkenheid opvangen en aangrijpen
Welbevinden en betrokkenheid zijn zichtbaar in lichaamstaal, mimiek en actieve
deelname. Een leerkracht kan zien dat een kleuter geïnteresseerd is in een prent tijdens
dialogisch lezen door de manier waarop hij wijst, bladert of vragen stelt. Deze signalen
worden gebruikt om gesprekken te verdiepen of extra taaluitdagingen aan te bieden,
waardoor de kleuter zich begrepen en gemotiveerd voelt.
1
,5. Het eigen gedrag en communicatiestijl afstemmen op de beginsituatie en talige
diversiteit
Kleuters hebben verschillende taalniveaus. De leerkracht past woordkeuze, zinsstructuur
en tempo aan en biedt waar nodig visuele ondersteuning of modelt taal (self talk/parallel
talk). Bijvoorbeeld: bij het aantrekken van jassen zegt de leerkracht stap voor stap “Doe je
mouwen erin” terwijl hij het voordoet en dit herhaalt voor kinderen die Nederlands nog
niet volledig beheersen.
6. Respect hebben voor en passend omgaan met de totale persoon van de lerende
(holistisch denken)
Een holistische aanpak houdt in dat je rekening houdt met het fysieke, mentale,
emotionele en sociale aspect van het kind. Bij routines merkt de leerkracht dat een
kleuter gefrustreerd raakt bij fruit snijden; in plaats van alleen instructies te geven, erkent
de leraar de emotie en biedt een aangepaste oplossing of extra taalsteun. Zo wordt het
kind als geheel gerespecteerd.
7. Bevorderen van individuele ontplooiing, mondigheid, zelfstandigheid, eigen
initiatief, verantwoordelijkheid, participatie en veerkracht
Taalontwikkelend lesgeven biedt veel mogelijkheden voor zelfstandigheid en initiatief.
Bijvoorbeeld bij dialogisch lezen vraagt de leerkracht: “Wat zie jij op deze prent? Wat zou
er nu gebeuren?” Kinderen leren keuzes maken, hun mening geven en problemen
oplossen, waardoor ze veerkracht en zelfvertrouwen ontwikkelen.
8. Stimuleren van holistisch denken
Holistisch denken betekent dat kleuters verbanden leren leggen tussen kennis,
ervaringen en taal. Tijdens dialogisch lezen kan de leerkracht vragen: “Herinner jij je dat
we vorige week appels bekeken hebben? Wat is hier hetzelfde of anders?” Zo verbinden
kinderen nieuwe en eerdere ervaringen en leren ze over oorzaak-gevolg, kenmerken van
voorwerpen of situaties.
2
, 9. Begeleiden van groepsprocessen voor een positief leef- en leerklimaat
De leerkracht stimuleert interactie tussen kleuters, beurtwisseling en respect voor elkaar.
Bij routines zoals handen wassen of fruit eten kunnen kleuters elkaar helpen, vertellen
wat ze doen of vragen stellen. Zo ontstaat een veilige, samenwerkende sfeer waarin elk
kind kan participeren.
10. Verbindend werken aan een warme relatie tussen lerenden
Een warme relatie tussen kinderen wordt gestimuleerd door begeleidende gesprekken en
samenwerking. De leerkracht moedigt kleuters aan om naar elkaar te luisteren en
interesse te tonen, bijvoorbeeld: “Wat eet jouw buur? Vind jij dat ook lekker?” Hierdoor
ontwikkelen kinderen sociale vaardigheden en empathie.
11. De diversiteit in de groep aanwenden om een open blik te stimuleren
Talige en culturele verschillen worden als leerkansen gebruikt. Als een kind een vrucht in
zijn thuistaal benoemt, kan dit leiden tot een gesprek waarin andere kinderen leren over
verschillende talen en ervaringen. Dit stimuleert openheid, respect en nieuwsgierigheid
bij alle kinderen.
3
2026
Kinderen in interactie
EBAKO AO
SHANNON SLEURS
Inhoud
Doelstellingen
Leerdoelen bij de inleiding
Kinderen in interactie syllabus samenvatting
Kleuterleerkracht het naslagwerk van kwaliteitsvol onderwijs samenvatting
Mindmap per hoofdstuk
,Doelstellingen
1. De principes van taalontwikkelend lesgeven toepassen en talensensibilisering
integreren
Taalontwikkelend lesgeven betekent dat de leraar voortdurend kansen creëert om taal te
leren en te gebruiken. Dit kan in alle momenten van de kleuterklas, niet enkel tijdens
taallessen. Bijvoorbeeld bij routines zoals fruit eten of jas aantrekken, kan de leerkracht
rijke taal aanbieden door woorden specifiek te benoemen, vragen te stellen en kinderen
te stimuleren hun ervaringen te verwoorden. Talensensibilisering houdt in dat je ook
aandacht hebt voor de thuistaal van kleuters en die koppelt aan het Nederlands,
bijvoorbeeld door een kind zijn woord voor “appel” in zijn thuistaal te laten zeggen en dit
te verbinden met het Nederlandse woord. Zo ervaren kleuters dat meerdere talen
waardevol zijn en worden ze gestimuleerd hun taalvaardigheid te vergroten.
2. Een authentieke, empathische en accepterende houding aannemen in relatie
met lerenden
Een leerkracht bouwt een sterke relatie op door zichzelf te tonen, oprecht interesse te
tonen en elk kind te accepteren zoals het is. Tijdens dialogisch lezen kan dit bijvoorbeeld
door geduldig te luisteren naar wat een kleuter zegt over een prent, ook als het antwoord
afwijkt van het verwachte verhaal. Door empathie te tonen en vragen te stellen zoals
“Waarom denk jij dat dat zo is?” voelt het kind zich gezien en erkend.
3. Vertrouwen in de mogelijkheden van elke lerende
Kleuters hebben uiteenlopende vaardigheden en tempo. Een leraar toont vertrouwen
door kinderen zelf keuzes en taken te laten uitvoeren, bijvoorbeeld bij het uitkiezen van
fruit of het openen van een doosje. In plaats van meteen te helpen, kan de leraar vragen:
“Wat probeer je te doen? Hoe kan ik je helpen?” Dit stimuleert zelfstandigheid en het
geloof in eigen kunnen.
4. Signalen van welbevinden en betrokkenheid opvangen en aangrijpen
Welbevinden en betrokkenheid zijn zichtbaar in lichaamstaal, mimiek en actieve
deelname. Een leerkracht kan zien dat een kleuter geïnteresseerd is in een prent tijdens
dialogisch lezen door de manier waarop hij wijst, bladert of vragen stelt. Deze signalen
worden gebruikt om gesprekken te verdiepen of extra taaluitdagingen aan te bieden,
waardoor de kleuter zich begrepen en gemotiveerd voelt.
1
,5. Het eigen gedrag en communicatiestijl afstemmen op de beginsituatie en talige
diversiteit
Kleuters hebben verschillende taalniveaus. De leerkracht past woordkeuze, zinsstructuur
en tempo aan en biedt waar nodig visuele ondersteuning of modelt taal (self talk/parallel
talk). Bijvoorbeeld: bij het aantrekken van jassen zegt de leerkracht stap voor stap “Doe je
mouwen erin” terwijl hij het voordoet en dit herhaalt voor kinderen die Nederlands nog
niet volledig beheersen.
6. Respect hebben voor en passend omgaan met de totale persoon van de lerende
(holistisch denken)
Een holistische aanpak houdt in dat je rekening houdt met het fysieke, mentale,
emotionele en sociale aspect van het kind. Bij routines merkt de leerkracht dat een
kleuter gefrustreerd raakt bij fruit snijden; in plaats van alleen instructies te geven, erkent
de leraar de emotie en biedt een aangepaste oplossing of extra taalsteun. Zo wordt het
kind als geheel gerespecteerd.
7. Bevorderen van individuele ontplooiing, mondigheid, zelfstandigheid, eigen
initiatief, verantwoordelijkheid, participatie en veerkracht
Taalontwikkelend lesgeven biedt veel mogelijkheden voor zelfstandigheid en initiatief.
Bijvoorbeeld bij dialogisch lezen vraagt de leerkracht: “Wat zie jij op deze prent? Wat zou
er nu gebeuren?” Kinderen leren keuzes maken, hun mening geven en problemen
oplossen, waardoor ze veerkracht en zelfvertrouwen ontwikkelen.
8. Stimuleren van holistisch denken
Holistisch denken betekent dat kleuters verbanden leren leggen tussen kennis,
ervaringen en taal. Tijdens dialogisch lezen kan de leerkracht vragen: “Herinner jij je dat
we vorige week appels bekeken hebben? Wat is hier hetzelfde of anders?” Zo verbinden
kinderen nieuwe en eerdere ervaringen en leren ze over oorzaak-gevolg, kenmerken van
voorwerpen of situaties.
2
, 9. Begeleiden van groepsprocessen voor een positief leef- en leerklimaat
De leerkracht stimuleert interactie tussen kleuters, beurtwisseling en respect voor elkaar.
Bij routines zoals handen wassen of fruit eten kunnen kleuters elkaar helpen, vertellen
wat ze doen of vragen stellen. Zo ontstaat een veilige, samenwerkende sfeer waarin elk
kind kan participeren.
10. Verbindend werken aan een warme relatie tussen lerenden
Een warme relatie tussen kinderen wordt gestimuleerd door begeleidende gesprekken en
samenwerking. De leerkracht moedigt kleuters aan om naar elkaar te luisteren en
interesse te tonen, bijvoorbeeld: “Wat eet jouw buur? Vind jij dat ook lekker?” Hierdoor
ontwikkelen kinderen sociale vaardigheden en empathie.
11. De diversiteit in de groep aanwenden om een open blik te stimuleren
Talige en culturele verschillen worden als leerkansen gebruikt. Als een kind een vrucht in
zijn thuistaal benoemt, kan dit leiden tot een gesprek waarin andere kinderen leren over
verschillende talen en ervaringen. Dit stimuleert openheid, respect en nieuwsgierigheid
bij alle kinderen.
3